ECLI:NL:TGZRZWO:2015:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 067/2014

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:29
Datum uitspraak: 16-03-2015
Datum publicatie: 16-03-2015
Zaaknummer(s): 067/2014
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige. Geen schending beroepsgeheim door doorsturen van mail van klager aan vertrouwenspersoon nu dit conform verzoek van klager zelf was. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 16 maart 2015 naar aanleiding van de op 29 april 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager was in zorg bij het team Angst en Stemming van D waar verweerder samen met een klinisch psycholoog de leiding over had. Verweerder is sociaal psychiatrisch verpleegkundige maar werkzaam als teamleider bedrijfsvoering.

Klager heeft op 13 mei 2013, toen hij al niet meer in zorg was bij D telefonisch contact gehad met de secretaresse. Zij heeft hiervan een telefoonnotitie gemaakt en deze

ge-e-maild naar onder andere verweerder met het verzoek om actie te ondernemen. Zij vermeldde daarbij dat klager had aangegeven dat hij alleen de vertrouwenspersoon wilde spreken. Verweerder heeft vervolgens deze e-mail doorgestuurd naar de patiënten- vertrouwenspersoon.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat deze tegen zijn wil in en zonder hem van te voren te informeren informatie heeft verstrekt aan de patiënten-vertrouwenspersoon. Hij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het schenden van zijn beroepsgeheim. Tevens verwijt hij verweerder dat hij onvoldoende toezicht heeft gehouden op het verloop van de begeleiding door de vertrouwenspersoon.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan hem niet verweten kan worden dat hij in strijd gehandeld heeft met de zorg die hij hoort te betrachten. Verweerder heeft gehandeld conform het verzoek van klager. De informatie in de door hem doorgezonden e-mail is door de secretaresse genoteerd en verweerder ziet niet in dat hij zijn beroepsgeheim zou hebben geschonden, enkel door het verzenden van een verzoek om contact met een patiënten-vertrouwenspersoon. Bovendien horen mededelingen over klachten bij uitstek thuis bij een vertrouwenspersoon met name als daarom wordt gevraagd.

Het werkterrein dan wel de aansturing van de patiënten-vertrouwenspersoon valt overigens niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is met verweerder van oordeel dat niet valt in te zien dat hij door het doorsturen van de betreffende e-mail zijn beroepsgeheim zou hebben geschonden. Verweerder heeft immers niets anders gedaan dan voldoen aan klagers verzoek door de e-mail door te sturen naar de vertrouwenspersoon. Voorts kan hem niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij geen toezicht heeft gehouden op het verloop van de begeleiding door de patiëntenvertrouwenspersoon nu dit niet onder zijn verantwoordelijkheid valt.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en A.H. de Vries en

E. van Egmond, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2015 door

mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.