ECLI:NL:TGZRSGR:2015:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2015-124

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2015:138
Datum uitspraak: 03-11-2015
Datum publicatie: 03-11-2015
Zaaknummer(s): 2015-124
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg tegen een verpleegkundige. (1) Bewust onjuiste bloedsuikerwaarden in het dossier van een patiënte met diabetes mellitus gerapporteerd dan wel bloedsuikerwaarden gerapporteerd zonder dat daaraan metingen ten grondslag lagen. (2) Voorts fraude gepleegd met patiëntengelden. Gegrond. Zich toe-eigenen van gelden van kwetsbare patiënten gaat al ver buiten de professionele grenzen die een verpleegkundige heeft te betrachten. De verpleegkundige heeft hiermee niet alleen het vertrouwen geschonden van de patiënten, maar ook van zijn collega’s en de instelling waarvoor hij werkte. Hetzelfde geldt voor het vele malen niet controleren en onjuist noteren van de bloedsuikerwaarden van een kwetsbare patiënt die aan zijn zorg was toevertrouwd. Verpleegkundige heeft niets verteld over zijn drijfveren noch over de hulp die hij voor zichzelf heeft gevraagd. College heeft daarom geen enkel inzicht gekregen in de persoon van de verpleegkundige en de kans op herhaling. Doorhaling, die onmiddellijk van kracht wordt, bij wijze van voorlopige voorziening schorsing van de inschrijving.

Datum uitspraak: 3 november 2015

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

Inspectie voor de Gezondheidszorg,

zetelende te Utrecht,

klaagster,

gemachtigden: mevr. M. Verheij-Rensen, inspecteur voor de gezondheidszorg en

mevr. mr. R.C. van der Veen, senior inspecteur voor de gezondheidszorg

tegen:

A, verpleegkundige,

voorheen werkzaam te B,

wonende te C,

verweerder.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met 14 bijlagen, ontvangen op 2 juni 2015,

- het verweerschrift met 1 bijlage,

- de brief d.d. 24 augustus 2015 van de Inspectie, met 1 bijlage.

De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 9 september 2015. De Inspectie, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft ter zitting verklaard (verder) geen antwoord te (willen) geven op vragen van het College. De Inspectie heeft pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

2.1 Verweerder is vanaf 1985 werkzaam geweest op een van de locaties van D, een instelling voor gehandicaptenzorg te B (verder: de instelling). Verweerder is onder meer werkzaam geweest als groepsbegeleider en voerde tevens het financiële beheer voor meerdere cliënten.

2.2 Verweerder is op 10 december 2013 op staande voet ontslagen, omdat verweerder bij één cliënte 18 maal onterechte bloedsuikerwaarden had gerapporteerd, zonder dat hieraan metingen ten grondslag hadden gelegen. De instelling heeft tevens nader onderzoek gedaan naar het functioneren van verweerder. Op 21 maart 2014 heeft de Raad van Bestuur van de instelling de Inspectie hiervan in kennis gesteld.

2.3 In het onderzoeksrapport van E van 7 april 2014 is als conclusie (onder 2.2 op blad 7) opgenomen: A heeft structureel gedurende meerdere jaren uitgaven onrechtmatig geboekt. Vanwege het ontbreken van navenante (structurele) kasoverschotten, die zouden zijn ontstaan indien de uitgaven/gelden niet uit de kas zouden zijn gehaald, kan worden gesteld dat deze gelden door A zijn verduisterd. De totale schadeomvang van deze fraude hebben wij voor de jaren 2011, 2012 en 2013 berekend op € 79.035,61.

Opgemerkt dient te worden dat A het financieel beheer voerde voor meerdere cliënten. De cliënten waren inzake hun financiën afhankelijk van A.

Ondanks uitnodigingen daartoe heeft verweerder niet meegewerkt aan de totstandkoming van het onderzoeksrapport. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft verweerder met zijn advocaat wel commentaar op het onderzoeksrapport geleverd en heeft hij, door tussenkomst van zijn advocaat, omstreeks maart 2014 € 10.000,- teruggestort.

2.4 Op 10 april 2014 heeft F namens de instelling aangifte gedaan van diefstal/verduistering en valsheid in geschrifte. Het strafrechtelijk onderzoek is nog niet afgerond en heeft overigens nog niet geleid tot enige strafrechtelijke vervolging.

2.5 Naar aanleiding van het conceptrapport van de Inspectie heeft op 10 november 2014 een gesprek plaatsgevonden met verweerder, die toen nog als verpleegkundige werkzaam was bij een andere organisatie. Van dit gesprek is een verslag opgesteld, dat zich bij de stukken bevindt.

2.6 Klager werkt inmiddels niet meer in de zorg en is momenteel werkloos.

3. De klacht

3.1 De Inspectie heeft twee (kern)klachten geformuleerd, die – zakelijk weergegeven – als volgt luiden.

1) Verweerder heeft in de maand november – december 2013 willens en wetens 18 maal geen bloedsuikerwaarde bij één cliënte gemeten, maar wel de bloedsuikerwaarde geregistreerd dan wel andere bloedsuikerwaarde geregistreerd dan gemeten, waardoor de gezondheidstoestand van die cliënte in gevaar is gebracht.

2) Verweerder, die het financieel beheer voerde voor meerdere cliënten van de instelling, heeft gedurende meerdere jaren (2011, 2012 en 2013) onrechtmatig uitgaven (tot het door E geraamde bedrag van € 79.035,61) geboekt.

3.2 Concluderend stelt de Inspectie dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van de cliënten behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 onder a en b Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) respectievelijk met de artikelen 2.2, 2.8, 2.12, 3.1 en 3.3 van de Nationale beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden (versie januari 2007).

4. Het standpunt van verweerder

Uit de schriftelijke stukken blijkt het volgende: verweerder heeft de klacht onder 1) erkend en bekend dat hij een aantal keer foutieve bloedsuikerwaarden had genoteerd en niet had gemeten. De klacht onder 2) heeft verweerder ook deels erkend (hij heeft fouten gemaakt en bewust geld ontvreemd), maar verder aangegeven dat de fraudezaak bij het Openbaar Ministerie in onderzoek is. Verweerder ontkent dat hij de bedragen genoemd in het onderzoeksrapport van E heeft ontvreemd. Hij werkt inmiddels niet meer in de zorg en is momenteel werkloos. Hij heeft spijt van zijn daden. De hele zaak heeft een enorme impact op zijn dagelijks functioneren. Hij heeft toen hulp gevraagd en hij voert aan dat hij nooit meer zo’n foute stap zal zetten.

5. De beoordeling

5.1 Verweerder heeft de klachten die de Inspectie in het klaagschrift van 29 mei 2015 heeft geformuleerd en onderbouwd met diverse bijlagen erkend, zij het dat hij stelt dat hij niet het door E geraamde bedrag van € 79.035,61 heeft verduisterd maar (veel) minder. Dit laatste argument is voor het College niet van (enig) belang, omdat met het zich toe-eigenen van gelden van kwetsbare cliënten verweerder al vér buiten de professionele grenzen is gegaan die hij als verpleegkundige heeft te betrachten. Verweerder heeft hiermee niet alleen het vertrouwen geschonden van de patiënten, maar ook van zijn collega’s en van de instelling waarvoor hij werkte. Dit rekent het College hem zwaar aan.

Hetzelfde geldt voor het vele malen niet controleren en onjuist noteren van de bloedsuikerwaarden van een kwetsbare patiënt die aan zijn zorg was toevertrouwd. Verweerder stelt weliswaar dat het ongeveer 10-12 maal is gebeurd en niet 18 maal zoals de Inspectie aanvoert, doch ook dit argument is voor het College niet van (enig) belang: feit is dat verweerder met zijn nonchalance willens en wetens het risico heeft genomen van gezondheidsschade bij deze patiënt. Dit rekent het College hem zwaar aan.

5.2 Met zijn handelen heeft verweerder niet alleen in strijd gehandeld met de Nationale Beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden (versie januari 2007), maar ook in strijd met de tuchtrechtelijke normen zoals die neergelegd zijn in artikel 47 lid 1 onder a en b Wet BIG. Met zijn handelen heeft verweerder het vertrouwen dat cliënten, collega’s en de instelling waarvoor hij werkte in hem mochten stellen ernstig geschonden.

Voorts heeft verweerder het College niets verteld over zijn drijfveren noch over de hulp die hij voor zichzelf gevraagd heeft. Het College heeft daardoor ook geen enkel zicht gekregen op enig recidiverisico, zowel wat de verduistering betreft als wat de verpleegkundige behandeling (het niet meten van de bloedsuikerwaarden) betreft.

5.3 De conclusie is dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van zijn cliënten behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 Wet BIG en in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 47 lid 2 Wet BIG. De klacht is in beide onderdelen dan ook gegrond.

5.4 De onder 5.1. en 5.2 vermelde feiten en omstandigheden brengen het College ertoe om verweerder de zwaarste tuchtrechtelijke maatregel op te leggen, namelijk doorhaling van de inschrijving als verpleegkundige (artikel 48 lid 1 sub f Wet BIG). Hoewel de verpleegkundige heeft verklaard niet meer werkzaam te zijn als verpleegkundige en dat ook niet meer te willen, is dit kale argument van verweerder niet voldoende (en overtuigend) voor het College, juist omdat het College geen enkel inzicht heeft gekregen in de persoon van verweerder en de kans op herhaling. Dit betekent voorts dat het College tevens zal bepalen (op de voet van artikel 48 lid 7 Wet BIG) dat de maatregel van doorhaling onmiddellijk van kracht wordt en tevens als voorlopige voorziening (in de zin van artikel 48 lid 8 Wet BIG) directe schorsing van de inschrijving zal opleggen, nu het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg zulks vergt, naar het oordeel van het College. Deze voorziening wordt terstond van kracht en wordt onverwijld ten uitvoer gelegd; de inschrijving blijft geschorst totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in hoger beroep wordt vernietigd.

5.5 Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, op de voet van artikel 71 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bekend worden gemaakt op hierna te vermelden wijze.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond,

haalt de inschrijving van verweerder in het BIG-register door;

bepaalt dat deze doorhaling onmiddellijk van kracht wordt;

bepaalt bij wege van voorlopige voorziening schorsing van de inschrijving;

bepaalt dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften T.V.Z. (Tijdschrift voor ziekenverpleging), Nursing en V&VN-magazine. ter publicatie zal worden aangeboden.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.A. Dozy, voorzitter, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, lid-jurist, I.M. Bonte, dr. M. Houtlosser en K.C. Timm-van Ruitenburg MANP, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 november 2015.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.