ECLI:NL:TNORARL:2015:62 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/87 AL/2015/88

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:62
Datum uitspraak: 14-10-2015
Datum publicatie: 08-09-2016
Zaaknummer(s):
  • AL/2015/87
  • AL/2015/88
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Notarisklerk [A] heeft weliswaar niet correct gehandeld, maar dat was niet in de functie van klerk in het kader van hem opgedragen werkzaamheden of ter voorbereiding van notariële werkzaamheden. [A] heeft aldus wel de hem als werknemer toegekende bevoegdheden gebruikt, maar hij heeft niet gehandeld in zijn hoedanigheid van klerk. Gelet op dit laatste is de kamer van oordeel dat de notarissen niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor dat handelen van [A].

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2015/87 en AL/2015/88

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],    

wonende te […], hierna te noemen klaagster sub 1,

en

[…],

wonende te […], hierna te noemen klaagster sub 2,

tegen

mr. […],

notaris te […], hierna te noemen de notaris sub 1,

gemachtigde: M.F. Borgdorff,

en

mr. […],

notaris te […], hierna te noemen notaris sub 2.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-      de klacht, met bijlagen, van 28 mei 2015

-      een nadere brief, met bijlagen, van klaagsters van 15 juni 2015

-      het verweer van de notarissen van 8 juli 2015

-      een brief van de kamer van 9 juli 2015

-      een brief van klaagsters van 14 juli 2015

-      een brief van de notarissen van 13 augustus 2015

-      een brief, met bijlagen, van klaagsters van 21 augustus 2015.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 2 september 2015 behandeld. Klaagster sub 1 is, mede namens klaagster sub 2, in persoon verschenen. De notaris sub 1 is, mede namens notaris sub 2, tezamen met haar gemachtigde in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Klaagster sub 1 is gehuwd geweest met [A] (hierna te noemen: [A]). Het huwelijk tussen klaagster sub 1 en [A] is ontbonden door echtscheiding.

2.2 Na de scheiding zijn klaagster sub 1 en haar dochter (klaagster sub 2) verhuisd van […] naar […].

2.3 Klaagsters hebben hun nieuwe adres niet doorgegeven aan [A]. Klaagsters is gebleken dat op 19 maart 2014 vanuit het kantoor van de notarissen de persoonsgegevens van klaagsters zijn opgevraagd uit de Basisregistratie Personen (BRP). [A] is werkzaam als klerk op het kantoor van de notarissen.

3. De standpunten

3.1 Klaagsters geven aan dat zij de notarissen verantwoordelijk houden voor het handelen van hun medewerkers. Naar de mening van klaagsters heeft [A] hun adresgegevens in BRP geraadpleegd. Klaagsters geven aan dat zij geen enkel zakelijk contact hebben met de notarissen. Aldus bestond er volgens klaagsters geen reden om de persoonsgegevens, waaronder het nieuwe adres, op te vragen. Klaagsters verwijten de notarissen dat op die wijze misbruik is gemaakt van gegevens en inbreuk is gepleegd op hun privacy. Klaagsters achten het handelen van de notarissen onzorgvuldig.

3.2 Op het verweer van de notarissen zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De tuchtrechtspraak als bedoeld in artikel 93 Wna ziet op het handelen van de notaris. Dit brengt met zich dat de notaris onder omstandigheden tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor werkzaamheden die door werknemers van zijn of haar kantoor zijn verricht.

4.3 De kamer constateert dat uit het verweer van de notarissen blijkt dat zij werkzaam zijn op de locatie waar [A] werkzaam is als klerk. [A] werkt daar onder verantwoordelijkheid van beide notarissen. Ook blijkt uit het verweer dat zij naar aanleiding van de klacht met [A] hebben gesproken. Daarbij is gebleken dat [A] de hem gegeven bevoegdheden heeft gebruikt om in BRP het (nieuwe) adres van klaagsters op te vragen. Dit opvragen vond niet plaats in het kader van door [A] te verrichten werkzaamheden. [A] heeft BRP ten eigen behoeve geraadpleegd. De notarissen hebben [A] hiervoor berispt. De notarissen betreuren het gebeurde.

Daaruit en bij gebreke van concrete aanwijzingen voor het tegendeel concludeert de kamer dat de notarissen, anders dan klaagsters de notarissen verwijten, serieus met de klacht zijn omgegaan en onrechtmatig handelen van medewerkers niet goedkeuren.

4.4. Uit het voorgaande volgt dat [A] weliswaar niet correct heeft gehandeld, maar dat was niet in de functie van klerk in het kader van hem opgedragen werkzaamheden of ter voorbereiding van notariële werkzaamheden. [A] heeft aldus wel de hem als werknemer toegekende bevoegdheden gebruikt, maar hij heeft niet gehandeld in zijn hoedanigheid van klerk. Gelet op dit laatste is de kamer van oordeel dat de notarissen niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor dat handelen van [A]. Eigen gedragingen van een notaris die geen verband houden met zijn ambtswerkzaamheden, kunnen tuchtrechtelijk beoordeeld worden, maar dit geldt naar het oordeel van de kamer dus niet voor dergelijke (buiten de opgedragen werkzaamheden gelegen) gedragingen van een klerk van de notaris.

4.5 Onder voorgenoemde omstandigheden zal de kamer klaagsters in hun klacht tegen beide notarissen niet-ontvankelijk verklaren.

4.6 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

-          verklaart klaagsters in hun klacht tegen de notarissen niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mr. W.J. Hordijk, mr. F.L.M. van de Graaff, mr. M.C.J. Heessels en A. Roesink-Kragt, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015.

De secretaris,                                                            De voorzitter,