ECLI:NL:TGZRZWO:2015:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 075/2015

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:106
Datum uitspraak: 18-12-2015
Datum publicatie: 08-12-2015
Zaaknummer(s): 075/2015
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts gegrond: waarschuwing. Verweerster had niet de uitslag van de foto moeten afwachten, maar zelf lichamelijk onderzoek moeten doen en naar de voet moeten kijken en op grond van het klinische beeld het verdere beleid moeten bepalen. Dit is te meer van belang aangezien klaagster voor de derde maal de praktijk bezocht met deze aandoening en een risicopatiënt is in verband met diabetes. Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het tuchtcollege publicatie van de uitspraak.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 18 december 2015 naar aanleiding van de op 8 april 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door haar gemachtigde D,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- de dupliek;

- de brief van klaagster van 20 juli 2015;

- het proces-verbaal van het op 21 augustus 2015 gehouden mondeling vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 6 november, alwaar klaagster en de gemachtigde van verweerster zijn verschenen. Verweerster zelf is niet verschenen.

2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het huisartsenjournaal) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster werkt in een huisartsenpraktijk (verder: de praktijk) samen met twee andere huisartsen. Klaagster is patiënt in die praktijk. Zij is bekend met diabetes mellitus en psychiatrische problematiek. Klaagster draagt orthopedische schoenen.

Klaagster bezocht op 12 maart 2015 de praktijk, waar zij werd gezien door een collega van verweerster. Zij had een pijnlijke plek aan haar rechtervoet lateraal aan de voetrand. De plek was wat rood, onscherp begrensd en wat opgezet. Er was drukpijn ter plaatse, geen asdrukpijn. Klaagster kreeg een recept voor diclofenac en voor omeprazol. Verder werd in het journaal genoteerd dat zij zou worden terugverwezen naar de orthopedische schoenmaker als de aandoening na een week niet beter was.

Op 27 maart 2015 bezocht klaagster de praktijk opnieuw, waarbij zij wederom door een collega van verweerster werd gezien. De diclofenac had wel geholpen maar zodra ze die niet meer nam, was ze ‘weer terug bij af’. Na onderzoek is besloten een röntgenfoto van de voet te laten maken.

Op 30 maart 2015 noteerde de assistente in het journaal dat klaagster had gebeld om te zeggen dat op de foto was te zien dat er iets van metaal in de voet zou zitten.

Klaagster bezocht de praktijk weer op 31 maart 2015. Verweerster ziet klaagster niet zelf, maar hoort via de assistente dat zij aan de balie stond. Verweerster heeft in het dossier genoteerd dat ze graag de uitslag van de foto wilde zien om het beleid te bepalen. Op 31 maart 2015 is de uitslag opgevraagd. In het verslag van de foto staat dat er een lineair corpus alienum van zes millimeter is te zien in de weke delen lateraal van de basis MT-V, lijkend op een afgebroken naald.

Dezelfde dag, 31 maart 2015, bezocht ook de werkgever van klaagster de praktijk. De werkgever vertelde dat klaagster zich niet serieus genomen voelde en dat klaagster van plan was om zelf de naald uit de voet te halen. Ze zou de spullen hiervoor al in huis hebben. De werkgever heeft gevraagd of ‘de dokter’ rond 12 uur bij klaagster langs kon gaan omdat ze bang was dat klaagster anders zelf zou gaan snijden. De werkgever kreeg een verwijsbrief voor de chirurg mee waarop stond dat zij met spoed gezien moest worden. Verweerster vond het niet nodig om klaagster in te sturen naar de spoedeisende hulp, omdat klaagster waarschijnlijk al snel bij de chirurg terecht zou kunnen en als dat niet zo was, kon klaagster naar de praktijk bellen. Klaagster moest zelf contact opnemen met het ziekenhuis voor het maken van een afspraak. Klaagster stelt echter dat zij de verwijsbrief niet van de werkgever heeft ontvangen.

Klaagster heeft nog dezelfde dag contact met de diabetesverpleegkundige. Via de diabetesverpleegkundige is een afspraak bij de chirurg voor de week erna gemaakt. In het huisartsenjournaal is genoteerd dat de diabetesverpleegkundige ook vond dat dat te lang duurde in verband met infectiegevaar en dat zij ging proberen de afspraak te vervroegen.

Klaagster is vervolgens naar de praktijk gekomen om een briefje af te geven voor verweerster. Ze had toen zelf al geprobeerd de splinter eruit te snijden, eerst met een aardappelschilmesje en daarna met een stanleymesje. Het aanbod van de assistente dat er naar de wond zou worden gekeken heeft klaagster afgeslagen. De assistente probeert klaagster vergeefs in de praktijk te houden om de wond te laten bekijken.

Een collega van verweerster, huisarts E, heeft ‘s middags een visite afgelegd bij klaagster om naar de wond te kijken maar dit liet klaagster niet toe. Klaagster wilde wel verwezen worden naar de SEH maar bij navraag bleek dat klaagster daar niet geholpen kon worden, omdat de splinter onder echogeleiding en onder narcose verwijderd moest worden. Klaagster had inmiddels een afspraak op de polikliniek chirurgie op 1 april 2015.

Klaagster is op 21 april 2015 geopereerd aan haar voet. De splinter is niet gevonden. Klaagster had nadien veel pijnklachten.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat ze niet zelf klaagsters voet heeft behandeld om de druk eraf te halen en dat ze telkens zegt dat het psychisch is, terwijl het om een lichamelijk probleem ging.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat de tegen haar ingediende klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Ten aanzien van het verwijt dat verweerster niet zelf klaagsters voet heeft behandeld overweegt het college het volgende. Tot 30 maart 2015 is verweerster niet betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. Op 31 maart bezocht klaagster de praktijk. Verweerster had naar het oordeel van het college mede gelet op het feit dat klaagster nu voor de derde maal voor deze aandoening de praktijk bezocht, haar voet moeten bekijken. Op grond van het klinische beeld had verweerster vervolgens het verdere beleid moeten bepalen. Volgens het college heeft het weinig zin om daarvoor de uitslag van de foto af te wachten. Voor het verdere beleid zijn de bevindingen op de foto immers van secundair belang. Bovendien had klaagster zelf al aangegeven dat op de foto te zien was dat er iets in haar voet zat. Dat verweerster op 31 maart 2015 naar de voet van klaagster had moeten kijken, is te meer van belang nu klaagster diabetes heeft en daarmee een risicopatiënt is. De klacht is in zoverre gegrond.

5.3

Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster herhaaldelijk heeft benoemd dat het om een psychisch probleem ging bij klaagster. De klacht is in zoverre ongegrond.

5.4

Slotsom is dat de klacht deels gegrond is. Het college is van oordeel dat met een waarschuwing kan worden volstaan. Daartoe wordt overwogen dat verweerster klaagster diezelfde dag met spoed heeft verwezen naar de chirurg.

6. DE BESLISSING

Het college:

- waarschuwt verweerder;

- bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Medisch Contact’, ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’ en ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’.

Aldus gedaan door mr. E.W. de Groot, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist,

T.S. van der Veer en J.M. Komen en dr. A.P.E. Sachs, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. F. Koenraads, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2015 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.