ECLI:NL:TNORAMS:2015:36 Kamer voor het notariaat Amsterdam 589970/NT 15-33 P, 5889973/NT 15-34 P, 589977/NT 15-35 P
ECLI: | ECLI:NL:TNORAMS:2015:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-12-2015 |
Datum publicatie: | 31-12-2015 |
Zaaknummer(s): | 589970/NT 15-33 P, 5889973/NT 15-34 P, 589977/NT 15-35 P |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | 5.3 Naar het oordeel van de kamer behoefden de notarissen, nu zij zijdens klaagster niet waren gewezen op het feit dat klaagster aan de gemeente om geheimhouding van haar adresgegevens had verzocht, of op de daaraan ten grondslag liggende redenen, er niet vanuit te gaan dat deze gegevens niet aan de stiefkinderen mochten worden verstrekt. Vanuit de gemeente (de BRP) dienen deze gegevens verstrekt te worden aan de notaris, wanneer hij deze gegevens (zoals in het onderhavige geval) in het kader van zijn beroepsuitoefening nodig heeft. Waar klaagster de notarissen er niet op heeft gewezen dat zij (met reden) niet wilde dat haar adres bij de stiefkinderen bekend werd, hebben de notarissen daar ook niet naar kunnen handelen. Het enkele feit dat door klaagster om geheimhouding van haar adresgegevens was gevraagd (hetgeen de notarissen bij raadpleging van de BRP hadden kunnen weten), maakt nog niet zonder meer dat het notariskantoor, dat was verzocht het transport van de mede aan klaagster in eigendom toebehorende woning ter hand te nemen, deze adresgegevens niet aan haar deelgenoten bekend had mogen maken. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 29 december 2015 in de klacht met nummers 589970/NT 15-33 P, 5889973/NT 15-34 P en 589977/NT 15-35 P van:
[Klaagster],
wonende te [woonplaats],
raadsman: mr. I. van Bekkum,
klaagster,
tegen:
1. [notaris sub 1],
2. [notaris sub 2],
3. [notaris sub 3],
allen notarissen, gevestigd te [vestigingsplaats],
de notarissen.
- Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 19 mei 2015, ingekomen bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2015;
- beslissing van de President van het Gerechtshof Amsterdam van 1 juli 2015 waarbij de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam is belast
met de behandeling van deze klacht;
- verweerschrift met bijlagen van 28 juli 2015, ingekomen op 30 juli 2015;
- brief van [notaris sub 2] van 25 augustus 2015 met daaraan gehecht een volmacht/machtiging van [notaris sub 3], waarin zij [notaris sub 1] en [notaris
sub 2] machtigt om namens haar op te treden in onderhavige zaak.
Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 17 november 2015 zijn verschenen: klaagster en haar raadsman, [notaris sub 1] en [notaris 2]. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op heden.
- De feiten
De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:
- De echtgenoot van klaagster, de heer [naam] (hierna: erflater), is op [datum] te [woonplaats] overleden. Erflater is gehuwd geweest met mevrouw [naam], uit welk huwelijk twee kinderen zijn geboren. Vervolgens is erflater - in voor hem de tweede echt - in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met klaagster. Bij testament heeft erflater klaagster onterfd en zijn beide kinderen, de stiefkinderen van klaagster (hierna: de stiefkinderen), tot enig erfgenaam benoemd.
- De notarissen zijn allen verbonden aan het kantoor [naam], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: het notariskantoor).
-
Op 28 april 2015 is de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats]
van erflater en klaagster verkocht. Daarbij is in de koopovereenkomst onder meer het
volgende bepaald: “De ondergetekenden:
A. Verkoper(s)
1. Mevrouw [naam], (..)
2. De heer [naam], (..)
3. [Klaagster] p/a [adres], [woonplaats A]
De onder (A) genoemde perso(o)n(en) hierna (samen) te noemen “verkoper”. (..)”
- Op 5 mei 2015 heeft een medewerker van het notariskantoor [naam] (hierna: de medewerker), aan klaagster een brief gezonden met de volgende adressering: “p/a [adres], [woonplaats A].” In deze brief is vermeld, voor zover van belang: “Bij deze bevestig ik u de ontvangst van de koopovereenkomst betreffende uw verkoop van voormelde woning. (..) Vragenlijst Om de overdracht zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, vindt u bijgaand een vragenlijst. Ik verzoek u vriendelijk deze lijst nauwkeurig in te vullen. De gegevens zijn nodig voor de juridische afhandeling van uw verkoop. Ook de overige stukken waarnaar in de lijst gevraagd wordt, zijn hiervoor van belang. Vanzelfsprekend worden deze gegevens strikt vertrouwelijk behandeld. (..)”
-
In de onder d. genoemde vragenlijst is onder meer vermeld
: “
VRAGENLIJST VERKOPER
PERSONALIA Hieronder zijn uw persoonsgegevens omschreven zoals deze bij ons bekend
zijn. Vriendelijk verzoek ik u eventuele onjuistheden te vermelden.
[klaagster], wonende [woonplaats B], [adres], (..) nationaal paspoortnummer: [nummer] (..).”
- Op 20 mei 2015 heeft de notarieel medewerker aan klaagster geschreven: “(..) Helaas was bij mij niet bekend dat de relatie tussen u en voornoemde heer en mevrouw [naam] dermate verstoord is, dat u uw adres voor hen geheim wilde houden. De vermelding “p/a [adres], [woonplaats A]” in de koopovereenkomst heb ik gelezen als uw postadres en was voor mij geen reden om aan te nemen dat uw adres niet bij de andere verkopers bekend mocht zijn, mede omdat bij het aanleveren van de koopovereenkomst hier niet expliciet op gewezen is. Bij deze wil ik u nogmaals mijn excuses aanbieden en hoop dat u door dit schrijven iets begrip kunt opbrengen voor de ontstane situatie. Voorts wil ik u meedelen dat wij geen kosten in rekening zullen brengen voor het opmaken van de volmacht.”
- De klacht
De klacht van klaagster luidt dat de notarissen onzorgvuldig, met voorbijgaan aan haar belangen, hebben gehandeld door zonder haar toestemming haar persoonsgegevens, die zij vertrouwelijk wenste te houden, aan de stiefkinderen te verstrekken. Klaagster had om geheimhouding van haar adres verzocht, aangezien zij, anders dan voor de noodzakelijke afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, niets meer met de stiefkinderen te maken wenste te hebben. In verband met de verkoop van de voormalige echtelijke woning had klaagster domicilie gekozen op het adres [adres] te [woonplaats A]. In de vragenlijst gevoegd bij de brief van 5 mei 2015 waren evenwel haar (vertrouwelijke persoonsgegevens vermeld. Bij navraag door klaagster bleek dat het notariskantoor de vragenlijst op deze wijze ook aan de erven had toegestuurd. De notarissen hadden kunnen weten dat klaagster een geheim adres had, aangezien zij dit had laten aantekenen in de Gemeentelijke Basisadministratie van haar woonplaats (de kamer begrijpt de Basisregistratie Personen, hierna: de BRP) en ook de brief van 5 mei 2015 aan haar gekozen adres was gericht. Voor zover klaagster bekend, wordt ook bij het elektronisch opvragen van persoonsgegevens een indicatie gegeven indien het een vertrouwelijk adres betreft. Zelfs als dat niet zou worden aangegeven, is het de notarissen niet toegestaan haar persoonsgegevens aan derden te verstrekken zonder uitdrukkelijke toestemming van haarzelf, aldus klaagster.
4. Het verweer
De notarissen hebben zich als volgt verweerd.
De werkwijze van het notariskantoor is dat zij bij ontvangst van een (voorlopige) koopovereenkomst een ontvangstbevestiging toezenden met een vragenlijst waarin zij cliënten vragen de persoonsgegevens te controleren van hetgeen zij op grond van artikel 18 Kadasterwet en de artikelen 39 en 40 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) moeten opnemen in een akte.
Dat klaagster domicilie had gekozen op het adres [adres] te [woonplaats A], was voor de medewerker niet duidelijk, omdat in de koopovereenkomst van 28 april 2015 was aangegeven dat klaagster per adres [adres] te [woonplaats A] woonachtig was. De medewerker heeft dit adres opgevat als het postadres van klaagster en niet begrepen dat domicilie was gekozen op een ander adres.
Ook is bij het toezenden van de koopovereenkomst het notariskantoor niet door de makelaar of klaagster gewezen op het feit dat er sprake was van een adres dat niet bekend mocht worden bij de overige verkopers.
De medewerker heeft dit alles in een telefoongesprek met klaagster meegedeeld en zijn excuses aangeboden in zijn brief van 20 mei 2015.
5. De beoordeling
5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 hierna: Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van artikel 93 lid 1 Wna oplevert.
5.2 Een notariële (leverings)akte dient volgens artikel 40 lid 2 Wna te vermelden de naam, voornamen, geboortedatum en- plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de (natuurlijke) personen die daarbij als partij optreden. Volgens artikel 18 Kadasterwet moeten deze gegevens in een ter inschrijving aangeboden akte zijn vermeld, met dien verstande dat als opgave daarvan niet mogelijk is de redenen daarvan in de akte worden vermeld. Volgens artikel 39 Wna dient de notaris verder de identiteit van de personen die voor hem verschijnen vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en de aard en het nummer daarvan te vermelden in de akte. Ter uitvoering van voornoemde verplichtingen hebben de notarissen de onder 1d. bedoelde vragenlijst aan klaagster en de stiefkinderen verzonden.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 november 2015 is gebleken dat het notariskantoor gebruik heeft gemaakt van een geautomatiseerd datasysteem teneinde (op voorhand) de benodigde persoonsgegevens van partijen uit de BRP op te vragen. Aldus zijn de persoonsgegevens van klaagster, waaronder haar adres, op voorhand al in de vragenlijst vermeld en is haar verzocht deze gegevens op juistheid te controleren. Tevens is op de mondelinge behandeling gebleken dat, indien in de BRP is aangetekend dat persoonsgegevens vertrouwelijk zijn, het door de notarissen gehanteerde systeem deze indicatie niet als zodanig herkent. De medewerker heeft dan ook niet kunnen zien dat klaagster om geheimhouding van haar adresgegevens had verzocht. Nadat klaagster haar klacht bij het notariskantoor had ingediend, heeft het kantoor het adres van klaagster in de BRP handmatig geverifieerd en pas op dat moment bleek dat klaagster een geheim adres had, aldus de notarissen. [notaris sub 1] heeft voorts verklaard dat naar aanleiding van deze klacht het notariskantoor de handelwijze voor het opvragen van BRP-gegevens inmiddels heeft aangepast om dit soort misverstanden in de toekomst te voorkomen.
Klaagster heeft verklaard dat zij, juist met het oog op de slechte verhouding met de stiefkinderen, in de BRP van de gemeente waar zij woonachtig is, heeft laten registreren dat haar adres geheim is en dat zij dit ook aan de makelaar heeft medegedeeld. De makelaar heeft daarop in de koopovereenkomst van 28 april 2015 laten aantekenen dat klaagster op een ander adres woonachtig is.
Desgevraagd ter zitting heeft klaagster verklaard dat zij niet aan (iemand verbonden aan) het notariskantoor heeft bekend gemaakt dat zij uitdrukkelijk niet wenste dat haar adresgegevens bij de stiefkinderen bekend zouden worden en/of dat haar persoonsgegevens vertrouwelijk dienden te worden behandeld.
5.3 Naar het oordeel van de kamer behoefden de notarissen, nu zij zijdens klaagster niet waren gewezen op het feit dat klaagster aan de gemeente om geheimhouding van haar adresgegevens had verzocht, of op de daaraan ten grondslag liggende redenen, er niet vanuit te gaan dat deze gegevens niet aan de stiefkinderen mochten worden verstrekt. Vanuit de gemeente (de BRP) dienen deze gegevens verstrekt te worden aan de notaris, wanneer hij deze gegevens (zoals in het onderhavige geval) in het kader van zijn beroepsuitoefening nodig heeft. Waar klaagster de notarissen er niet op heeft gewezen dat zij (met reden) niet wilde dat haar adres bij de stiefkinderen bekend werd, hebben de notarissen daar ook niet naar kunnen handelen. Het enkele feit dat door klaagster om geheimhouding van haar adresgegevens was gevraagd (hetgeen de notarissen bij raadpleging van de BRP hadden kunnen weten), maakt nog niet zonder meer dat het notariskantoor, dat was verzocht het transport van de mede aan klaagster in eigendom toebehorende woning ter hand te nemen, deze adresgegevens niet aan haar deelgenoten bekend had mogen maken.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de notarissen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. De stelling van klaagster dat het de notarissen in het geheel niet is toegestaan haar persoonsgegevens aan derden zoals de stiefkinderen te verstrekken zonder haar toestemming, volgt de kamer niet. De stiefkinderen zijn niet als willekeurige derden aan te merken, maar als betrokken deelgenoten bij het te verdelen gemeenschappelijke eigendom.
De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De kamer voor het notariaat:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S. P. Pompe, voorzitter, C.J. Baas, J.P. van Harseler, Ch.F. Tasseron en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2015.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.