ECLI:NL:TACAKN:2016:110 Accountantskamer Zwolle 16/563 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:110
Datum uitspraak: 18-11-2016
Datum publicatie: 18-11-2016
Zaaknummer(s): 16/563 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Geschil tussen scheidende levenspartners/aandeelhouders in een besloten vennootschap. Betrokkene was accountant van de vennootschap en beide aandeelhouders en neemt een bemiddelende rol in bij de verkoop van de aandelen van de ene aan de andere ex-partner. De over te dragen aandelen zijn gewaardeerd volgens een ongebruikelijke waarderingsmethode. De Accountantskamer overweegt dat een openbaar accountant van een entiteit met twee of meer bestuurders/aandeelhouders die optreedt voor die entiteit én die bestuurders/aandeelhouders, op grond van de VGC voortdurend bedacht moet zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen vervat in (zowel) de VGC (als haar opvolgster de VGBA). In het bijzonder moet in dit verband gedacht worden aan het (dreigen te) ontstaan van belangenconflicten tussen de bestuurders/aandeelhouders en daarmee de kans op niet naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit als bedoeld in artikel A-100.4 onder b. van de VGC. Doen zich op enig moment bedreigingen voor het niet naleven van de fundamentele beginselen voor, dan treft de accountant (in de terminologie van artikel A-100.2 van de VGC) waarborgen die de bedreiging wegnemen of terugbrengen naar een aanvaardbaar niveau. De accountant legt een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis, de naar aanleiding daarvan getroffen waarborgen en zijn conclusie vast. In casu is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene onvoldoende waarborgen heeft getroffen om de bedreiging van zijn objectiviteit in de gegeven omstandigheden van het geval terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau, nu hij in die gegeven omstandigheden van het geval niet schriftelijk de voorwaarden heeft vastgelegd waaronder hij de werkzaamheden met betrekking tot de verbreking van de samenleving van partijen zou uitvoeren, en zo onduidelijkheid heeft laten ontstaan over zijn rol, hij voorts klaagsters niet heeft ingelicht over het ongebruikelijke karakter van de voorhanden liggende waarderingsmethode en daarbij klaagsters niet heeft geadviseerd ter zake van expliciet die waardering zich van deskundige bijstand te voorzien en voorts zich er niet van heeft vergewist dat klaagsters terzake de waardering van de aandelen daadwerkelijk deskundige bijstand hadden ingeschakeld. Berisping.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/563 Wtra AK van 18 november 2016 van

(1) X1 Holding B.V. ,

gevestigd te [plaats1],

(2) X2 ,

wonende te [plaats1],

K L A A G S T E R S ,

raadslieden: mr. H. Oomen en mr. M.J. Folkeringa,

t e g e n

Y RB ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. N.E.N. de Louwere.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 24 februari 2016 ingekomen klaagschrift van 23 februari 2016 met bijlagen;

-        het op 17 mei 2016 ingekomen verweerschrift van 13 mei 2016;

-        de op 2 september 2016 ingekomen bijlage van betrokkene.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 9 september 2016 waar zijn verschenen: klaagster (2) voor zichzelf en voor klaagster (1), bijgestaan door mr. H. Oomen en mr. M.J. Folkeringa (mede-raadsman) en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. N.E.N. de Louwere, advocaat te Waalre.

1.3       Klaagsters en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert [datum] als registeraccountant ingeschreven in het ledenregister van (thans) de NBA. Betrokkene is verbonden aan [A] Accountants en Belastingadviseurs te [plaats2].

2.2       Klaagster (2) is in 1995 in de vorm van een eenmanszaak een koeriersbedrijf gestart. Samen met [B] (hierna: [B]) heeft zij dit bedrijf voortgezet. Op enig moment zijn de ondernemingsactiviteiten in een besloten vennootschap ingebracht en zag de structuur er als volgt uit. Klaagster (2) is enig aandeelhoudster van klaagster (1), welke BV op haar beurt 40% van de aandelen van [C] B.V. (hierna: [C]) hield en 31% van [D] B.V. (hierna [D]). [B] is enig aandeelhouder van [B] Investments Holding B.V., welke BV op haar beurt 60% van de aandelen van [C] hield en 69% van [D].

2.3       Klaagster (2) heeft tot februari 2013 een affectieve relatie met [B] gehad met wie zij samenwoonde in een woning, die eigendom was van [B]. Uit voormelde relatie zijn twee kinderen geboren.

2.4       Betrokkene was vanaf 2004 de accountant van de onder 2.2 vermelde [D] en vanaf 2009 van [C], alsmede van klaagster (1) en [B] Investments Holding B.V., en van klaagster (2) en [B] in privé.

2.5       Begin 2013 kwam de affectieve relatie tussen klaagster (2) en [B] tot een einde. Beiden hebben naar aanleiding daarvan contact gezocht met betrokkene in verband met de gevolgen van voormelde scheiding, met name voor hun zakelijke relatie.

2.6       Betrokkene heeft op 1 maart 2013 met [B] en op 6 maart met klaagster (2) overleg gevoerd. Naar aanleiding daarvan heeft hij aan hen op 6 maart 2013 de volgende e-mail gestuurd:

“Beste [voornaam1] en [voornaam2],

Afgelopen vrijdag heb ik met [voornaam2] gesproken en vanmorgen met [voornaam1] om zodoende afspraken te maken n.a.v. het feit dat jullie besloten hebben uit elkaar te gaan. Conform afspraak ontvangen jullie hierbij een mail met een vastlegging van een aantal besproken punten en uitgangspunten. Het lijkt mij goed om deze of volgende week een afspraak te maken om onderstaande te bespreken en vervolgens de benodigde acties te gaan inzetten.

•        Belangrijk is het uitgangspunt dat het feit dat jullie uit elkaar gaan niet ten kosten mag gaan van de onderneming [C];

•        Uitgangspunt is co-ouderschap. Wel wordt hierbij de vraag gesteld door [voornaam1] of dit haalbaar is voor [voornaam2] gezien de omvang van de werkzaamheden bij [C]. Een goede omgangsregeling vormt een alternatief;

•        Afgesproken is dat beide ervoor zullen zorgen dat hun vermogen niet onderdeel zal vormen van enig toekomstig huwelijkse gemeenschap van goederen en altijd (uiteindelijk) ten goede komt aan de kinderen;

•        Goede afspraken zullen er moeten worden gemaakt over de kinderalimentatie;

•        Belangrijk is flexibiliteit in de samenwerking (als het niet gaat dan moet het kunnen stoppen), maar doelstelling blijft wel dat [voornaam1] niet van de één op de andere dag zonder inkomen komt te zitten;

•        De auto van [voornaam1] (Audi A6 op balans van [C]) gaat over naar privé. Daarna kan ze een km-vergoeding in rekening brengen (€ 0,19) voor de zakelijke kilometers;

•        [voornaam1] gaat een woning kopen en financiert dat d.m.v. een hypothecaire lening vanuit [X1] Holding B.V.

Mocht de aandelenverkoop (zie volgend punt) niet door gaan dan zal de hypothecaire lening deels door een bank moeten worden gerealiseerd. Uitgangspunt is echter dat [X1] Holding B.V. voorziet in de financiering;

•        [voornaam1] (via [X1] Holding B.V.) is bereid om de aandelen (40%) in [C] (inclusief [D] B.V.) tegen een bedrag van 300-350k te verkopen. [voornaam2] ([B] lnvestments Holding) is bereid dit bedrag ervoor te betalen;

•        [voornaam1] (via [X1] Holding B.V.) ontvangt tot het moment van aandelenoverdracht haar reguliere managementvergoeding;

•        Na aandelenoverdracht komt [voornaam1] in loondienst van [C] (functie gelijk aan de huidige, echter zonder de positie van statutair directeur) onder de volgende condities:

o   Netto inkomen (inclusief de kinderalimentatie) moet gelijk blijven aan het huidige netto loon;

o   Gevolg zal zijn dat het bruto salaris (in [X1] Holding) zal worden verlaagd, maar netto het inkomen gelijk blijft;

o   [voornaam1] zal wel onder de sociale verzekeringen en pensioenverzekeringen van [C] gaan vallen;

o   Per saldo zullen de kosten voor [C] afnemen;

o   In de arbeidsovereenkomst zal een wettelijke opzegtermijn worden opgenomen met een minimum van 2 of 3 maanden om zodoende enig ontslagbescherming te bieden. Daarbij komt uiteraard de reguliere kantonrechtersformule. Minimaal ontvangt [voornaam1] 3-4 maanden als zij wordt ontslagen om zodoende voldoende tijd te realiseren om een nieuwe baan te vinden. Let wel gedurende de opzegtermijn lopen de werkzaamheden gewoon door.

Ik hoor graag even wanneer het jullie schikt om dit door te nemen en vervolgens om te zetten in acties. Mochten jullie voorafgaand daaraan vragen c.q. opmerkingen hebben dan hoor ik het uiteraard graag.

NB. Verder zullen we in ieder geval de aangiftes inkomstenbelasting 2011 en 2012 zo snel mogelijk moeten doen, daar jullie in die jaren fiscaal partner waren en de aangiftes zo snel mogelijk geregeld moeten worden. 2011 in ieder geval daar het einde van de uitsteltermijn aanstaande is.

Ik hoor graag wanner het maken van een afspraak schikt.

Verder sterkte de komende periode!”.

2.7       Op 8 maart 2013 heeft er een bespreking plaatsgevonden ten kantore van [C], waaraan klaagster (2), [B] en betrokkene hebben deelgenomen.

2.8       Op 18 maart 2013 heeft betrokkene een conceptovereenkomst aan klaagster (2) en [B] gezonden. Daarin is opgenomen dat klaagster (1) haar aandelen [C] aan [B] Investments Holding B.V. zal overdragen tegen betaling van een bedrag van € 310.000.

2.9       Klaagster (2) heeft per e-mail van 19 maart 2013 een reactie op hierboven vermelde overeenkomst aan betrokkene gestuurd en daarin onder meer geschreven:

“Hoe is de berekening van het pand aan de [STRAAT] meegenomen in het bedrag van de aandelen?”.

2.10     Per e-mail van 19 maart 2013 heeft betrokkene aan klaagster (2) het antwoord gestuurd op hierboven vermelde vraag. Hij heeft onder meer geschreven:

“We hebben hier rekening mee gehouden. De boekwaarde is hoger dan de werkelijke waarde en formeel moeten we dus iets afwaarderen, maar gezien de omvang van het bedrag hebben wij dat niet gedaan.”.

2.11     Op 22 maart 2013 heeft er een bespreking plaatsgevonden met klaagster (2), [B] en betrokkene. Betrokkene heeft ’s middags klaagster (2) en [B] als volgt per e-mail geïnformeerd.

“O.a. over de mail zijn de diverse standpunten gewisseld. Het lijkt er nu op dat we er niet uitkomen doordat [voornaam2] maximaal 275k wil bieden en [voornaam1] vasthoudt aan de 310k. In het verlengde daarvan ligt de managementovereenkomst, maar volgens mij komen we daar wel uit. Nu dreigt dat we er uberhaupt niet uitkomen met als mogelijk gevolg dat:

•      [voornaam1] haar nieuwe woning extern (bancair) moet financieren, hetgeen ik gezien

de onzekerheid van haar inkomen bij [C] onverstandig vindt. In eerste instantie kan [voornaam2] [voornaam1] weliswaar niet ontslaan, maar dat betekent niet dat het inkomen verlaagd kan worden.

In tweede instantie kan [voornaam2] altijd de positie van [voornaam1] zeer sterk beperken. Eventuele consequenties voor het inkomen kunnen dan leiden tot problemen met de bank;

•      De aandeelhouders/directie van [C] mogelijk zakelijk tegen elkaar gaan

strijden. Dit heeft in ieder geval zeer nadelige gevolgen voor [C]. Steggelende aandeelhouders/directie werkt nooit. Jullie moeten nu niet de aandacht tegen elkaar richten, maar om de klanten (waar het bij [C] om gaat);

•      Vergeet daarbij ook niet dat strijd zeker niet ten gunste komt van de kinderen. Dat

is die 35k verschil niet waard!

Ik zeg niet dat er verkocht moet worden, maar we moeten wel een juiste basis vinden om zakelijk verder te gaan. Deze basis moet wel plaatsvinden op basis van overeenstemming en niet op basis van afdwingen.

Bij strijd krijg je ellende, zowel financieel, juridisch als emotioneel. De enige die hier baat bij hebben zijn juristen en adviseurs (persoonlijk zit ik daar helemaal niet op te wachten).

Ik zal trachten een voorstel te doen waar jullie je hopelijk in kunnen vinden. Beide zullen water bij de wijn moeten doen!:

•        [voornaam2] betaalt nu € 275k voor de aandelen. [voornaam1] heeft hiermee ruim voldoende om huis te kopen en in te richten;

•        Over 2013 krijgt [voornaam1] een earn out van 40% van de winst (na belasting) met een maximum van 25k. Hierbij geldt uiteraard o.a. een genormaliseerde managementvergoeding van [voornaam2]. Periode van earn out is overzichtelijk (nu nog 9 maanden...) en [voornaam2] krijgt iets meer comfort over de bijdrage van [voornaam1] aan de zaak;

•        Man.vergoeding 3k per maand en 3k bonus per kwartaal bij een winst voor belasting van 60k.

Ik hoor graag of jullie je hierin kunnen vinden. Onderling gaan strijden is het echt niet waard!”.

2.12     Op 22 maart 2013 heeft klaagster (2) een sms-bericht aan betrokkene gestuurd, waarin zij onder meer heeft geschreven:

“Dank je wel, weet ik ook wel… Maar ik laat me ook niet onder druk zetten… 310.000 is echt een goede prijs, dan mag hij blij zijn.. Ik heb zelf uiteraard ook geïnformeerd en laten voorlichten.. Die alimentatie is ook een lachertje, anders stop ik met werken en betaald hij het volle pond… ik ben nooit van plan geweest om hem het moeilijk te maken maar dan verwacht ik ook wat terug… We moeten allemaal door en dan moet je elkaar ook wat gunnen”.

2.13     In haar e-mail van 25 maart 2013 aan [B] en c.c. aan betrokkene, heeft klaagster (2) onder meer het volgende geschreven:

“Heren, zoals vanmorgen ook al besproken met [voornaam3] (Accountantskamer: betrokkene), krijg ik een beetje een rotgevoel van de wijzigingen in prijs en voorwaarden. Jullie weten wat we hebben besproken vrijdag. 310k en een managementvergoeding 3000 ipv 4000.

(…)

Als laatste, zoals ook al aangegeven, wacht ik nog op antwoord ivm “ second opinion ” die ik heb lopen.” Dit gaat om beslissingen voor de rest van mijn leven, dus lijkt mij dat verstandig.”.

2.14     Op 26 maart 2013 heeft klaagster (2) aan [B] en betrokkene onder meer het volgende gemaild:

“Zoals gisteravond met [voornaam2] besproken hanteren wij het voorstel van [voornaam3].

[voornaam2] betaalt nu € 275k voor de aandelen. [voornaam1] heeft hiermee ruim voldoende om huis te kopen en in te richten;

•        Over 2013 krijgt [voornaam1] een earn out van 40% van de winst (na belasting) met een maximum van 25k. Hierbij geldt uiteraard o.a. een genormaliseerde managementvergoeding van [voornaam2]. Periode van earn out is overzichtelijk (nu nog 9 maanden...) en [voornaam2] krijgt iets meer comfort over de bijdrage van [voornaam1] aan de zaak;

•        Man.vergoeding 3k per maand en 3k bonus per kwartaal bij een winst voor belasting van 60k.

(…)

Wat mij betreft is het aandelen verhaal en Managementvergoeding dan nu rond.”.

2.15     Per e-mail van 26 maart 2013 heeft betrokkene een aangepaste versie van de onder 2.8 vermelde overeenkomst aan klaagster (2) en [B] gezonden. Hij heeft daarbij onder meer geschreven:

“Ik stel voor dat jullie de overeenkomst doornemen en aangeven of jullie akkoord zijn danwel aangeven wat in jullie optiek nog moet worden aangepast. Uiteraard is het ook mogelijk dat we morgen afspreken (kan bij ons op kantoor en ik kom uiteraard ook graag jullie kant op). Voor een ieder is het nu van belang dat we spijkers met koppen slaan.

Na ondertekenen zullen de vervolgstap (vooral akte van levering van de aandelen) moeten worden gezet!”.

2.16     Op 26 maart 2013 heeft klaagster (2) het volgende Whats-app-bericht aan betrokkene gestuurd.

“Zal het dan uiteindelijk toch allemaal goed komen ? Pffffff, hoop het echt, was vandaag al een heel stuk beter op de zaak…nogmaals bedankt je moeite scheidsrechter;-)… Fijne avond”.

2.17     Bij notariële akte van 17 april 2013 heeft klaagster (1) de aandelen [C] en [D] aan [B] Investments Holding B.V. geleverd.

2.18     Op 1 juni 2016 heeft [rechtbank1] vonnis (de onder 1.1 vermelde op 2 september 2016 ingekomen bijlage van betrokkene) gewezen in de zaak van klaagsters tegen het kantoor van betrokkene, waarbij de rechtbank de vorderingen van klaagsters heeft afgewezen om voor recht te verklaren dat voormeld kantoor van betrokkene te kort is geschoten jegens klaagsters en dat het kantoor gehouden is de nog nader te bepalen schade te vergoeden.

2.19     Betrokkene heeft met betrekking tot zijn werkzaamheden inzake de echtscheiding en aandelenoverdracht een adviesdossier/logboek bijgehouden. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat hij gedurende de werkzaamheden hierin aantekeningen heeft gemaakt en dat hij aan de hand daarvan het logboek eind april 2013 heeft opgesteld. Betrokkene heeft hierin onder meer geschreven:

“Doelstelling van dit document is enerzijds de adviezen, gesprekken en overige onderwerpen vast te leggen (uiteraard tezamen met mails/brieven) en anderzijds om vast te leggen hoe ondergetekende, rekening houdend met de van toepassing zijnde gedrags en beroepsregels, heeft gehandeld.

(…)

Belangrijk aandachtspunt positie ondergetekende:

Gezien de ontwikkelingen tussen [voornaam2] en [voornaam1] zien we duidelijk een bedreiging voor mijn persoonlijke positie (objectiviteit). Beide hebben van mij reeds mondeling vernomen wat mijn rol is. Bemiddelaar en degene die het proces begeleid. Echter de belangen zijn uiteraard tegenstrijdig. Hoewel reeds mondeling is aangegeven moeten we dit nog schriftelijke vastleggen.

8 maart => nogmaals aangegeven wat mijn rol is. Beide hebben aangegeven dat zij mijn rol begrijpen. Blijkt ook uit feit dat [voornaam1] de aandelen aan een derde ([E]) zal aanbieden.

12 maart => [voornaam1] geeft aan (tijdens gesprek) en via app aan [voornaam2] dat zij alles laat checken door derden. Ook besproken dat een derde naar de waardering gaat kijken.

22 maart => bevestiging via SMS dat [voornaam1] waarde heeft laten checken en geeft aan zich bewust te zijn van lage prijs.

22-26 maart => diverse malen aangegeven door [voornaam1] dat een juridisch advies (second opinion) is gevraagd.

Hoewel schriftelijk niet is vastgelegd is m.i. voldaan aan het feit dat de ik (de accountant) moet vergewissen dat de klant begrijpt wat de opdrachtvoorwaarden zijn.”.

2.20     Betrokkene en onder meer klaagster (2) hebben de doorlopende opdrachtbevestiging 2012 van 30 juli 2012 ondertekend. Daarin is onder meer opgenomen:

“Geachte heer [B] en mevrouw [X2],

Hierbij bevestigen wij de aanvaarding van uw opdracht voor de navolgende werkzaamheden betreffende boekjaar 2012 voor [C] Worldwide Express B.V., [B] Investments Holding B.V., [X1] Holding B.V., [D] B.V. en [F] B.V.:

-        Het verlenen van administratieve diensten en/of ondersteuning;

-        Het samenstellen van de jaarrapportage;

-        Het vervaardigen van deponeringsstukken;

-        Het voeren van de salarisadministratie;

-        Het opstellen van de aangiften vennootschapsbelasting;

-        Het opstellen van de aangiften inkomstenbelasting;

-        Het verzorgen van de uitstelregeling, schattingen en controle van aanslagen en bezwaarschriften.

(…)

Overige werkzaamheden

De aard en omvang van eventuele overige (ad hoc) werkzaamheden zijn moeilijk van tevoren in te schatten. Voor deze werkzaamheden geldt dat wij deze aan u doorbelasten op basis van de daaraan bestede tijd en de voor de desbetreffende personen geldende uurtarieven. Wij kunnen u uiteraard wel voor aanvang van die specifieke werkzaamheden een indicatie geven van de door ons te maken kosten.”.

2.21     Betrokkene en onder meer klaagster (2) hebben de doorlopende opdrachtbevestiging periodieke werkzaamheden 2013 van 12 maart 2013 ondertekend. Daarin is onder meer opgenomen:

“Geachte heer [B] en mevrouw [X2],

Hierbij bevestigen wij u de aanvaarding van uw opdracht voor de door ons te verrichten periodieke werkzaamheden voor [C] Worldwide Express B.V., [D] B.V., [X1] Holding B.V., [B] Investments Holding BV. en [F] B.V.

Uw dienstenpakket bestaat uit de volgende onderdelen. Een toelichting op deze diensten is opgenomen in bijlage 1 bij deze brief.

Uw Basispakket:

[A] Online salarissen 2013 (…)

[A] Online portal

Jaarrekening 2012 (…)

Fiscale aangiften 2012 (…)

Pensioenregeling Directeur Groot Aandeelhouder (DGA) 2012

(…)

Wilt u nog meer?

Er kunnen in de loop van het jaar bijzondere zaken gaan spelen die niet vooraf te voorspellen zijn. In veel gevallen kan [A] u daarbij helpen. Mocht dit niet het geval zijn, dan kunnen wij u vertellen wie u zou kunnen benaderen voor het probleem. Neemt u daarom in deze gevallen altijd contact op met [Y]. Een uitgebreide beschrijving van al onze diensten vindt u terug op onze website [website]”.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagsters gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de door klaagsters ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagsters gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. betrokkene heeft de afspraken en de voorwaarden waaronder hij de werkzaamheden met betrekking tot de echtscheiding en de aandelenoverdracht heeft uitgevoerd niet schriftelijk vastgelegd in een opdrachtbevestiging;

b. betrokkene heeft niet onderkend dat er inzake de werkzaamheden in verband met de scheiding tussen [B] en klaagster (2) sprake was van tegenstrijdige belangen en heeft mede daardoor zijn rol als bemiddelaar niet juist uitgevoerd;

c. betrokkene heeft klaagsters onjuist geadviseerd met betrekking tot hun positie als minderheidsaandeelhoudster.

3.3       Wat door of namens klaagsters bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

vooreerst en vooraf

4.1       Met instemming van klaagsters is de op 2 september 2016 ingekomen bijlage van betrokkene alsnog tot de gedingstukken gerekend.

omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende 

4.2       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.3       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.4       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagsters is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken registeraccountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5       Om reden van proceseconomie zal de Accountantskamer de klachtonderdelen 3.2.a. en 3.2.b. gezamenlijk behandelen.

4.6       Inzake klachtonderdelen 3.2.a. en 3.2.b. hebben klaagsters aangevoerd dat zij met betrekking tot de werkzaamheden van betrokkene inzake de afwikkeling van de relatie van [B] en klaagster (2) geen afzonderlijke schriftelijke opdrachtbevestiging hebben ontvangen en dat daardoor voor hen onduidelijk is gebleven wat de rol van betrokkene was. Klaagsters zijn er naar hun mening daardoor ten onrechte van uitgegaan dat betrokkene voor hen als accountant optrad. Voorts voeren klaagsters aan dat betrokkene de tegenstrijdige belangen van de betrokken partijen onvoldoende heeft onderkend en onvoldoende waarborgen heeft getroffen om objectief te kunnen handelen. Tenslotte voeren klaagsters aan dat betrokkene hen met betrekking tot de aandelenwaardering niet heeft gewezen op de verschillende waarderingsmethoden.

4.7       Met betrekking tot klachtonderdeel 3.2.a heeft betrokkene aangevoerd dat zijn werkzaamheden inzake de afwikkeling van de relatie van [B] en klaagster (2) vallen onder de onder 2.20 en 2.21 vermelde opdrachtbevestigingen en dat derhalve de opdrachtbevestiging wel aanwezig is. Voorts heeft betrokkene aangevoerd dat zijn rol in dezen met partijen voldoende is doorgesproken en derhalve voldoende duidelijk was en tenslotte voert betrokkene aan dat hij de uitgangspunten voor zijn werkzaamheden nog in de e-mail van 6 maart 2013 (2.6) heeft vastgelegd. Wat betreft zijn rol voert betrokkene aan dat hij zich terdege bewust was van de complexiteit van de situatie en dat hij juist daarom een bemiddelende rol wilde spelen.

4.8       De Accountantskamer overweegt (zoals zij al eerder heeft gedaan) dat een openbaar accountant van een entiteit met twee of meer bestuurders/aandeelhouders die optreedt voor die entiteit én die bestuurders/aandeelhouders, op grond van de VGC voortdurend bedacht moet zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen vervat in (zowel) de VGC (als haar opvolgster de VGBA). In het bijzonder moet in dit verband gedacht worden aan het (dreigen te) ontstaan van belangenconflicten tussen de bestuurders/aandeelhouders en daarmee de kans op niet naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit als bedoeld in artikel A-100.4 onder b. van de VGC. Doen zich op enig moment bedreigingen voor het niet naleven van de fundamentele beginselen voor, dan treft de accountant (in de terminologie van artikel A-100.2 van de VGC) waarborgen die de bedreiging wegnemen of terugbrengen naar een aanvaardbaar niveau. De accountant legt een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis, de naar aanleiding daarvan getroffen waarborgen en zijn conclusie vast.

4.9       De Accountantskamer begrijpt dat betrokkene de onder 4.8 vermelde, door hem onderkende bedreigingen in het onder 2.19 vermelde logboek heeft willen vastleggen. Daargelaten het antwoord op de vraag of betrokkene daarin ook de getroffen waarborgen en zijn conclusie (in afdoende mate) heeft vastgelegd, is de Accountantskamer van oordeel dat de door betrokkene getroffen waarborgen in het onderhavige geval onvoldoende zijn geweest om die bedreigingen tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

4.10     De Accountantskamer is van oordeel dat, nog afgezien van het antwoord op de vraag of standaard 5500N van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NVCOS) in deze situatie van toepassing is, waarin schriftelijke opdrachtvastlegging is voorgeschreven, betrokkene in een situatie als de onderhavige als waarborg ter zake de prominent aanwezig zijnde bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit de door hem te verrichten werkzaamheden met betrekking tot de echtscheiding vooraf in een afzonderlijke opdrachtbevestiging had moeten vastleggen, waarin hij duidelijk had aangegeven wat zijn (voorgenomen) beperkte rol in dat proces was en welke werkzaamheden door een andere professional gedaan hadden moeten worden. Betrokkenes verweer dat de door hem uit te voeren werkzaamheden vielen onder het bereik van de onder 2.20 en 2.21 vermelde opdrachtbevestigingen faalt reeds omdat in dit geval sprake is van een (geheel) andere rol van de accountant met betrekking tot deze werkzaamheden. Betrokkenes verwijzing naar zijn e-mail van 6 maart 2013 (2.6) faalt naar het oordeel van de Accountantskamer eveneens omdat daarin slechts de afspraken tussen partijen zijn vastgelegd en niet die van betrokkene met partijen.

4.11     Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat hij de gekozen waarderingsmethode – op basis van het zichtbaar eigen vermogen – niet gebruikelijk vond voor een dergelijke aandelenwaardering. De Accountantskamer onderschrijft dit ongebruikelijke karakter in een geval als het onderhavige.

Dit klemt temeer nu blijkens de jaarrekening 2012 het resultaat na belastingen van [C] over 2012 circa € 324.000 bedroeg, zulks bij een eigen vermogen van € 940.000. Betrokkene heeft daarover ter zitting erkend dat tijdens de bespreking met partijen op 8 maart er al kwartaalcijfers 2012 beschikbaar waren en dat hij op 12 maart 2013 het jaarrapport 2012 heeft opgemaakt, zodat geconcludeerd moet worden dat hij ten tijde van de onderhandelingen tussen partijen van deze cijfers op de hoogte was. Dit had voor betrokkene des te meer aanleiding moeten zijn om te overwegen of het zichtbaar eigen vermogen in de gegeven omstandigheden een passende waarderingsmaatstaf was. De Accountantskamer gaat voorbij aan het verweer van betrokkene dat hij destijds zelf een berekening van de waarde van de aandelen heeft gemaakt, waarvan de beweerdelijke uitkomst niet in belangrijke mate afweek van de waarde die [B] voorstond. De Accountantskamer neemt daarbij in aanmerking dat, wat er overigens ook zij van deze berekening (die ook niet afzonderlijk aan partijen in rekening is gebracht), betrokkene deze niet heeft overgelegd en er in het onder 2.19 vermelde logboek ook geen aantekening is gemaakt inzake deze berekening of de conclusie die betrokkene hieruit afleidt, zoals het conceptueel raamwerk voorschrijft (4.8). Het bestaan van deze door betrokkene pas ter zitting naar voren gebrachte waarborg kan dan ook niet worden vastgesteld, noch kan deze naar inhoud beoordeeld worden.

De Accountantskamer is dan ook van oordeel dat van betrokkene, mede gezien voormelde beschikbare gegevens over resultaat en vermogen 2012, ook in de door hem aangegeven rol van bemiddelaar in het kader van het fundamentele beginsel van objectiviteit verwacht had mogen worden dat hij tijdens de bespreking tussen beide partijen expliciet had aangeven dat de gekozen waarderingsmaatstaf mogelijkerwijs tot een ongebruikelijk lage waardering aanleiding gaf en dat het ook dáárom goed zou zijn dat klaagsters zich zouden doen bijstaan door een waarderingsdeskundige. Vastgesteld moet worden dat betrokkene in ieder geval klaagsters niet heeft ingelicht over het ongebruikelijke karakter van de door partijen gekozen waarderingsmethode.

4.12 Betrokkene geeft aan dat hij ervan is uitgegaan dat klaagsters door een deskundig adviseur werden bijgestaan. Betrokkene steunde daarbij vooral op de uitlatingen van klaagster (2) over juridische en overige bijstand door derden. Hij heeft echter nimmer navraag gedaan door wie die bijstand werd verleend en waaruit deze bijstand daadwerkelijk bestond en nimmer enig stuk daarvan gezien. Zo heeft hij niet kunnen nagaan of de bijstand aan klaagsters door een professional werd verleend, hetgeen in de gegeven omstandigheden van het geval wel geboden was, nu klaagsters in een minderheidspositie verkeerden, klaagster (2) voor betrokkene kenbaar onder zware emotionele druk stond en zij voornemens was het aandelenpakket tegen een koopprijs te willen overdragen welke gebaseerd was op voormelde ongebruikelijke, tot een lage uitkomst leidende waarderingsgrondslag. Zo kon het gebeuren dat klaagster (2) weliswaar sprak over bijstand (2.12) en een ‘second opinion’ (2.13) maar dat dit achteraf bezien grootspraak bleek te zijn. Aldus betrof dit een waarborg die niet heeft gewerkt. Betrokkene heeft zich onvoldoende van de werking van deze voor hem belangrijke waarborg vergewist en daarmee is naar het oordeel van de Accountantskamer de door betrokkene getroffen waarborg in de gegeven omstandigheden van het geval onvoldoende geweest om de kenbare bedreiging tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

4.13     Gelet op het voorgaande komt de Accountantskamer tot de conclusie dat betrokkene onvoldoende waarborgen heeft getroffen om de bedreiging van zijn objectiviteit in de gegeven omstandigheden van het geval terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau , nu hij in die gegeven omstandigheden van het geval niet schriftelijk de voorwaarden heeft vastgelegd waaronder hij de werkzaamheden met betrekking tot de verbreking van de samenleving van [B] en klaagster (2) zou uitvoeren, en zo onduidelijkheid heeft laten ontstaan over zijn rol, hij voorts klaagsters (en [B]) niet heeft ingelicht over het ongebruikelijke karakter van de voorhanden liggende waarderingsmethode en daarbij klaagsters niet heeft geadviseerd ter zake van expliciet die waardering zich van deskundige bijstand te voorzien en voorts zich er niet van heeft vergewist dat klaagsters terzake de waardering van de aandelen daadwerkelijk deskundige bijstand hadden ingeschakeld. De klacht dient in de onderdelen 3.2.a. en 3.2.b. dan ook gegrond te worden verklaard.

4.14     Wat betreft klachtonderdeel 3.2.c. hebben klaagsters aangevoerd dat betrokkene hen onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd inzake het feit dat zij een minderheidsbelang aanhielden in de onderliggende werkmaatschappijen [C] en [D]. Klaagsters zijn van mening dat betrokkene de positie van minderheidsaandeelhouder te negatief heeft gekleurd.

4.15     Betrokkene heeft op dit punt aangevoerd dat hij klaagsters niet heeft voorgelicht over de specifieke voor- en nadelen als minderheidsaandeelhouder.

4.16     De Accountantskamer overweegt dat dit klachtonderdeel een illustratie is van de onvoldoende duidelijkheid die betrokkene aangaande zijn rol aan klaagsters had verstrekt, hetgeen heeft geleid tot uiteenlopende verwachtingspatronen bij klaagsters en betrokkene. Als zodanig mist dit klachtonderdeel zelfstandige betekenis. Voor zover dit onderdeel wel als een zelfstandige klacht moet worden aangemerkt, wijst de Accountantskamer erop dat klaagsters, vanaf het moment dat zij advies vroegen aan betrokkene in maart 2013, tegen hem hebben gezegd dat zij hun aandelen wilden verkopen en was de minderheidspositie van klaagsters daarbij een gegeven in plaats van een adviespunt. De Accountantskamer zal dit klachtonderdeel derhalve ongegrond verklaren.

4.17     Nu de klacht (gedeeltelijk) gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daaromtrent houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene zich bewust is geweest van zijn rol van accountant bij twee strijdende partijen, maar gelet op de bedreigingen daaruit voortkomende, onvoldoende waarborgen heeft getroffen, terwijl er grote financiële belangen aan de orde waren. Door het conceptueel raamwerk onvoldoende in acht te nemen, heeft betrokkene tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Anderzijds is meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

4.18      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht in de onderdelen 3.2.a. en 3.2.b. gegrond zoals hiervoor weergegeven;

·       verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van

- berisping;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·       verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagsters betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagsters vergoedt.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. E.F. Smeele (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade RA en H. Geerlofs AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2016.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.