ECLI:NL:TNORDHA:2015:35 Kamer voor het notariaat Den Haag 15-29

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2015:35
Datum uitspraak: 14-10-2015
Datum publicatie: 30-10-2015
Zaaknummer(s): 15-29
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat hij geen akte van verdeling opstelt.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 14 oktober 2015 inzake de klacht onder nummer 15-29 van:

[klager],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

· de klacht, met bijlagen, ingekomen op 7 mei 2015,

· aanvulling op de klacht, ingekomen op 20 mei 2015,

· het antwoord van notaris, met bijlagen.

Op 26 juni 2015 heeft ten kantore van de voorzitter een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de notaris. Aangezien het gesprek niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd is de behandeling van de klacht door de voorzitter doorverwezen naar de volle Kamer.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2015. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de pleitaantekeningen van klager en de notaris gehecht.

De feiten

Op 21 februari 2001 is de vader van klager, de heer [A] (hierna te noemen: erflater), overleden. Erflater was ten tijde van zijn overlijden in gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [B] (hierna te noemen: moeder). Samen hadden zij twee kinderen, te weten de zuster van klager en klager. Op 5 november 1991 heeft erflater een testament gemaakt voor mr. [C], notaris te [vestigingsplaats]. In het testament is bepaald dat indien moeder de vrije beschikking zou verliezen over haar vermogen de aan de erfgenamen (klager en zijn zuster, Kamer) schuldig erkende bedragen (erfdelen) opeisbaar zouden worden. Ten tijde van het overlijden van erflater waren erflater en moeder gezamenlijk eigenaar van een woning aan de [adres en woonplaats]

Op de woning rustte een hypotheek. Daarnaast was er spaargeld en inboedel.

In een brief van 4 september 2001 aan klager, zijn zuster en moeder heeft de notaris de erfgenamen erop gewezen dat zij, wegens de aanwezigheid van een woning, een notariële akte van verdeling op moesten stellen. Vanwege de kosten hebben de erfgenamen de notaris daar geen opdracht voor gegeven.

In 2005 is de woning verkocht.

In het voorjaar van 2013 ging moeder dementeren.

Bij brief van 18 september 2013 heeft de notaris klager er nogmaals op gewezen dat er verdeeld moest worden omdat na onderbewindstelling van moeder had een verdeling de toestemming van de kantonrechter nodig. Met klager is toen afgesproken dat de notaris een cijfermatig overzicht zou maken voor de verdeling.

De notaris heeft zo’n overzicht begin 2014 opgesteld en aan klager en zijn zuster toegezonden. In november 2013 bericht klager de notaris dat moeder vanwege dementie in een kleinschalige verpleeginrichting is opgenomen genaamd de [Z] in [plaatsnaam].

Begin 2014 is door de zuster van klager een verzoek ingediend tot onderbewindstelling van moeder.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager verwijt de notaris dat hij geen akte van verdeling opstelt. Klager had de gelden uit de erfenis goed kunnen gebruiken om de hypothecaire geldlening op zijn eigen woning af te lossen. Doordat de notaris de akte van verdeling niet heeft opgesteld en de fiscale regeling niet meer van toepassing is, heeft klager financieel nadeel geleden. Tijdens het gesprek met de voorzitter is gebleken dat de notaris geen akte van verdeling op heeft gesteld, omdat de zuster van klager vond dat er voldoende gelden op de rekening van moeder moesten blijven staan om de [Z] te betalen. Klager acht dat geen geldige reden. De notaris heeft zich daarbij partijdig opgesteld en heeft bovendien de laatste wil van erflater niet gerespecteerd.

De notaris heeft – voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. De notaris heeft meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk klager erop gewezen dat er verdeeld moest worden. Nadat de woning in 2005 verkocht was, hadden de erfgenamen zonder tussenkomst van de notaris kunnen verdelen. Dit hebben zij nagelaten. Het is bij het opstellen van een cijfermatig overzicht gebleven, aangezien klager en zijn zuster onenigheid kregen over hoeveel er uitbetaald moest worden. Op 3 maart 2014 heeft de notaris klager gemaild met de mededeling dat hij zijn werkzaamheden beëindigde. De opdracht was klaar. Klager bedankte de notaris vervolgens voor “de opmaking van de erfenis van mijn vader”. De declaratie is daarna door klager betaald. Daarna is de notaris benoemd tot bewindvoerder. Het is klager geweest die uiteindelijk zijn akkoord op de berekening van de erfdelen heeft ingetrokken, omdat hij en zijn zuster van mening verschilden over rentebedragen over de vaderlijke erfdelen en mogelijk (inbreng van) verstrekte schenkingen. Hij zou naar een andere notaris gaan. Tot op heden heeft de notaris niets vernomen. Klager is dus zelf de oorzaak van de vertraging. Zonder akkoord van alle erfgenamen kan er geen verdeling plaatsvinden.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

De Kamer overweegt het volgende. Vast is komen te staan dat in de e-mail van 25 februari 2014 de notaris aan klager bericht heeft dat de zuster van klager het eens was met de door de notaris opgestelde berekening van de erfdelen. Klager heeft niet weersproken dat de notaris hem vervolgens bij e-mail van 3 maart 2014 heeft bericht dat hij zijn werkzaamheden beëindigde (wegens onenigheid tussen de erfgenamen) en dat klager daarna de einddeclaratie heeft voldaan, zodat dit vaststaat. Gelet daarop is de Kamer van oordeel dat de notaris niet klachtwaardig, maar juist heeft gehandeld. Zijn werkzaamheden waren beëindigd, dus de verwijten van klager zijn niet terecht. De klacht is derhalve ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, O. van der Burg, F. Hoppel, P.H.B. Gorsira en R.B. van der Horst en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.