ECLI:NL:TNORARL:2015:76 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/134

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:76
Datum uitspraak: 22-12-2015
Datum publicatie: 27-09-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/134
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De kamer is van oordeel dat de notaris met het doorgeleiden van de vragen en het doorverwijzen naar de executeurs, alsmede zijn bemiddeling waardoor één of meer gesprekken tot stand zijn gekomen, vanuit de juiste professionele houding meer dan voldoende heeft gereageerd op de vragen van klaagster.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/134

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[...], wonende te […],

hierna te noemen klaagster,

mede namens haar kinderen [ … ] en […], hierna te noemen klagers,

gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer, advocaat te Leeuwarden,

tegen

[…],

notaris te […],

hierna te noemen de notaris,

gemachtigde: mr. H. de Jong, advocaat te […].

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-      de klacht, met bijlagen, van 9 september 2015

-      het verweer, met bijlagen, van de notaris van 25 september 2015

-      de brief van klaagster, met bijlagen, van 20 november 2015

-      de brief van de notaris, met bijlagen, van 23 november 2015.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 4 december 2015 behandeld. Klaagster is in persoon verschenen tezamen met klager […] en haar gemachtigde. De notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Op 1 maart 2005 is [ A ] overleden, hierna te noemen erflater. Klaagster is erfgename in de nalatenschap. Klagers zijn legatarissen.

2.2 Op grond van het testament van erflater zijn tot executeurs in de nalatenschap benoemd [ B ] en [ C ].

2.3 De executeurs hebben ter zake van hun werkzaamheden adviezen gevraagd van de notaris. Ook heeft de notaris een verklaring van executele opgemaakt, zich ingeschreven als boedelnotaris en de aangifte erfbelasting opgesteld.

2.4 Bij brief van 7 juli 2006 is klaagster het door de executeurs opgestelde overzicht inzake de eindafwikkeling toegezonden.

2.5 Klaagster heeft de notaris bij brief van 12 december 2013 vragen gesteld over de eindafwikkeling. De notaris heeft geantwoord met een brief van 27 december 2013. Vervolgens heeft klaagster daarop gereageerd met een brief aan de notaris van 14 januari 2014. Na de briefwisseling volgde er een bespreking ten kantore van de notaris gevolgd op 20 januari 2014. Tijdens deze bespreking waren naast de notaris ook klaagster en haar raadsman aanwezig, alsmede beide executeurs met hun raadsman.

3. De standpunten

3.1 Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris niet correct heeft gehandeld. Klaagster heeft diverse vragen over de afwikkeling van de nalatenschap en zij verwijt de notaris dat hij herhaaldelijk heeft verzuimd antwoord te geven op over de nalatenschap gestelde vragen. Ook gaat de notaris, voor zover hij wel heeft gereageerd, volgens klaagster ten onrechte niet in op de vragen. Daarnaast heeft er op 20 januari 2014 een gesprek plaatsgevonden waar niet uit is gekomen dat de vragen van klaagster zijn beantwoord.

3.2. Klagers hebben geen afzonderlijke klachten geformuleerd.

3.3 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Voor zover de klacht ook is ingediend door of namens […] en […] is ter zitting verduidelijkt dat zij geen eigen of andere klacht hebben dan de klacht van hun moeder, klaagster, welke klacht zij volledig onderschrijven. Naar het oordeel van de kamer is daarmee echter onvoldoende zelfstandig belang bij de klacht gebleken, zodat de klacht van klagers […] en […] niet‑ontvankelijk zal worden verklaard.

4.3 Met betrekking tot het handelen van de notaris waar klaagster over klaagt constateert de kamer op basis van de door partijen overgelegde stukken dat klaagster vooral met de notaris in gesprek is gegaan over de door de executeurs in de nalatenschap gemaakte keuzes. Daarover is op 7 juli 2006 een brief met bijlage verzonden waar klaagster zich niet mee kan verenigen. Dat is tot op de dag van vandaag niet anders geworden en klaagster heeft daarover meerdere vragen aan de notaris gesteld. Het laatste contact in dat verband is het gesprek op 20 januari 2014 geweest.

4.4 Het door klaagster gestelde dat de notaris herhaaldelijk heeft verzuimd om te reageren op vragen ter zake van de nalatenschap [ A ] is naar het oordeel van de kamer door de notaris afdoende weerlegd. Door de notaris is onweersproken aangevoerd dat hij diverse telefoongesprekken met klaagster heeft gevoerd en de vragen van klaagster met de executeurs heeft besproken. Ook blijkt onder meer uit de door klaagster overgelegde e-mailberichten dat de vragen zijn doorgestuurd naar de executeurs en ook dat klaagster is verwezen naar die executeurs. In dit verband is door de notaris verduidelijkt dat het standpunt in de nalatenschap geen door hem ingenomen standpunt betreft, maar het standpunt van de executeurs waarmee klaagster zich niet kan verenigen. In die situatie is het niet aan de notaris om meer te doen dan doorgeven van vragen en informatie. Verder heeft hij getracht te bemiddelen in de gesprekken. De omstandigheid dat de notaris de aangifte erfbelasting heeft verzorgd en dat hij was geregistreerd als boedelnotaris brengt daar geen wijziging in. De notaris heeft hierover afdoende toegelicht dat hij vanwege het opstellen van een verklaring van executele zich als boedelnotaris diende te registreren. Anders dan klaagster stelt, bracht dat niet met zich dat de notaris de centrale persoon in deze nalatenschap werd waar alle verantwoording van kon worden gevraagd. Van opdrachten van de erven, waartoe ook klaagster behoort, die leiden tot de slotsom dat de notaris een andere positie had, is niet gebleken.

4.5 Het voorgaande leidt tot het oordeel van de kamer dat de notaris met het doorgeleiden van de vragen en het doorverwijzen naar de executeurs, alsmede zijn bemiddeling waardoor één of meer gesprekken tot stand zijn gekomen, vanuit de juiste professionele houding meer dan voldoende heeft gereageerd op de vragen van klaagster.

4.6 Voor zover klaagster heeft gesteld dat het gesprek van 20 januari 2014 nog steeds niet heeft opgeleverd dat haar vragen zijn beantwoord brengt dat geen wijziging in het voorgaande. Immers, de gemaakte keuzes vallen niet onder de verantwoordelijkheid van de notaris. De notaris heeft in dit verband terecht gewezen op het testament van erflater waarin, onder meer, de executeurs zijn aangewezen en de taken van de executeurs zijn genoemd, waaronder het beheer van de nalatenschap en het voldoen van de schulden van de nalatenschap. 

4.7 Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht van klaagster ongegrond verklaren.

4.8 Mitsdien wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart de klacht van klagers tegen de notaris niet-ontvankelijk;

-          verklaart de klacht van klaagster tegen de notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, voorzitter, mrs. D.T. Boks, J.T.J. Heijstek, K.H.H.J. Kuhlmann en H. Quispel, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

22 december 2015.

De secretaris,                                                            De voorzitter,