ECLI:NL:TNORSHE:2015:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2014/56

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2015:1
Datum uitspraak: 16-03-2015
Datum publicatie: 26-03-2015
Zaaknummer(s): SHE/2014/56
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Notaris brengt als partijnotaris huisbezoek aan klager (op leeftijd) om hem te bevragen over het verloop van het saldo van de spaarrekening van erflaatster, voor wie klager jarenlang de administratie heeft gedaan. Vervolgens stelt de notaris een proces-verbaal akte op. Over het optreden als partijnotaris mag geen enkel misverstand bestaan. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet voldaan aan de op hem rustende extra zorgplicht die voortvloeide uit zijn, van de normale ambtsuitoefening afwijkende, hoedanigheid. Verder heeft de notaris zich bij het huisbezoek onaangekondigd laten vergezellen door de zoon van erflaatster. Naar het oordeel van de kamer had hij daarvoor vooraf toestemming moeten vragen aan klager en niet pas op de drempel van diens woning. Klager heeft de herhaalde vraagstelling door de notaris als intimiderend ervaren. Naar het oordeel van de kamer dient een notaris in dergelijke omstandigheden een grote mate van terughoudendheid en zorgvuldigheid te betrachten. Dat heeft de notaris onvoldoende gedaan. Klacht gegrond zonder oplegging van maatregel.

Klachtnummer    : SHE/2014/56

Datum uitspraak : 16 maart 2015

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

de heer [naam] (hierna: klager),

wonende te [adres], gemeente [woonplaats],

advocaat mr. R.M.H.H. Tuinstra uit Maastricht,

tegen

notaris de heer mr. [naam] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats],

advocaat mr. C.J. Soekra uit Amsterdam.

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 27 juni 2014 heeft de advocaat van klager een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze klacht is op 30 juni 2014 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna:

de kamer).

1.2.       De notaris heeft op de klacht geantwoord, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd.

1.3.       De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.

1.4.       Bij brief van 11 december 2014 heeft de advocaat van klager de kamer een kopie toegezonden van een proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor, gehouden op 7 oktober 2014 in de civiele procedure die door de beide zoons van de hierna te omschrijven erflaatster bij de rechtbank Limburg aanhangig is gemaakt tegen klager en zijn echtgenote. Een afschrift daarvan is per gelijke post toegezonden aan de advocaat van de notaris.

1.5.       De kamer heeft de klacht behandeld op 15 december 2014. Klager en de notaris zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Zij hebben hun standpunt over en weer toegelicht, mede aan de hand van pleitnota’s.

2.          De feiten

2.1.       Klager (geboren op [geboortedatum] 1934) is gehuwd met mevrouw [naam echtgenote]. Hij heeft jarenlang de administratie en financiën beheerd van de zuster van zijn echtgenote, mevrouw [naam schoonzuster] (hierna ook: erflaatster). Zij was op jonge leeftijd weduwe geworden en is op [overlijdensdatum] 2012 overleden.

2.2.       Medio augustus 2012 heeft de heer [naam], zoon van erflaatster (hierna: opdrachtgever), de notaris opdracht verstrekt om zijn belangen te behartigen bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. Hij heeft deze opdracht mede verstrekt in zijn hoedanigheid van zaakwaarnemer voor zijn gehandicapte broer de heer [naam broer]. Opdrachtgever is bewindvoerder over het vermogen van zijn broer.  

2.3.       Opdrachtgever heeft de notaris verteld dat hij onregelmatigheden had geconstateerd in de financiën van zijn moeder. Hij had vragen bij saldomutaties met betrekking tot haar rekening bij de [naam bank] in België (hierna: de spaarrekening). Opdrachtgever was in het bezit van een afschrift van de betreffende rekening, waaruit bleek dat het saldo in 2005, ten tijde van het opzeggen van de rekening, € 64.455,23 bedroeg. Ook heeft opdrachtgever de notaris gemeld dat hij, nadat erflaatster was verhuisd naar een verzorgingstehuis, in de brandkast in het voormalig ouderlijk huis een bedrag van afgerond € 10.000,00 had aangetroffen in een envelop. Gelet op de wikkels waarmee de bankbiljetten waren gebundeld, had opdrachtgever het vermoeden dat er eerder een bedrag van € 15.000,00 in de brandkast aanwezig was geweest.

2.4.       In verband met de bij opdrachtgever gerezen vragen heeft hij zelf telefonisch contact opgenomen met klager (zijn oom).

2.5.       Vervolgens heeft opdrachtgever de notaris gevraagd om voor en namens hem en zijn broer contact te leggen met klager om helderheid te krijgen over de gelden. In verband daarmee heeft de notaris op 8 januari 2013 telefonisch contact opgenomen met klager. Omdat klager op dat moment ziek in bed lag, heeft hij de echtgenote van klager gesproken. Hij heeft haar verteld dat hij klager wilde spreken omdat hij vragen had over de spaarrekening van erflaatster. De echtgenote en de notaris hebben een afspraak gemaakt voor een huisbezoek van de notaris op 10 januari 2013.  

2.6.       Op 10 januari 2013 heeft de notaris, samen met opdrachtgever, klager en zijn echtgenote thuis bezocht. Aan de hand van een door de notaris voorafgaand aan het gesprek opgestelde vragenlijst heeft hij klager diverse vragen gesteld over de gang van zaken rond de (opheffing van de) spaarrekening.

Klager heeft deze vragen beantwoord, waarna is afgesproken dat de notaris hem de volgende dag zou bellen om nadere afspraken te maken over het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst, betaling van een bedrag aan de nalatenschap en kwijting. 

2.7.       De volgende dag heeft de echtgenote van klaagster de notaris telefonisch bericht dat zij en klager niets meer wensten te verklaren. Op verzoek van de notaris heeft de dochter van klager, mevrouw [naam], vervolgens telefonisch contact opgenomen met de notaris. De notaris heeft telefonisch aan haar uiteengezet wat er de dag daarvoor was besproken. De dochter heeft tijdens dat telefoongesprek aan de notaris verteld wat er volgens haar na opheffing van de rekening met de gelden was gebeurd en zij heeft meegedeeld dat zij contact zou opnemen met haar ouders, haar broer en haar zuster en dat zij de notaris zou berichten over de uitkomst daarvan. Op 15 januari 2013 heeft zij de notaris bericht dat er geen schikking tot stand zou komen over betaling van enig bedrag aan de nalatenschap van erflaatster. 

2.8.       De notaris heeft op 15 januari 2013 een proces-verbaal akte opgesteld. In aanvulling daarop heeft hij op 27 februari 2013 een rectificatie proces-verbaal akte opgesteld. 

3.          De klacht

3.1.       Klager stelt dat de notaris zich, zonder voorafgaande schriftelijke toelichting, naar zijn woning heeft begeven en hem daar aan een verhoor heeft onderworpen. Ook verwijt klager de notaris dat hij vooraf niet heeft aangekondigd dat hij daarbij zou worden vergezeld door opdrachtgever en dat de notaris zich niet heeft gelegitimeerd/dat hij geen visitekaartje heeft afgegeven. Volgens klager heeft de notaris bovendien gehandeld in strijd met het bepaalde bij artikel 37 van de Wet op het notarisambt (Wna) door niet alleen zijn eigen handelen weer te geven in de proces-verbaal akte, maar daarin ook naar zijn eigen dossieraantekeningen te verwijzen. De akte is uitsluitend ondertekend door de notaris, terwijl deze meer bevat dan alleen maar een relaas van waarnemingen. Verder verwijt klager de notaris dat hij als het ware een dubbele pet heeft opgezet, door enerzijds op te treden als partijnotaris, maar zich anderzijds met de autoriteit van een notaris (pro-actief) op te stellen, waarbij hij heeft nagelaten klager te wijzen op het belang van juridische bijstand. Klager stelt dat de notaris zich daardoor als een (quasi) opsporingsambtenaar heeft gedragen en klager onder druk heeft gezet, hetgeen een notaris niet past. 

3.2.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De inhoud van dit verweer zal hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93, lid 1, Wna zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

4.2.       Vooropgesteld wordt dat een notaris het ambt in beginsel uitoefent in onafhankelijkheid, waarbij hij de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt (artikel 17 Wna). De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de notaris vormen kenmerkende waarden van het ambt. Deze zijn bepalend voor het beeld dat bij het grote publiek bestaat van “een notaris”.

4.3.       Een notaris kán echter ook als adviseur voor een bepaalde partij optreden. Indien een notaris naar buiten optreedt als partijadviseur, dient hij aan de belanghebbenden tijdig kenbaar te maken dat hij in die hoedanigheid optreedt (artikel 18, lid 1, Verordening beroeps- en gedragsregels 2011). In de toelichting bij deze bepaling wordt vermeld dat over die hoedanigheid geen enkel misverstand mag ontstaan. Aanbevolen wordt deze vooraf schriftelijk kenbaar te maken aan allen die een gerechtvaardigd belang hebben bij de wetenschap dat de notaris als partijadviseur optreedt.

De notaris is op dit punt dus belast met een extra zorgplicht. Daarbij dient een notaris zich te realiseren dat het optreden als partijnotaris in zijn praktijk van alledag afbreuk kan doen aan de herkenbaarheid van de eigenschappen waarvoor de notaris staat (verwezen wordt naar mr. J.C.H. Melis, De notariswet, Deventer, 2002, paragraaf 23.4).

4.4.       Vast staat dat de notaris in deze kwestie heeft gehandeld als partijadviseur van de zoon(s) van erflaatster. Verder staat vast dat de notaris klager vooraf niet schriftelijk heeft geïnformeerd over zijn hoedanigheid. De notaris heeft gesteld dat hij zowel tijdens het eerste telefoongesprek met de echtgenote van klager als bij de aanvang van het gesprek op 10 januari 2013 te kennen heeft gegeven dat hij als partijnotaris optrad. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de notaris verwezen naar de inhoud van de door hem opgestelde proces-verbaal akte van 15 januari 2013, waarbij hij over het begin van het gesprek op 10 januari 2013 onder meer heeft vermeld:

“Bij die gelegenheid zijn vooraf de inleidende opmerkingen gemaakt waarvan blijkt uit de aan deze akte te hechten dossieraantekening.”

In deze getypte dossieraantekening, die voorafgaand aan het gesprek is gemaakt ter voorbereiding daarvan, staat vermeld:

Inleiding vraaggesprek

1.        positie duidelijk weergeven: partijnotaris voor [naam zoon] en [naam broer]

2.        daarnaast eigen verantwoordelijkheid notaris benadrukken met betrekking tot het aantreffen van contanten, mede in verband met mogelijkerwijs door mij in te dienen aangifte erfbelasting.

3.        aangeven dat niemand verplicht is tot beantwoording van de te stellen vragen.

4.        duidelijk aangeven, dat daar waar geantwoord wordt, dit mogelijkerwijs door mij wordt gebruikt en dat die antwoorden derhalve niet krachtens algemeen gangbare regel behoort tot geheimhouding, aangezien ik als part(ij)notaris optreed.

5.        Vermelding dat ik mogelijkerwijs van de beantwoording van een of meer vragen een proces-verbaal-akte zal opmaken met daarin al dan niet met opnemen van een eventueel plaatsgevonden eedsaflegging.”   

4.5.       De notaris stelt dat hij de genoemde onderwerpen, waaronder zijn positie, met klager heeft besproken. Klager betwist dit, althans hij betwist dat het voor hem duidelijk is geworden wat onder een partijnotaris moet worden verstaan.

4.6.       Naar het oordeel van de kamer mocht de notaris er niet zonder meer vanuit gaan dat de echtgenote klager na het eerste telefoongesprek zou en adequaat kon informeren over de (juridische) gevolgen van zijn optreden als partijnotaris. Bij gebrek aan vooraf verstrekte schriftelijke informatie lag het dus op de weg van de notaris om klager aan het begin van het gesprek op 10 januari 2013 duidelijk te maken dat hij als partijnotaris optrad. Uitgaande van de voorbereiding van de notaris van het gesprek gaat de kamer er veronderstellenderwijs vanuit dat de notaris klager inderdaad heeft meegedeeld dat hij als partijnotaris optrad. Gezien de wijze waarop het gesprek tot stand is gekomen en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, is de kamer echter van oordeel dat de notaris niet heeft voldaan aan de op hem rustende extra zorgplicht die voortvloeide uit zijn, van de normale ambtsuitoefening afwijkende, hoedanigheid. Daarbij heeft de kamer de volgende omstandigheden in aanmerking genomen. Klager en de notaris kenden elkaar niet en de notaris heeft klager zonder voorafgaande schriftelijke uitleg telefonisch benaderd. Na het maken van de afspraak met de echtgenote van klager is hij twee dagen later naar de woning van klager gegaan. Daarbij heeft hij zich, zonder klager daarover vooraf schriftelijk of mondeling te informeren, laten vergezellen door zijn opdrachtgever. Klager was geen professionele partij maar een particulier op leeftijd (hij was destijds 78 jaar oud en zijn echtgenote twee jaar ouder) voor wie een huisbezoek van een notaris geen alledaagse aangelegenheid is. Het was niet klager zelf die het initiatief tot het gesprek had genomen.

Bovendien had de notaris aan de echtgenote verteld dat hij over de spaarrekening van erflaatster wilde spreken en heeft klager waarschijnlijk aangenomen dat hij verantwoording zou moeten afleggen over de wijze waarop hij de gelden van erflaatster had beheerd. Daarvan uitgaande kan niet worden uitgesloten dat de onaangekondigde verschijning van de zoon van erflaatster, met wie al jarenlang geen contact meer bestond, door klager als onplezierig is ervaren. Gegeven deze “entourage” heeft de notaris zich er naar het oordeel van de kamer onvoldoende van vergewist of klager, die twee dagen eerder nog ziek in bed lag, zich goed realiseerde wat de juridische gevolgen zouden kunnen zijn van de informatie die hij aan de notaris zou verstrekken.

4.7.       Het had de voorkeur verdiend indien de notaris klager schriftelijk had uitgenodigd voor een bespreking op zijn kantoor, waarbij hij zijn rol als partijnotaris duidelijk zou hebben uiteengezet en eveneens duidelijk zou hebben omschreven wat de aanleiding vormde voor de uitnodiging. Klager had zich daar dan over kunnen beraden en desgewenst advies kunnen inwinnen. Door zijn handelwijze heeft de notaris klager die mogelijkheid ontnomen.

4.8.       Bovendien had het naar het oordeel van de kamer op de weg van de notaris gelegen voorafgaand aan het gesprek - en niet pas op de drempel van de woning van klager - aan klager te vragen of deze ermee instemde dat opdrachtgever bij het gesprek aanwezig zou zijn. Verder had het aanbeveling verdiend als de notaris duidelijk had gemaakt met wie klager van doen had, bijvoorbeeld door afgifte van een visitekaartje.

4.9.       Klager stelt verder dat hij de herhaalde vraagstelling door de notaris als intimiderend heeft ervaren. De notaris heeft betwist dat sprake is geweest van een repeterende vraagstelling met een indringend karakter. De zoon van erflaatster, in wiens opdracht de notaris optrad, heeft in de civiele procedure echter onder ede verklaard dat de notaris klager bij herhaling heeft gevraagd om uitleg over het verschil tussen het eindsaldo van de spaarrekening en het in de brandkast aangetroffen bedrag. Blijkens het proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor heeft hij onder meer verklaard:

“Er viel toen een lange en ongemakkelijke stilte. Mijn oom en ook mijn tante zeiden toen dat ze dat bedrag van € 49.445,23 niet herkenden. De notaris confronteerde ze echter opnieuw en zei: “Maar het staat hier toch?”. Mijn oom begon te bibberen, maar mijn oom en tante herhaalden dat ze het bedrag niet herkenden. Zo ging dat een tijdje door waarbij de notaris, overigens op vriendelijke wijze, maar bleef vragen hoe dat nou toch kon en of mijn oom dat bedrag kon verklaren.”

4.10.     Naar het oordeel van de kamer dient een notaris in de hiervoor omschreven omstandigheden een grote mate van terughoudendheid en zorgvuldigheid te betrachten. Gezien de inhoud van de verklaring van opdrachtgever omtrent de wijze van vraagstelling, die op dat punt een bevestiging vormt van de verklaringen die klager en zijn echtgenote daarover hebben afgelegd, moet de kamer concluderen dat de notaris onvoldoende terughoudendheid heeft betracht.

4.11.     Gelet op het vorenstaande is de kamer dan ook van oordeel dat de klacht gegrond is. De kamer ziet echter geen aanleiding om aan de notaris een maatregel op te leggen, waarbij de kamer mede in aanmerking neemt dat niet is gebleken dat de notaris eerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.          De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.G. Robers, rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notarislid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, en mr. J.J.G.M. Kuijpers, belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2015 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.E.L.A.M. de Groot-Hofstad, juridisch secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.