ECLI:NL:TNORSHE:2015:19 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/26
ECLI: | ECLI:NL:TNORSHE:2015:19 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-10-2015 |
Datum publicatie: | 30-10-2015 |
Zaaknummer(s): | SHE/2015/26 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen notaris die het testament heeft verleden. Wils(on)bekwaamheid van testateur. Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening. Klacht ongegrond. |
Klachtnummer : SHE/2015/26
Datum uitspraak : 19 oktober 2015
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH
De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van
mevrouw […] (verder: klaagster), wonende te […],
tegen
notaris mr. […], (verder: notaris), gevestigd te […].
1. De procedure
1.1. Klaagster heeft een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze klacht is op 26 maart 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).
1.2. De notaris heeft op de klacht geantwoord.
1.3. De voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.4.
De kamer heeft de klacht behandeld op 20 juli 2015. Verschenen zijn klaagster en de
notaris. Zij hebben hun standpunten toegelicht.
2. De feiten
2.1.
Op 11 februari 2015 is mevrouw […] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster had
drie kinderen, te weten […] (hierna: oudste zoon), […] (hierna: jongste zoon) en klaagster.
Erflaatster heeft bij testament van 20 januari 2015 - onder meer en voor zover hier
van belang - klaagster onterfd en haar jongste zoon tot executeur-testamentair benoemd.
Dit testament is verleden voor de notaris.
3. De klacht en het verweer
3.1. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld.
Klaagster verwijt de notaris dat hij op 20 januari 2015 het testament van erflaatster heeft gepasseerd, terwijl erflaatster niet wilsbekwaam was c.q. door haar jongste zoon is beïnvloed. Klaagster (veronder)stelt dat de jongste zoon van erflaatster zo lang op erflaatster heeft ingepraat
dat zij klaagster heeft onterfd. Erflaatster heeft klaagster verteld dat zij bang was voor haar zonen en rust wilde. Erflaatster durfde klaagster alleen te bellen als haar zonen niet thuis waren. Klaagster heeft de huisarts van erflaatster en Veilig Thuis gebeld met melding van mogelijke mishandeling (fysiek en
psychisch). Ook Thuiszorg heeft klaagster laten weten dat erflaatster heel gespannen was en rust wilde. Erflaatster heeft klaagster voorts verteld dat haar jongste zoon met iets financieels bezig was en dat klaagster maar beter kon komen praten. Klaagster (veronder)stelt dat erflaatster bij de notaris deed alsof zij het begreep, maar dat zij dit waarschijnlijk niet daadwerkelijk begreep. Zij wijst er in dit verband op dat bij erflaatster al in 2007 een beginnende dementie is geconstateerd en dat erflaatster in 2013 opnieuw door GGzE is onderzocht. GGzE heeft de ziekte van Alzheimer gediagnosticeerd en daarbij - onder meer - opgemerkt dat erflaatster façade gedrag vertoonde. Klaagster legt ter onderbouwing het GGzE-verslag over. Daarnaast had erflaatster COPD. Klaagster begrijpt niet waarom zij is onterfd, omdat zij gewoon contact met erflaatster had.
3.2. De notaris voert hiertegen verweer en voert het volgende aan.
Eén van de zonen van erflaatster heeft telefonisch een afspraak gemaakt voor 20 januari 2015.
Daarbij heeft hij vermeld dat erflaatster van plan was om één van de kinderen te onterven.
De notaris heeft vervolgens in zijn agenda een aantekening gemaakt dat hij extra moest letten op mogelijke beïnvloeding van de kinderen. Erflaatster is met tenminste een zoon gekomen. De notaris kan zich niet meer herinneren of beide zoons waren meegekomen.
De notaris heeft erflaatster een half uur “onder vier ogen” gesproken. Het gesprek begon met een algemene kennismaking en een inventarisatie van de familiesituatie. Daarna heeft de notaris de vermogenssituatie geïnventariseerd. Erflaatster gaf, aldus de notaris, meerdere malen uitdrukkelijk aan dat zij klaagster wilde onterven. De notaris heeft gevraagd waarom erflaatster klaagster wilde onterven. Erflaatster heeft hierop medegedeeld dat de relatie met klaagster slecht was. De notaris heeft erflaatster een aantal malen uitdrukkelijk gewezen op de gevolgen van de onterving en heeft diverse malen aan erflaatster gevraagd of zij dat echt wilde. Ook heeft de notaris uitgelegd wat dit voor klaagster in juridische zin betekende. Erflaatster heeft op alle vragen duidelijk en helder geantwoord.
Erflaatster was weliswaar bejaard, maar maakte op de notaris absoluut niet de indruk dat zij niet wist wat zij wilde of dat zij onder druk van haar zoons zou staan. De notaris heeft dit ook uitdrukkelijk meerdere malen aan erflaatster gevraagd, omdat hij erg argwanend wordt als een kind meekomt en de ouder een ander kind wil onterven. Erflaatster heeft tijdens het gesprek aangegeven dat haar zoon haar had gebracht en dat zij het op prijs zou stellen om het testament direct af te werken, zodat zij dan niet nogmaals hoefde langs te komen. De notaris heeft hiermee ingestemd, omdat erflaatster op een heldere en duidelijke wijze reageerde en hij niet de indruk had dat zij niet wilde hetgeen zij kenbaar had gemaakt. De notaris heeft het testament diezelfde dag gepasseerd met een kleine pauze waarin de notaris het testament heeft opgesteld. Het testament is ook “onder vier ogen” gepasseerd. Erflaatster herhaalde toen haar wensen, aldus de notaris.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.
4.2. De kamer dient in deze procedure te beoordelen of de notaris ten tijde van het opstellen en het verlijden van het testament van erflaatster voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflaatster. Daarbij is niet de vraag aan de orde óf erflaatster ten tijde van het verlijden van het testament al dan niet voldoende wilsbekwaam was om haar belangen te kunnen behartigen. Die vraag dient niet in een tuchtrechtelijke, maar in een civielrechtelijke procedure beoordeeld te worden. Het ter zitting gedane verzoek het testament van 20 januari 2015 nietig te verklaren gaat dan ook het bestek van deze procedure te buiten.
De kamer overweegt dat uitgangspunt is dat een cliënt voor het tekenen van een notariële akte in staat moet zijn tot een redelijke waardering daarvan. Het Stappenplan biedt een toetsingskader aan notarissen die zich in voorkomende gevallen een oordeel moeten vormen over de wilsbekwaamheid van een cliënt. In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij kennis van het bestaan van een of meerdere indicatoren - geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, dan hoeft hij het Stappenplan niet verder te volgen. Van belang hierbij is onder meer de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Ook als achteraf uit een rapport van een deskundige valt af te leiden dat een cliënt op het moment van een bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval.
De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdens de voorbespreking en bij het passeren van de akte voldoende alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflaatster en dat hij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat bij erflaatster de ziekte van Alzheimer is gediagnosticeerd doet hieraan onvoldoende af. Mogelijk is sprake geweest van momentopnamen waarop erflaatster in ieder geval de indruk wekte compos mentis te zijn. De kamer acht het enkele feit dat erflaatster ten tijde van het passeren van het testament 85 jaar oud was onvoldoende voor het verder volgen van het Stappenplan. In het Stappenplan worden voorts als indicatoren genoemd:
- Indien het initiatief voor het verzoek tot dienstverlening van een ander dan de cliënt komt;
- Indien de tijdspanne tussen het verzoek tot het opmaken van het testament en het verlijden daarvan
zeer kort is zonder medische noodzaak.
Deze indicatoren spelen hier een rol, omdat één van de zonen van erflaatster de afspraak heeft gemaakt
en de voorbespreking en het passeren van het testament op dezelfde dag hebben plaatsgevonden.
Nu de notaris erflaatster zowel bij het voorgesprek als bij het passeren van het testament
“onder vier ogen” heeft gesproken en de notaris een goede verklaring heeft gegeven voor het feit dat deze voorbespreking en het passeren van het testament op dezelfde dag hebben plaatsgevonden,
kan het niet verder toepassen van het Stappenplan de notaris in de gegeven situatie
niet worden verweten. De kamer zal de klacht tegen de notaris ongegrond verklaren.
5. De beslissing
5.1. verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.G. Robers, rechterlijk lid, mr J.L.G.M. Mertens, notaris lid, mr. L.J.M. Teunissen, notaris, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belasting lid.
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2015 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet als secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.