ECLI:NL:TNORARL:2015:102 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/116 (2)

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:102
Datum uitspraak: 08-09-2015
Datum publicatie: 24-11-2016
Zaaknummer(s): AL/2014/116 (2)
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:    Zie ook tussenuitspraak van 28 mei 2015 Gezien de uitdrukkelijke ontkenning van de notaris, de inhoud van de getuigenverklaring van mevrouw [ D ] en de inhoud van de brief van mevrouw [ D ] aan de notaris is niet aannemelijk geworden dat de notaris haar onder druk heeft gezet om de woning aan de […] te openen.   De kamer acht het voorts niet onredelijk dat de notaris aan het aannemen van de opdracht tot ontzegeling onder meer de voorwaarde had verbonden dat zijn factuur niet ter discussie stond en hij de zekerheid moest hebben dat zijn factuur betaald zou gaan worden. De kamer neemt daarbij in aanmerking dat de erfgenamen ook een andere notaris konden vragen en dat de aanwezigheid van een notaris bij ontzegeling niet vereist is.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2014/116

Beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op de klacht van

[…],

wonende te […],

klager,

gemachtigde: mr. O.C.A. Millaard, advocaat te Utrecht,

tegen

[…],

notaris te […],

gemachtigde: mr. H.C.W. Geffroy, advocaat te Ede.

Partijen zullen verder als ‘klager’ en ‘de notaris’ worden aangeduid.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de tussenbeslissing van de kamer van 28 mei 2015 ;

-        de brief met bijlage van de gemachtigde van de notaris van 3 juni 2015;

-        de brief met bijlage van de gemachtigde van klager van 10 juli 2015;

-        het e-mailbericht van de gemachtigde van klager van 13 juli 2015 met als bijlage een brief van klager van 10 juli 2015;

-        het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 15 juli 2015.

2. De verdere beoordeling van de klacht

2.1 De kamer heeft in haar tussenbeslissing van 28 mei 2015 geconstateerd dat de lezingen van klager en de notaris met betrekking tot het eerste klachtonderdeel lijnrecht tegenover elkaar staan. Klager heeft gesteld dat mevrouw [D] hem heeft meegedeeld dat zij niet uit vrije wil de woning aan de […] te […] heeft geopend, omdat zij zich door de notaris onder druk gezet heeft gevoeld om deze woning te openen ondanks dat het verlof tot verzegeling hierop geen betrekking had. De notaris heeft dit met nadruk ontkend en verklaard dat mevrouw [D] hem toestemming had gegeven om daar binnen te treden.

De kamer heeft vanwege deze tegenstelling in haar tussenbeslissing van 28 mei 2015 besloten om mevrouw [D] als getuige te horen. Tevens heeft de kamer aan de notaris verzocht om de door hem tijdens de mondelinge behandeling van de klacht op 8 april 2015  genoemde brief van mevrouw [D] aan de kamer over te leggen.

2.2 Getuige [D] heeft ter gelegenheid van de openbare vergadering van de kamer van 15 juli 2015 verklaard dat zij beslist niet op verzoek, laat staan op sommatie van de notaris het pand aan de […] te […] heeft geopend. In de op verzoek van de kamer overgelegde brief van mevrouw [D] aan de notaris heeft zij dit eveneens vermeld.

2.3 Gezien de uitdrukkelijke ontkenning van de notaris, de inhoud van de getuigenverklaring van mevrouw [D] en de inhoud van de brief van mevrouw [D] aan de notaris is niet aannemelijk geworden dat de notaris haar onder druk heeft gezet om de woning aan de […] te openen.

Als mevrouw [D] in haar telefoongesprek met klager al een andere lezing van het bezoek aan de […] heeft gegeven - zoals vermeld in de verklaring van […] en […], die hebben meegeluisterd met dit gesprek - doet dit niet af aan het feit dat zij onder ede ten overstaan van de kamer heeft verklaard dat de notaris haar niet heeft gesommeerd en dat zij eigenstandig toestemming heeft gegeven om de werkplaats in de woning te bekijken.

Gelet hierop ziet de kamer geen aanleiding om andere getuigen te horen, zoals door klager is aangeboden.

Het klachtonderdeel dat de notaris ten onrechte is binnengetreden in de woning dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

2.4 Het oordeel van de kamer in haar tussenbeslissing van 28 mei 2015 ten aanzien van het andere klachtonderdeel in aanmerking genomen, zal de kamer de klacht thans in beide onderdelen afwijzen als ongegrond.

2.5 Krachtens artikel 102, vijfde lid, van de Wet op het notarisambt zal de schadeloosstelling van de getuige ten laste van de Staat worden gebracht.

3. De beslissing

De Kamer voor het notariaat

verklaart de klacht ongegrond;

gelast de griffier om uit te betalen aan de mevrouw [D], wonende te […], een bedrag van

€ 97,25 (zevenennegentig euro en vijfentwintig cent), zijnde de taxe, door het bedrag over te maken op bankrekeningnummer […] ten name van […].

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mrs. C.J. Hofman-Wels,

F.M.J. Mulder, F.L.M. van de Graaff, W.J. Hordijk, leden en in tegenwoordigheid van

mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 8 september 2015.

De secretaris                                                                           De voorzitter