ECLI:NL:TNORARL:2015:63 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/42

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:63
Datum uitspraak: 21-12-2015
Datum publicatie: 08-09-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/42
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Uit de het door klaagster gestelde en de wijze waarop zij de nalatenschap heeft aanvaard blijkt dat klaagster in ieder geval sedert de brief van de notaris van 4 november 2011 bekend was met het feit dat een zuiver aanvaarden van de nalatenschap met zich brengt dat zij de schulden diende te voldoen. Dat heeft tot gevolg dat de vervaltermijn van artikel 99 lid 15 Wna op dat moment een aanvang heeft genomen. De door klaagster genoemde omstandigheid dat zij weliswaar de schulden wilde voldoen, maar niet wist dat de zonen van erflater een vordering hadden of zouden kunnen hebben, brengt daar geen wijziging in.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/42

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],    

wonende te […],

tegen

mr. […],

notaris te […],

gemachtigde: mr. H.Q.N. Renon, advocaat te Assen.

Partijen worden hierna klaagster en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-      de klacht van 11 maart 2015

-      het verweer, met bijlagen, van de notaris van 27 april 2015

-      een brief van klaagster, met bijlagen, van 28 oktober 2015.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 13 november 2015 behandeld. Klaagster is in persoon verschenen. De notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met zijn  gemachtigde.

1.3 Op verzoek van de kamer heeft klaagster na de zitting een afschrift van een brief van 18 april 2012 overgelegd. Daarop is door de notaris gereageerd bij brief van 19 november 2015. Daarna heeft klaagster desgevraagd bij e-mail van 10 december 2015 een brief van 20 december 2011 overgelegd. 

2. De feiten

2.1 Klaagster woonde sedert juni 2006 samen met de heer [A] tot zijn overlijden op 26 augustus 2011. De heer [A] (hierna te noemen: erflater) was voordien getrouwd met mevrouw [B]. Dit huwelijk is door het overlijden van mevrouw [B] in 2003 geëindigd. Uit het huwelijk zijn twee zonen geboren, de heren […] en […].

2.2 In zijn testament heeft erflater zijn beide zonen onterfd en klaagster benoemd tot zijn enige en algehele erfgenaam.

2.3 Na het overlijden van erflater is klaagster op 6 oktober 2011 bij de notaris geweest voor een bespreking. Daarna heeft de notaris klaagster bij brief van 4 november 2011 een ‘toelichting verklaring van erfrecht’ toegezonden. In deze toelichting zijn onder meer de gevolgen uitgelegd van het zuiver aanvaarden van een nalatenschap. Daarna heeft klaagster de nalatenschap zuiver aanvaard. Op 13 december 2011 is door de notaris een verklaring van erfrecht afgegeven.

2.4 Bij brief van 20 december 2011 is aan klaagster door de toenmalige raadsman van de zonen van erflater kenbaar gemaakt dat zij in verband met de opengevallen nalatenschap in contact willen treden met klaagster. Met de brief van 18 april 2012 hebben de zonen van erflater kenbaar gemaakt dat zij aanspraak maken op de legitieme portie en op het erfdeel in de nalatenschap van hun moeder, mevrouw [B].

3. De standpunten

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij haar na het overlijden van erflater onvoldoende heeft geïnformeerd over het aanvaarden van de nalatenschap en de gevolgen van het testament. Klaagster wijst in dit verband op de vordering van de zonen van erflater die hun deel in de nalatenschap van moeder opeisen.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

4.2 In artikel 99 lid 15 Wna is echter bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. De kamer dient derhalve eerst te onderzoeken of de klacht binnen de vervaltermijn van drie jaren is ingediend.

4.3 Uit de het door klaagster gestelde en de wijze waarop zij de nalatenschap heeft aanvaard blijkt dat klaagster in ieder geval sedert de brief van de notaris van 4 november 2011 bekend was met het feit dat een zuiver aanvaarden van de nalatenschap met zich brengt dat zij de schulden diende te voldoen. Dat heeft tot gevolg dat de vervaltermijn van artikel 99 lid 15 Wna op dat moment een aanvang heeft genomen. De door klaagster genoemde omstandigheid dat zij weliswaar de schulden wilde voldoen, maar niet wist dat de zonen van erflater een vordering hadden of zouden kunnen hebben, brengt daar geen wijziging in. Ten overvloede merkt de kamer hierover op dat indien aangenomen moet worden dat klaagster in november 2011 nog niet op de hoogte kon zijn van deze vordering, zij daar in ieder geval mee bekend was of daar rekening mee diende te houden sedert de brief van de raadsman van de zonen van erflater van 20 december 2011.

4.4 Gelet op het voorgaande is de klacht van 11 maart 2015, zowel te rekenen vanaf 4 november 2011, alsook vanaf 20 december 2011, buiten de vervaltermijn van drie jaren ingediend. De klacht zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.5 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart de klacht tegen de notaris niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mrs. D.T. Boks, J.G.T.M. Castrop, K.H.H.J. Kuhlmann en V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

21 december 2015.

De secretaris,                                                            De voorzitter,