ECLI:NL:TGZRZWO:2015:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 066/2014

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:49
Datum uitspraak: 22-05-2015
Datum publicatie: 22-05-2015
Zaaknummer(s): 066/2014
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. Klacht dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd over de aanwezigheid van een patiëntenvertrouwenspersoon, dat zij is tekortgeschoten in de nazorg, dat zij onterecht heeft vastgehouden aan de diagnose Manisch Bipolaire Stoornis en dat hij daardoor in de WAO is beland, dat zij heeft verzuimd hem te verwijzen naar een psycholoog en dat zij in esprekken haar eigen privéleven heeft besproken en dat zij klager niet serieus nam. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 mei 2015 naar aanleiding van de op 25 april 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- zowel van klager als van verweerster een brief met bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter zitting van 10 april 2015, alwaar zijn verschenen klager en verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

Klager heeft met elkaar samenhangende klachten ingediend tegen D, verpleegkundige (263/2013), E, psychiater (281/2013) en F, arts (265/2013), welke klachten gelijktijdig zijn behandeld ter openbare zitting van 10 april 2015 en waarin gelijktijdig uitspraak wordt gedaan.

2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder stukken uit het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster was van 1 mei 2006 tot 1 juni 2013 werkzaam als sociaal-psychiatrisch verpleegkundige in het G. Klager is op 11 juli 2006 door een collega aan verweerster overgedragen omdat klager de voorkeur gaf aan een vrouwelijke begeleider. Verweerster is vervolgens tot juni 2011 medebehandelaar geweest van klager. Zij had de meeste contacten met klager en was verantwoordelijk voor het opstellen/aanpassen van de behandelplannen. Een arts was verantwoordelijk voor de medische zorg en een psychiater, die eindverantwoordelijk hoofdbehandelaar was, superviseerde de arts en keurde de behandelplannen goed.

In eerste instantie is het beleid van de voorganger van verweerster voortgezet en is het behandelplan gevolgd zoals door haar voorganger opgesteld. Er vonden eens per drie/vier weken op geleide van het beeld gesprekken plaats. Ook werd een signaleringsplan opgesteld waarin een beschrijving werd gegeven van de signalen die konden leiden tot een crisis of decompensatie. In de periode waarin verweerster klager zag ging het wisselend met klager. Er vonden belangrijke gebeurtenissen in zijn leven plaats. Zo trouwde hij in juni 2007, werd in september 2008 zijn dochter geboren en in december 2010 zijn zoon.

In 2011 ontstonden er problemen tussen klager en zijn behandelend arts en verweerster. Klager werd vervolgens overgedragen naar het H.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER

Klager verwijt verweerster, zakelijk weergegeven:

- dat hij onvoldoende door haar is geïnformeerd om zijn patiëntveiligheid te vergroten;

- dat zij is tekortgeschoten in de nazorg, die hij nodig had om zijn leven op de rails te

krijgen;

- dat zij onterecht heeft vastgehouden aan de diagnose Manisch Bipolaire Stoornis en dat

hij daardoor in de WAO is beland;

- dat zij heeft verzuimd hem te verwijzen naar een psycholoog;

- dat zij in gesprekken haar eigen privéleven heeft besproken en dat zij klager niet

serieus nam.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert - zakelijk weergegeven - aan dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel verwijst verweerster naar het behandelplan, waarin de doelen in overleg met klager zijn vastgelegd. De doelen waren:

- zicht op eigen functioneren, ziektebeeld en stressfactoren, waardoor stabiliteit vergroot wordt;

- interventie: signaleringsplan opstellen/opstellen levensloop/vierwekelijks gesprekscontact/medische begeleiding.

Verweerster stelt dat er veel tijd is gestoken in het opstellen van een signaleringsplan, juist om de patiëntveiligheid te vergroten. Voorts stelt verweerster dat op het moment van overdracht aan haar klager stabiel functioneerde en de gesprekken gericht waren op het stabiel houden en plannen maken voor zijn toekomst, zoals vastgelegd in het behandelplan. Verweerster heeft bijvoorbeeld extra aandacht besteed aan de voorbereidingen voor zijn huwelijk. Klager was erg gestresst en kon daardoor minder goed functioneren. In overleg met de arts is besloten om hem extra medicatie voor te schrijven en na de gebeurtenis weer af te bouwen. De taak van verweerster was om te observeren op verbetering en opnieuw te overleggen met de arts indien nodig. Ook is vlak voor de geboorte van klagers dochter in overleg met de arts voor een opname op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis zorg gedragen, zodat klager zijn rust kon krijgen en toch vlakbij zijn vrouw kon zijn. Na de geboorte van zijn dochter heeft klager extra begeleiding gekregen en heeft verweerster zich ingespannen om zijn leven juist op de rit te houden. Klager had er geen bezwaar tegen dat hij in de WAO belandde omdat hij dan op zijn dochter kon passen. In eerste instantie was klager voor een deel goedgekeurd en heeft verweerster op zijn verzoek bezwaar tegen deze beslissing gemaakt. Later is verweerster in overleg met klager gestart met een traject bij een dagbesteding. De diagnose bipolaire stoornis is gesteld voor verweerster klager in zorg kreeg. Klager is altijd blijven twijfelen aan deze diagnose, verweerster deelde die twijfels niet. Na een conflict met leden van het behandelteam is klager in juni 2011 mede op zijn verzoek overgedragen aan het H. Doorverwijzing naar een psycholoog gebeurt altijd na overleg in het team en met een gegronde reden. Verweerster kan zich niet herinneren dat er over een dergelijke verwijzing is gesproken.

Verweerster heeft een jarenlange behandelrelatie met klager gehad en die relatie is altijd goed geweest. Na de geboorte van zijn kinderen had klager meer ondersteuningsbehoefte. In die ondersteuning heeft verweerster ook wel voorbeelden uit haar eigen leven gebruik maar zij betwist uitdrukkelijk dat zij zichzelf centraal heeft gesteld. Klager heeft nooit uitgesproken dat hij het gevoel had niet serieus te worden genomen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college heeft uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet de conclusie kunnen trekken dat verweerster is tekortgeschoten in de aan klager te leveren zorg of hem niet serieus heeft genomen. Het blijkt daarentegen dat zij steeds betrokken is geweest en heeft gereageerd op zijn wensen en problemen. Zo heeft zij hem op zijn wens gesteund bij het verkrijgen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zodat niet duidelijk is waarom verweerster nu ter zake een verwijt zou treffen. Zij was als verpleegkundige niet verantwoordelijk voor de psychiatrische classificatie, maar heeft wel de twijfels van klager daarover en over de medicatie overgebracht aan de daarvoor verantwoordelijke arts. Nergens blijkt uit de stukken dat klager verweerster heeft verzocht een psycholoog in te schakelen en verweerster mocht ook menen dat klager in de regelmatige contacten die hij met haar had zich desgewenst vertrouwelijk zou kunnen uitspreken over de problemen die hij ondervond met betrekking tot de geloofsgemeenschap waarvan hij deel had uitgemaakt. Het verwijt dat verweerster meer dan gepast voorbeelden uit haar privéleven heeft geuit in de contacten met klager vindt geen steun in het dossier en wordt door verweerster ontkend. Ten slotte heeft het college ter zitting begrepen dat klager met het verwijt ter zake van de patiëntveiligheid bedoelt dat verweerster hem niet heeft gewezen op het bestaan van een patiëntenvertrouwenspersoon. Niet is gebleken dat de situatie in de periode waarin verweerster zorg verleende aan klager ernaar was dat verweerster dat had moeten doen.

5.3

Het voorgaand leidt ertoe dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is en dus moet worden afgewezen. Het college merkt wel, buiten de klacht om, op dat het de indruk heeft gekregen dat de verpleegkundige zorg methodischer/projectmatiger had gekund, met concrete meetbare doelen die systematisch worden geëvalueerd.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, E. van Egmond en A.H. de Vries, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2015 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.