ECLI:NL:TADRAMS:2016:150 Raad van Discipline Amsterdam 16--146/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:150
Datum uitspraak: 11-07-2016
Datum publicatie: 18-07-2016
Zaaknummer(s): 16--146/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Klacht deels onvoldoende feitelijk onderbouwd, deels niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 juli 2016

in de zaak 16-146/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 maart 2016 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 30 juli 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 18 februari 2016 (abusievelijk gedateerd 18 februari 2015) met kenmerk 4015-0634, door de raad ontvangen op 18 februari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 17 maart 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard.

1.4 Bij brief van 23 maart 2016, door de raad ontvangen op 25 maart 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, van het verzetschrift van klaagster van 23 maart 2016 alsmede van de brief met bijlagen van klaagster van 10 mei 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De voorzitter heeft de klachten ten onrechte deels niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake is van verjaring van de klachten. Klaagster verwijst naar haar brief van 21 januari 2013 aan verweerster, welke brief refereert aan feiten die ten grondslag liggen aan de klachten sub a) tot en met i). Deze brief dateert van ruimschoots binnen de termijn van drie jaar voorafgaande aan indiening van de onderhavige klacht.

3.2 Vanwege het feit dat klaagsters administratie met toestemming van de curator van klaagster uit de bergingen van de appartementen vernietigd werd, kan klaagster niet voldoen aan het verzoek om haar klachten voldoende te onderbouwen. Op grond daarvan verzoekt klaagster de raad om haar klachten gegrond te verklaren.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Het enkele feit dat klaagster haar klachten op 21 januari 2013, derhalve binnen de klachttermijn, in een brief aan verweerster heeft genoemd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, de klachten sub a) tot en met e) zien op een handelen of nalaten van verweerster in de periode voor juli 2012.

4.2 De omstandigheid dat klaagsters administratie– om wat voor reden dan ook – is vernietigd, laat onverlet dat een klacht – wil deze gegrond kunnen worden bevonden – voldoende feitelijke onderbouwing behoeft.

4.3 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klachten deels terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.4 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juli 2016. 

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 11 juli 2016

verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.