ECLI:NL:TNORAMS:2015:25 Kamer voor het notariaat Amsterdam 582825/NT 15-14 OJ

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2015:25
Datum uitspraak: 03-09-2015
Datum publicatie: 22-09-2015
Zaaknummer(s): 582825/NT 15-14 OJ
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Erfrechtelijk geschil tussen zusters. Onzorgvuldig handelen notaris bij opmaken proces-verbaal bij kluisinspectie in de bank buiten afwezigheid van klaagster. Berisping.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 3 september 2015 in de klacht met nummer 582825/NT 15-14 OJ van:

[klaagster],

wonend te [plaats],

raadsman: mr. J.A. Zee,

klaagster;

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

raadsman: mr. B. Rol,

de notaris.

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klacht met bijlagen van 4 maart 2015;

-        verweerschrift met bijlagen van 26 maart 2015;

-        repliek met bijlagen van 1 april 2015.

Hoewel daartoe door de kamer in de gelegenheid gesteld, heeft de notaris niet gedupliceerd. Vervolgens zijn partijen, na verzoek tot opgave van hun verhinderdata, bij aangetekend schrijven opgeroepen voor de zitting van 2 juli 2015. Omdat de aangetekende oproepingsbrief aan de raadsman van de notaris als “niet opgehaald” werd geretourneerd aan de kamer, heeft de secretaris op 4 juni 2015 hem de oproepingsbrief nogmaals gezonden als bijlage bij een e-mailbericht. Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 2 juli 2015 is klaagster, vergezeld door haar twee zoons, verschenen, bijgestaan door haar raadsman. Eveneens was mr. I. de Roos, collega van mr. Zee, aanwezig. De notaris is, ondanks deugdelijke oproeping, niet verschenen. Ter zitting heeft de secretaris de raadsman van de notaris op het op zijn briefpapier vermelde 06-nummer gebeld en een boodschap op zijn voicemail achtergelaten.

De raadsman van klaagster heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie. Uitspraak is bepaald op heden.

2.  De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. Klaagster is met haar twee zusters, [A] en [B], in een erfrechtelijk geschil verwikkeld met betrekking tot de nalatenschap van hun vader (overleden op 2 mei 2013; hierna: erflater).
  2. Erflater beschikte tijdens zijn leven over een Zwitserse bankrekening die hij niet aan de belastingdienst had opgegeven.
  3. Ter zake van de Zwitserse bankrekening is een beroep gedaan op de inkeerregeling.
  4. Vervolgens hebben de twee zusters van klaagster verklaard dat zij na het overlijden van erflater (pakketjes) contanten, vermoedelijk afkomstig van voornoemde bankrekening, in de woning van erflater hadden aangetroffen, die door [A] werden gedeponeerd in een (op haar naam staande) bankkluis (bij, naar klaagster pas later bleek, de ABN Amrobank in het stadshart van [plaats]).
  5. De raadsman van de zusters van klaagster, mr. M. Meijjer (hierna: mr. Meijjer), heeft vervolgens voorgesteld om de sleutels van deze bankkluis in bewaring te geven aan een notaris.
  6. Op verzoek van mr. Meijjer heeft de notaris op 7 oktober 2014 een concept ‘akte van depot’ opgesteld, waarin onder meer is vermeld: “De comparanten ([B], [A] en klaagster, KvN) hebben aan mij, notaris, aangeboden twee (2) sleutels van een bankkluis, met in die bankkluis een aanzienlijk bedrag aan contanten, onderdeel uitmakend van een nalatenschap, in bewaring te nemen, in die zin dat deze in de kluis van mij, notaris, dienen te worden bewaard. (….) Tot terug-overhandiging van de twee (2) sleutels van de bankkluis, aan de comparanten gezamenlijk, dan wel aan een comparante afzonderlijk, zal ik, notaris, overgaan indien:

    - alle drie (3) de comparanten schriftelijk een gelijkluidende opdracht hiertoe aan mij, notaris, hebben verstrekt, waarbij alle drie (3) comparanten verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen; of

    - na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.”

  7. Op 7 oktober 2014 heeft mr. Meijjer voornoemde conceptakte aan de raadslieden van klaagster gezonden, met daarbij de afspraak dat de notaris de kluis zou inspecteren en dat klaagster daarbij aanwezig kon zijn.
  8. Het bezoek aan de kluis was gepland op maandag 20 oktober 2014.
  9. Op 18 oktober 2014 is aan mr. Meijjer namens klaagster bericht dat wat haar betrof een depotovereenkomst niet aan de orde was.
  10. Daags voor maandag 20 oktober 2014 hebben de raadslieden van klaagster

    mr. Meijjer op de hoogte gesteld dat klaagster niet instemde met de voorwaarden die aan het kluisbezoek werden gesteld, namelijk dat klaagster wel aanwezig mocht zijn in de bank, maar niet in de kluisruimte van de bank waar zich de safe cassette bevond, en dat alleen de huurder van de kluis, [A], gerechtigd zou zijn de inhoud uit de kluis te halen.

  11. Op 20 oktober 2014, naar later bleek, ten tijde van de kluisinspectie door de notaris, hebben de raadslieden van klaagster de notaris per faxbericht het volgende geschreven:

    “Wij begrijpen dat u bent benaderd door de heer Meijjer om een de sleutels van de kluis waarin zich een deel van de nalatenschap van wijlen [naam erflater] bevindt - te weten de contanten – , in depot te nemen. Wij begrijpen dat een van de erfgenamen (waarschijnlijk mevrouw [A]) hiertoe de kluis heeft geopend dan wel hiertoe de kluis nog zal openen. Bij deze willen wij u erop attent maken dat partijen de aan elkaar verstrekte volmachten om beheers en vereffeningsdaden te verrichten als bedoeld in art. 3:170, lid 2, BW hebben ingetrokken. Dit betekent dat geen der erfgenamen bevoegd is om zonder uitdrukkelijke toestemming van de andere erfgenamen beheersdaden te verrichten met betrekking tot de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen. In dit licht achten wij - het zonder toestemming van [naam klaagster] - openen en inspecteren van de kluis met contanten en het sluiten van een depotovereenkomst te dezer zake ook onbevoegd, met name ook omdat in de ingetrokken volmachten het openen van een safe uitdrukkelijk was genoemd als beheershandeling. Nu deze volmachten zijn ingetrokken is uw handelen in deze - te weten het in depot nemen van de kluis sleutel – eveneens onbevoegd.(…)”

  12. Bij proces-verbaal, opgemaakt op 29 oktober 2014, heeft de notaris verklaard dat hij zich in de ochtend van 20 oktober 2014 om 10:00 uur op verzoek van [B] en [A] heeft bevonden “ten kantore van een filiaal van de ABN AMRO Bank N.V. in het arrondissement Amsterdam teneinde een proces-verbaal op te maken van hetgeen zich aldaar in de bankkluis bevindt”.
  13. In het proces-verbaal is onder meer het volgende vermeld : “Deze bankkluis werd geopend door mevrouw [A], voornoemd, in het bijzijn van mij, notaris. In deze bankkluis bevond zich een zwarte safe cassette. Behoudens deze zwarte safe cassette werd er niets in de bankkluis aangetroffen. In deze zwarte safe cassette, welke zich aldus in de bankkluis bevond, werd het volgende aangetroffen:

- een in doorzichtig plastic verpakt pakket met Euro-coupures, met daarop een etiket geplakt, waar op staat vermeld: (…) (€ 87.000,00);

- een in doorzichtig plastic verpakt pakket met Euro-coupures, met daarop een etiket geplakt, waar op staat vermeld: (…) (€ 100.000,-);

- een HEMA-zak met daarin diverse Euro-coupures, met daarop een etiket geplakt, waar op staat vermeld: (…) (€ 100.000,00);

-  een Zeeman-tas met daarin diverse Euro-coupures, met daarop een etiket geplakt, waar op staat vermeld: (…) (€ 188.000,00);

- een Paleis Het Loo-zak met daarin diverse Euro-coupures, met daarop een etiket geplakt, waar op staat vermeld: (…) (€ 100.000,00); en

- een pakket met daarin diverse Euro-coupures, met daarop een etiket geplakt waar op staat vermeld: (…) (€ 91.600,00);

Hierbij zij nog uitdrukkelijk opgemerkt dat ik, notaris, de coupures niet zelf heb geteld, doch dat de voornoemde totaalbedragen middels voormelde etiketten op bedoelde pakketten stonden vermeld. Vervolgens is de zwarte safe cassette weer teruggeplaatst in de bankkluis door mevrouw [A], voornoemd, in bijzijn van mij, notaris. Op de aan dit proces-verbaal gehechte kluiskaart staat vermeld wie wanneer de betreffende bankkluis heeft bezocht, hieruit volgt dat: mevrouw [A], voornoemd, op negen april tweeduizendveertien, op zes juni tweeduizendveertien en aldus op twintig oktober tweeduizendveertien bedoelde bankkluis heeft geopend en dat de bankkluis verder niet geopend is geweest.(..)”.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij, in weerwil van de uitdrukkelijke bezwaren van klaagster, buiten haar aanwezigheid op 20 oktober 2014 bij een bezoek aan de bank de bankkluis door [A] heeft laten openen.

3.2 De notaris heeft door het niet (na)tellen van de in de kluis aanwezige gelden, maar het uitsluitend vermelden van de opschriften op de etiketten op de geldpakketten, alsmede door het niet-vermelden in zijn proces-verbaal van de precieze locatie van de kluis ook meegewerkt aan het voor klaagster verborgen houden van goederen die tot een mede aan haar toekomende nalatenschap behoren, hetgeen eveneens klachtwaardig is, aldus klaagster.

Bij optelling van de bedragen, vermeld op voornoemde opschriften, zou in de kluis immers slechts € 666.600,- aanwezig zijn, terwijl de zusters van klaagster ter gelegenheid van de inkeer hebben verklaard dat zij € 801.180,- aan contanten hadden aangetroffen in de woning van erflater. Klaagster vraagt zich af waar het ontbrekende bedrag ad € 135.000,- gebleven is. Daarbij kan het volgens klaagster ook nog zijn dat haar zusters tijdens de kluisinspectie op 20 oktober 2014 buiten of in het zicht van de notaris geld, sieraden of diamanten hebben weggenomen, die niet in het proces-verbaal zijn vermeld.

Het proces-verbaal kan op die manier als bewijs worden gebruikt, om aan te tonen dat er nooit sprake was van (ruim) € 800.000,-.

3.3 De notaris wist dat tussen klaagster en haar zusters een conflict bestond ter zake van de  nalatenschap van erflater. Hij had immers op 7 oktober 2014 op verzoek van mr. Meijjer, raadsman van twee van de drie zusters, een conceptakte van depot van (twee) sleutels van de bankkluis opgemaakt, waarin is vermeld dat in die bankkluis een aanzienlijk bedrag aan contanten aanwezig is, deel uitmakend van een nalatenschap. Mede gezien de overige inhoud van dit concept kan het niet anders dan dat de notaris wist dat er een geschil was. Dat de notaris dat in zijn verweerschrift ontkent, acht klaagster ook klachtwaardig.

4 . Het verweer

4.1 De notaris heeft het faxbericht van de raadsman van klaagster van 20 oktober 2014 na het kluisbezoek aan de bank pas kunnen inzien. De notaris was ten tijde van dat bezoek dus niet op de hoogte van het standpunt van klaagster en had evenmin kennis van het tussen klaagster en haar twee zussen bestaande conflict ter zake van de nalatenschap van erflater.

4.2 De notaris meent dat klaagster niet in haar belangen is geschaad: in het proces-verbaal heeft de notaris de feitelijke situatie vastgelegd. Het verwijt dat de notaris het geld niet heeft geteld, treft geen doel. Hij was verzocht aanwezig te zijn bij het openen van de kluis van [A] en heeft kennis genomen van en gerelateerd hetgeen zich in die kluis bevond. Niets is daarbij verborgen gehouden, aldus de notaris.

5.  De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.

5.2 Niet is gebleken dat de notaris op de hoogte was van de bezwaren van klaagster, vermeld in de faxbrief van 20 oktober 2014, nu de raadsman van klaagster heeft verklaard dat de faxbrief werd verzonden ten tijde van het bezoek van de notaris aan de bank op

maandag 20 oktober 2014, blijkens het proces-verbaal op of omstreeks 10:00 uur.

Dat mr. Meijjer, volgens de raadsman van klaagster ook aanwezig bij het bankbezoek, die bezwaren wel kende, kan de notaris niet worden aangerekend.

Dat de notaris voornoemde faxbrief niet heeft gelezen voorafgaand aan zijn bezoek aan de bank, neemt niet weg dat de kamer van oordeel is dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door buiten aanwezigheid van klaagster de bankkluis te inspecteren.

Vast staat dat de notaris geen partijnotaris was. Hij was weliswaar ingeschakeld door

mr. Meijjer, de raadsman van de twee zusters van klaagster, maar de notaris had een opdracht gekregen die voor drie zussen, dus ook ten behoeve van klaagster, diende te worden uitgevoerd, te weten het mede in haar bijzijn inspecteren van de bankkluis. Het had dan ook op de weg gelegen van de notaris om, toen hij constateerde dat klaagster niet bij het op 20 oktober 2014 geplande kluisbezoek aanwezig was, met (de raadsman van) klaagster contact op te nemen om te informeren naar de reden van haar afwezigheid.

Gelet op de inhoud van de door de notaris eerder opgemaakte conceptakte van depot van de sleutels van de bankkluis (in de feiten onder 2f. vermeld), acht de kamer het bovendien aannemelijk dat de notaris op de hoogte was of redelijkerwijze behoorde te zijn van het belang van klaagster om bij het inspecteren van de bankkluis aanwezig te zijn.

Het eerste klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.

5.3 De kamer begrijpt het tweede klachtonderdeel aldus, dat de notaris door de redactie van het proces-verbaal van het kluisbezoek de schijn van partijdigheid heeft gewekt. In het proces-verbaal heeft hij immers de exacte locatie (en het nummer) van de bankkluis niet vermeld, echter slechts dat deze zich bevindt “ten kantore van een filiaal van de ABN AMRO Bank N.V. in het arrondissement Amsterdam”. De kamer onderschrijft deze kritiek.

Ook door het niet-tellen c.q. laten tellen van de eurocoupures heeft de notaris klaagster op een achterstand gebracht en bijgedragen aan een schimmige situatie rond de inhoud van de bankkluis, terwijl het juist de opdracht van de notaris was om daarover helderheid te verschaffen. De kamer is van oordeel dat de notaris, menende dat hij zijn ministerie wél diende te verlenen aan het opmaken van het proces-verbaal, in het onderhavige geval er tenminste voor had dienen zorg te dragen dat het proces-verbaal niet aan duidelijkheid te wensen overliet. Ook het tweede klachtonderdeel, hiervoor vermeld onder 3.2, wordt derhalve gegrond verklaard.

5.4 De verkeerde voorlichting door de notaris aan de kamer over zijn bekendheid met het conflict tussen klaagster en haar twee zusters kan niet als formeel onderdeel van de klacht worden meegenomen, omdat deze pas bij repliek is ingediend. Het derde klachtonderdeel zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.5 Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de kamer als volgt.

Het buiten aanwezigheid van klaagster betreden van de kluisruimte, in combinatie met de opgewekte schijn van partijdigheid door de wijze van het opmaken van het proces-verbaal is dermate klachtwaardig, dat de maatregel van berisping passend en geboden is.

5.6 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor wat betreft het klachtonderdeel vermeld onder 3.3;

-        verklaart de klachtonderdelen genoemd onder 3.1 en 3.2 gegrond;

-        legt de notaris daarvoor een berisping op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. O.J. van Leeuwen, voorzitter, E.R.S.M. Marres,

R.H. Meppelink, E.E. von Wolzogen Kühr en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2015.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden

kennisgeving.