ECLI:NL:TNORARL:2015:96 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/164

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:96
Datum uitspraak: 04-06-2015
Datum publicatie: 16-11-2016
Zaaknummer(s): AL/2014/164
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Uit de Memorie van Toelichting op artikel 99 lid 1 Wna volgt dat de indiening van een klacht hetzij direct, hetzij indirect, verband dient te houden met het eigen belang van degene die de klacht indient. De kamer is van oordeel dat een dergelijk verband hier ontbreekt.   Klaagster, als nicht van haar tante en als haar mantelzorgster, komt op voor de belangen van haar tante. Klaagster is geen mentor en/of bewindvoerder over haar tante en is ook geen gevolmachtigde. Dit brengt mee dat klaagster hier niet namens haar tante voor de belangen van haar tante kan opkomen. Klaagster heeft toegelicht dat er een onderbewindstelling is aangevraagd. De mogelijk toekomstige positie van klaagster vormt echter geen grond haar thans in haar klacht te ontvangen. Klaagster niet-ontvankelijk.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2014/164

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],

wonende te […],

tegen

[…],

notaris te […].

Partijen worden verder aangeduid als klaagster en de notaris.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een e-mail met bijlagen van klaagster van 12 januari 2015;

-      de brief van de notaris van 4 februari 2015.

De klacht is behandeld ter zitting van 24 april 2015. Klaagster, vergezeld van haar echtgenoot en de notaris, vergezeld van een kantoorgenoot, zijn verschenen.

2. De feiten

De notaris is gevraagd een testament en een levenstestament op te maken voor mevrouw […], een tante van klaagster.

3. Het standpunt

3.1 Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door in opdracht van een vriendin van haar tante en de partner van deze vriendin een testament voor te bereiden en op te stellen voor haar tante. De notaris had eerst een deskundige in moeten schakelen om de wilsbekwaamheid van tante te onderzoeken. De notaris heeft zich bij het voorbereiden en opstellen van het testament laten beïnvloeden door een vriendin van tante en door de partner van deze vriendin, met wie hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden ook overlegd heeft. Klaagster vindt dit overleg onbetamelijk. Hetzelfde geldt naar de opvatting van klaagster voor het feit dat alle correspondentie van de notaris over deze kwestie in afschrift aan tante is gestuurd. Tante was hiervan nogal in de war. Uiteindelijk heeft de notaris tante en klaagster telefonisch laten weten dat tante het testament (nog) niet getekend had. Voor zover de notaris de hier bedoelde werkzaamheden bij tante in rekening zou hebben gebracht is dit volgens klaagster ongepast.

3.2 De notaris heeft de klacht van klager gemotiveerd betwist. Hij beroept zich op zijn ambtsgeheim en stelt zich op het standpunt dat klaagster niet in zijn klacht kan worden ontvangen dan wel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

3.3 De overige door klaagster en door de notaris ter onderbouwing van hun standpunt gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. De beoordeling

Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.  

Een klacht over het handelen of nalaten van een notaris in voormelde zin kan, zo blijkt uit artikel 99 lid 1 Wna “door een ieder met enig redelijk belang” bij de kamer voor het notariaat worden ingediend. De Memorie van Toelichting op artikel 99 lid 1 Wna (TK, vergaderjaar 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27) meldt daarover het volgende: “In de voorgestelde herziene tekst van het eerste lid wordt geëxpliciteerd dat de kring van degenen die een tuchtrechtelijke klacht kunnen indienen bestaat uit een ieder die enig redelijk belang heeft bij de indiening van een klacht. Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en –regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met het taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd; ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.”

Uit het voorgaande volgt dat de indiening van een klacht hetzij direct, hetzij indirect, verband dient te houden met het eigen belang van degene die de klacht indient.

De kamer is van oordeel dat een dergelijk verband hier ontbreekt.

Klaagster, als nicht van haar tante en als haar mantelzorgster, komt op voor de belangen van haar tante. Klaagster is echter geen mentor van en/of bewindvoerder over het vermogen van haar tante en is - voorafgaand dan wel ten tijde van de indiening van de klacht -  door haar tante ook niet gevolmachtigd. Dit brengt mee dat klaagster hier niet namens haar tante voor de belangen van haar tante kan opkomen. Klaagster heeft toegelicht dat er een onderbewindstelling is aangevraagd. De mogelijk toekomstige positie van klaagster vormt echter geen grond haar thans in haar klacht te ontvangen. Klaagster kan dan ook niet worden ontvangen in haar klacht. De kamer komt daarom ook niet toe aan inhoudelijke beoordeling van deze klacht.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.M.J. Peters, voorzitter,

mrs. D.T. Boks, A. Roesink-Kragt, E.J.M. Kerpen en E.J. Oostrik, in

tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op