ECLI:NL:TNORARL:2015:73 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/19

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:73
Datum uitspraak: 07-07-2015
Datum publicatie: 22-09-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/19
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Vrijstelling schenkbelasting valt tegen. De (kandidaat-)notaris had zich voor wat betreft de inschatting van de verschuldigde schenkbelasting weliswaar voorzichtiger kunnen opstellen, maar dit vormt op zich zelf beschouwd onvoldoende grond voor een tuchtrechtelijk verwijt. De (kandidaat-)notaris heeft de zaak destijds beoordeeld aan de hand van de destijds beschikbare, gezaghebbende en – naar onweersproken is gesteld – gelijkgestemde bronnen. Feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de (kandidaat-)notaris destijds redelijkerwijs had kunnen voorzien dat de belastingdienst de zaak anders zou beoordelen, zijn niet gesteld en niet gebleken. De (kandidaat-)notaris heeft klager aanvankelijk te summier ingelicht over de tegenvallende schenkbelasting. Deze tekortkoming heeft de notaris nadien adequaat gecompenseerd door een uitgebreidere toelichting en een gesprek.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/19

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[A],

en [B],

wonende respectievelijk te […] en […],

tegen

[C],

kandidaat-notaris te […],

gemachtigde: mr. G. van Atten,

en mr. [D],

notaris te […],

gemachtigde: mr. G. van Atten.

Partijen worden verder aangeduid als klagers dan wel klager en klaagster enerzijds en notaris [C] dan wel notaris [D] danwel de (kandidaat-)notaris anderzijds.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      De brief van klaagster van 29 januari 2015;

-      de brief van de notaris van 13 maart 2015.

De klacht is behandeld ter zitting van 22 mei 2015. Klagers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mevrouw […]. De kandidaat-notaris en de notaris  zijn eveneens in persoon verschenen.

Omdat de klacht in haar geheel is gericht zowel tegen de kandidaat-notaris als tegen de notaris en ook het verweer en de beoordeling op dat punt geen onderscheid maken, worden de kandidaat-notaris en de notaris hier verder telkens tezamen aangeduid als de (kandidaat-)notaris. De gemachtigde van de (kandidaat-)notaris heeft een pleitnota overgelegd en dienovereenkomstig het woord gevoerd.

2. De feiten

2.1 Bij brieven van 24 mei 2011 heeft de (kandidaat-)notaris klagers geïnformeerd over het voornemen van de heer [E] om klagers een bedrag van € 50.000,= te schenken. De desbetreffende concept-schenkingsakte is daarbij aan klagers meegestuurd.

2.2 In de onder 2.1 bedoelde brief aan klager staat onder meer vermeld dat klager geen belasting verschuldigd is over het bedrag van de schenking indien het wordt besteed aan verbetering of onderhoud van de eigen woning.

2.3 In de onder 2.1 bedoelde brief aan klaagster staat onder meer vermeld dat klaagster, indien zij het bedrag van de schenking niet besteedt aan woningverbetering, zij aanspraak kan maken op een belastingvrijstelling van € 24.144,=, terwijl over het meerdere een belasting van 10% verschuldigd is.

2.4 Bij brief van 13 mei 2011 heeft de (kandidaat-)notaris klagers onder meer geïnformeerd over het bedrag van de schenkbelasting (respectievelijk nihil en € 2585,=) zoals deze waarschijnlijk zou gaan worden opgelegd.

2.5 In een per adres aan de moeder van klagers gestuurde brief van 13 mei 2014 heeft de (kandidaat-)notaris laten weten dat klagers niet gelijk gesteld worden met wettige kinderen van erflater en daarom van minder vrijstelling schenkbelasting profiteren dan aanvankelijk verwacht en zodoende meer belasting verschuldigd zijn (beiden een bedrag van € 14.523,=).

2.6 Bij brief van 31 juli 2014 heeft de (kandidaat-)notaris klagers een nadere toelichting gegeven op de achtergrond van de veronderstelling over de hoogte van de vrijstelling voor de schenkbelasting, alsmede op de uiteindelijke vaststelling daarvan. Daarbij is ook melding gemaakt van de correspondentie tussen de (kandidaat-)notaris en de belastingdienst over deze zaak.

2.7 Op 16 september 2014 is een en ander nader besproken in een gesprek tussen klagers en de (kandidaat-)notaris.

2.8 Bij brief van 10 oktober 2014 heeft de (kandidaat-)notaris laten weten begrip te hebben voor de moeite van klagers met de situatie, alsmede hen een tegemoetkoming aangeboden.

2.9 Bij brief van 28 november 2014 heeft de (kandidaat-)notaris de gang van zaken bij de vaststelling van de schenkbelasting (nogmaals) nader toegelicht.

3. Het standpunt

3.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de kandidaat(-notaris) onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van het testament van erflater en onvoldoende zorgvuldig heeft geadviseerd over de schenkingen van erflater aan klagers.

Gelet op het klaagschrift en de daarop ter zitting door klagers gegeven toelichting zijn de verschillende klachtonderdelen, met instemming van klagers, vastgesteld als hierna te melden.

Klachtonderdeel a)

Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris dat hij/zij klagers onjuiste, althans onvoldoende duidelijke voorlichting heeft gegeven over de hoogte van de verschuldigde schenkbelasting.

Klachtonderdeel b)

Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris dat hij/zij erflater niet heeft geadviseerd klagers voor het met de schenking gemoeide bedrag in het testament op te nemen, want dan zou geen schenkbelasting verschuldigd zijn geweest.

Klachtonderdeel c) 

Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris dat hij/zij bij brief van 13 mei 2014 mededeelt dat “het niet is gelukt” voor de schenkbelasting de oorspronkelijk verwachte - relatief hoge - vrijstelling te verkrijgen.

3.2 De (kandidaat-)notaris heeft de klachten van klagers gemotiveerd betwist en stelt zich op het standpunt dat klagers niet in hun klacht ontvangen kunnen worden dan wel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

3.3 De overige door klagers en door de (kandidaat-)notaris ter onderbouwing van hun standpunt gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1  Artikel 99 lid 15 van de Wet op het Notarisambt (Wna) bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.

4.2 De klacht betreft weliswaar een schenking uit 2011, echter klagers zijn eerst door de brief van 13 mei 2014 in kennis gesteld van het bedrag van de verschuldigde schenkbelasting en aldus op de hoogte geraakt van het feit dat dit bedrag substantieel hoger uitviel dan aanvankelijk meegedeeld.

De termijn voor indiening van de klacht is in dit geval daarom gaan lopen op laatstgenoemde datum. De klacht wordt aangemerkt als tijdig ingediend. Klagers kunnen in hun klacht worden ontvangen.

Inhoudelijk

4.3 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.4 Klachtonderdeel a)

Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris dat zij door de brieven van 24 mei 2011 en

11 februari 2013 onjuiste, althans onvoldoende duidelijke voorlichting verkregen over de hoogte van de verschuldigde schenkbelasting.

De (kandidaat-)notaris stelt zich op het standpunt dat hem/haar geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij/zij destijds in de veronderstelling verkeerde dat klagers gebruik konden maken van de verhoogde schenkvrijstelling.

Deze veronderstelling baseerde de (kandidaat-)notaris op de door de juridische databank “BRON” gegeven uitleg van de desbetreffende bepaling in de Successiewet in samenhang met het overgangsrecht.

Deze uitleg werd de (kandidaat-)notaris ook voorgehouden op een cursus. Naderhand is duidelijk geworden dat deze uitleg niet gevolgd wordt voor de vaststelling van de schenkbelasting.

Dit neemt echter volgens de (kandidaat-)notaris niet weg dat hij/zij de zaak destijds naar behoren heeft behandeld door af te gaan op (een) gezaghebbende bron(nen). Deze waren niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en er was geen sprake van tegenstrijdige opinies. Voor de toepassing van de verhoogde vrijstelling werden stiefkinderen gelijkgesteld aan eigen kinderen.

Toen dit uitgangspunt niet bleek te gelden voor de vaststelling van de schenkbelasting, heeft

de (kandidaat-)notaris dit medegedeeld in de brief aan klagers van 13 mei 2014. Nadien heeft de (kandidaat-)notaris klagers nader schriftelijk en mondeling over de gang van zaken geïnformeerd. De (kandidaat-)notaris vindt het weliswaar spijtig dat het - ondanks de zorgvuldige handelwijze van de (kandidaat-)notaris - zo gelopen is, maar van laakbaar handelen is volgens hem/haar geen sprake.

De kamer is van oordeel dat de (kandidaat-)notaris zich in de brieven van 24 mei 2011 en

11 februari 2013 voor wat betreft de inschatting van de te betalen schenkbelasting weliswaar voorzichtiger had kunnen opstellen, maar dit vormt op zich zelf beschouwd onvoldoende grond voor een tuchtrechtelijk verwijt. De (kandidaat-)notaris heeft de zaak destijds beoordeeld aan de hand van de op dat moment beschikbare, gezaghebbende en - naar onweersproken is gesteld - gelijkgestemde bronnen. Feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de (kandidaat-)notaris destijds redelijkerwijs had kunnen voorzien dat de belastingdienst de zaak anders zou beoordelen, zijn niet gesteld en niet gebleken. Wel is komen vast te staan dat de notaris middels brieven en een gesprek en een aanbod voor een tegemoetkoming geprobeerd heeft de - op zich zelf begrijpelijke - onvrede bij klagers weg te nemen.

Tegen de achtergrond van het voorgaande is de kamer van oordeel dat de klacht op dit onderdeel ongegrond moet worden verklaard.

Klachtonderdeel b)

Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris dat hij/zij erflater niet heeft geadviseerd klagers voor het met de schenking gemoeide bedrag in het testament op te nemen, want dan zou geen schenkbelasting verschuldigd zijn geweest.

Aan dit verwijt ligt de stelling ten grondslag dat erflater de notaris op dit punt om advies gevraagd zou hebben, althans de wens had en te kennen zou hebben gegeven om klagers eventueel – in plaats van hen te schenken - voor een hoger bedrag in zijn testament op te nemen.

Bij de beoordeling van de vraag of deze stelling en dit verwijt voldoende zijn onderbouwd betrekt de kamer het feit dat klagers ter zitting hebben verklaard dat zij niet aanwezig zijn  geweest bij het gesprek tussen erflater en de notaris over de schenking.

Naar de notaris onweersproken heeft gesteld, is het gesprek over de schenking apart gevoerd van het gesprek over het al eerder opgestelde testament. Na afloop van het gesprek over de schenking heeft erflater de notaris telefonisch laten weten dat hij ook aan zijn stiefkinderen (klagers) wilde schenken.

Tegen de achtergrond van deze gang van zaken en in het licht van het feit dat klager het van erflater te verkrijgen geld juist direct nodig had voor de (ver)bouw(ing) van zijn huis is het naar het oordeel van de kamer niet aannemelijk dat erflater dit geld in plaats van het te schenken op het moment waarop het nodig was, in zijn testament had willen opnemen en/of de notaris advies zou hebben gevraagd over deze kwestie.

Dit klachtonderdeel wordt daarom bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel c) 

Klagers verwijten de (kandidaat-)notaris dat hij/zij bij brief van 13 mei 2014 mededeelt dat “het niet is gelukt” voor de schenkbelasting de oorspronkelijk verwachte - relatief hoge - vrijstelling te verkrijgen.

De kamer begrijpt dat de brief van 13 mei 2014 voor klagers niet alleen een onaangename verrassing was, maar ook een te summiere toelichting gaf op de reden van de onverwacht hoger vastgestelde schenkbelasting, nadat de (kandidaat-)notaris in de brief van 24 mei 2011 zonder enig voorbehoud had gesteld dat de belasting veel lager of nihil zou zijn.

De kamer is met klagers eens dat de (kandidaat-)notaris klagers in de brief van 13 mei 2014  vollediger en zorgvuldiger uitleg had kunnen geven over de reden voor de onverwacht hoge schenkbelasting.

Deze tekortkoming heeft de (kandidaat-)notaris naar het oordeel van de kamer nadien adequaat en zorgvuldig opgelost door klagers bij brieven van 31 juli 2014, 10 oktober 2014

28 november 2014 nader te informeren en klagers uit te nodigen voor een gesprek op kantoor op 16 september 2014.

Een en ander brengt de kamer tot de conclusie dat ook op dit punt geen sprake is van klachtwaardig handelen van de (kandidaat-)notaris. De klacht moet daarom op dit onderdeel ongegrond verklaard worden.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht op alle onderdelen (a,b en c) ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, voorzitter van de kamer en

mrs. C.J.M. Hendriks, A.W. Drijver, J.T.J. Heijstek en H. Quispel en en door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar

op 7 juli 2015,

de secretaris                                                               de  voorzitter