ECLI:NL:TGZRGRO:2015:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/21

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2015:9
Datum uitspraak: 27-01-2015
Datum publicatie: 27-01-2015
Zaaknummer(s): VP2014/21
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verpleegkundige wordt verweten onvoldoende postoperatieve nazorg te hebben geleverd aan patiënte en informatie voor haar achter te hebben gehouden. Niet gebleken is dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, klacht ongegrond.

Rep.nr. VP2014/21

27 januari 2015

Def. 011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 16 juni 2014 binnengekomen klacht van:

A,

klaagster,

wonende te B,

advocaat: mr. J.P. Schrale-Oranje,

tegen

C,

werkzaam als verpleegkundige te D,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

advocaat: mr. C. Grondsma.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen van 14 juni 2014, ingekomen op 16 juni 2014;

- het verweerschrift met bijlagen van 20 augustus 2014, ingekomen op 20 augustus 2014 per fax en op 25 augustus 2014 per post;

- de repliek met bijlagen van 11 september 2014, ingekomen op 16 september 2014;

- een fax van 2 oktober 2014 met bijlagen van de directiesecretaris van het E (hierna: de directiesecretaris);

- een brief met bijlagen van klaagster van 3 oktober 2014, ontvangen op 7 oktober 2014;

- een fax van 6 oktober 2014, met bijlagen van de directiesecretaris;

- de dupliek met bijlagen van 18 november 2014, ingekomen op 18 november 2014 per fax en op 19 november 2014 per post.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 december 2014. Klaagster en verweerster zijn verschenen, beiden vergezeld van hun advocaten. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnotitie.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.

2.1

Verweerster is als verpleegkundige werkzaam in het E. Op 16 september 2013 voerde chirurg F bij klaagster een laparoscopische cholecystectomie (verwijdering van de galblaas via een kijkoperatie) uit. Tijdens de operatie meldde de anesthesiemedewerker de chirurg dat bij klaagster een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zou zijn opgetreden, waarna mevrouw F kortdurende hartmassage toepaste. Klaagster had na de operatie veel pijn aan haar borstbeen. Verweerster was op 16 september 2013 vanaf 15:30 uur tot aan de avonddienst betrokken bij de postoperatieve behandeling van klaagster. Op 17 september 2013 werd klaagster ontslagen uit het ziekenhuis.

2.2

Aangezien klaagster ontevreden is over hoe zij is behandeld gedurende haar verblijf in het ziekenhuis, heeft zij een tuchtklacht ingediend tegen de geneeskundigen die betrokken zijn geweest bij haar operatie en de verpleegkundigen die haar postoperatief hebben behandeld tot aan haar ontslag uit het ziekenhuis. De zaken zijn apart van elkaar behandeld. De overige tuchtprocedures hebben de volgende kenmerken: G2014/49, G2014/52, G2014/53, VP2014/18, VP2014/19, VP2014/20 en VP2014/22.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1 Algemeen

Klaagster werd op 16 september 2013 geopereerd door chirurg F. Haar galblaas werd verwijderd. Tijdens de operatie zou er een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zijn opgetreden en moest er hartmassage worden toegepast.

Toen klaagster ontwaakte op de verkoeverkamer had ze veel pijn in de borststreek. Ze meldde dit, maar er werd niet op gereageerd. Wel werd haar gevraagd of ze pijn in haar buik had. Ze antwoordde dat de pijn in haar buik, voor zover aanwezig, werd overschaduwd door de pijn in haar borst. Op haar vraag of er misschien iets fout was gegaan tijdens de operatie kreeg ze geen antwoord.

Klaagsters echtgenoot werd gebeld met de mededeling dat de operatie geslaagd was en dat er geen bijzonderheden waren. Terug op de zaal, bleef de pijn aanhouden en bleef klaagster vragen of er toch echt niet iets was gebeurd, maar nog steeds kwam er geen antwoord. Haar werd verteld dat mevrouw F de volgende dag zou langskomen om vragen te beantwoorden. Tijdens de nacht die volgde, sliep klaagster nauwelijks vanwege pijnklachten. Tegen een uur of vijf ging het heel slecht met haar en werd er toch maar een hartfilmpje gemaakt.

De dienstdoende arts-assistent die ’s nachts langskwam, gaf ook geen antwoord op klaagsters vragen. De betreffende arts-assistent schreef wel in de decursus dat klaagster niet op de hoogte was van de reanimatie. Het tijdstip van noteren is echter niet duidelijk vermeld.

De volgende ochtend vertelde mevrouw F haar dat ze tijdens de operatie een asystolie had gehad en dat ze gereanimeerd moest worden. De reden waarom klaagster dit niet eerder te horen kreeg, was dat mevrouw F – toen zij eerder onderweg was naar klaagster – werd opgeroepen bij een andere patiënt en daarna was het erbij ingeschoten bij haar langs te gaan. Er werd een thoraxfoto gemaakt en zij bleek, naast kneuzingen, een scheur in haar borstbeen te hebben, aldus klaagster.

De heer G, anesthesioloog in opleiding, kwam vervolgens langs en vertelde dat mevrouw F klaagster ten onrechte had gereanimeerd. Mevrouw F zou hebben gereageerd op een vals asystoliealarm tijdens de operatie. Mevrouw F kwam later weer en verklaarde, geconfronteerd met het verhaal van G, het niet eens te zijn met hem. Hierna werd klaagster, zonder verder onderzoek, ontslagen uit het ziekenhuis. Ze had veel last van stress en onzekerheid door het hele gebeuren. Ook vreesde ze dat haar leven wellicht in gevaar was vanwege een eventuele hartafwijking.

3.2 Klachtonderdelen

3.2.1 Eerste klachtonderdeel: te weinig nazorg

Klaagster heeft herhaaldelijk gezegd dat ze erg veel last van pijn in de borststreek had. Onder meer verweerster heeft hiervoor ten onrechte nauwelijks aandacht gehad. De enige pijn die leek te tellen, was eventuele pijn in de buik. Al met al is verweerster te kort geschoten in het leveren van nazorg.

3.2.2 Tweede klachtonderdeel: verpleegkundig dossier onjuist en onvolledig

Onder meer verweerster heeft onjuistheden vermeld in het verpleegkundig dossier. Zo kloppen de NRS-pijnscores die werden afgenomen niet. Klaagster mocht van de verpleegkundigen alleen maar de eventuele pijn in haar buik een pijnscore geven, ondanks dat ze telkens zei dat de pijn in haar buik werd overschaduwd door de pijn in de borststreek. De pijnscores in het verpleegkundig dossier geven dus helemaal geen reëel beeld van de werkelijke hoeveelheid pijn die zij ervoer of haar algehele toestand. Ook heeft verweerster in de overdrachtspapieren niets gemeld over het feit dat klaagster om 22:00 uur naar een andere kamer moest worden overgeplaatst vanwege de pijn.

4. Het verweer

4.1 Algemeen

Op 16 september 2013 werd klaagster opgenomen voor een laparoscopische cholecystectomie (galblaasverwijdering via een kijkoperatie). De operatie vond plaats aan het begin van de middag. Om 15:30 uur vond de overdracht plaats aan de verpleegkundige met avonddienst, in casu verweerster. Om 16:40 uur verrichtte zij de gebruikelijke controles. De NRS-pijnscore was nu 6. Klaagster gaf eveneens aan een drukkend gevoel op de borst te ervaren. Verweerster legde haar uit dat dit het gevolg kon zijn van de operatie. Als ‘interventie’ adviseerde zij klaagster meer gebruik te maken van de PCA-pomp. Klaagster gaf op dat moment geen pijnklachten aan. Na ongeveer een uur werd de pijn draaglijker voor haar. Verweerster kan zich herinneren dat klaagster tijdens een latere controle ontspannen zat te lezen in bed en dat ze nog lopend naar het toilet is gegaan. Om 21:20 uur verrichtte zij opnieuw controles. Het beeld leek stabiel en klaagster gaf nu een NRS-pijnscore van 2 aan. Vervolgens droeg verweerster haar over aan de verpleegkundige die nachtdienst had.

4.2 Verweer per klachtonderdeel

4.2.1 Verweer aangaande het eerste klachtonderdeel: onvoldoende nazorg

Verweerster kan zich herinneren dat zij tijdens de overdracht samen met haar collega in de status heeft gekeken en dat er geen bijzonderheden waren. Klaagster had wel veel pijn, de pijnscore was 6 en verweerster paste interventie toe. Ook weet verweerster nog dat klaagster een drukkend gevoel op de borst meldde. Verder ging het relatief goed met klaagster. Het feit dat ze zelfstandig naar het toilet kon, is best bijzonder na een dergelijke operatie. Ook kon klaagster lezen. De volgende pijnscore was dan ook beduidend lager, namelijk 2. Verweerster vindt dat zij niet te kort is geschoten in haar zorg of nazorg voor klaagster. Op basis van haar eigen waarneming en de pijnscores en de toegepaste ‘interventie’ om de PCA pomp meer te gebruiken was er geen aanleiding om anders te handelen dan ze heeft gedaan

4.2.2 Verweer aangaande het tweede klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging

Verweerster heeft het verpleegkundig dossier volledig en correct ingevuld. De NRS-pijnscores en andere relevante informatie zijn in de beleving en herinnering van verweerster correct weergegeven. Voor de verhuizing naar een andere kamer geldt het volgende. Hiertoe werd besloten, omdat de kamergenoten erg luidruchtig waren. Dit had niets met haar fysieke toestand te maken.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Eerste klachtonderdeel

De lezingen van partijen omtrent de mate van pijn die klaagster postoperatief zou hebben gepresenteerd en in hoeverre zij de pijn in de borststreek ook mocht meewegen in NRS-pijnscores lopen uiteen. Het College kan op basis van de beschikbare informatie niet vaststellen welke lezing de juiste is. Wel acht het College het, mede op basis van het verhandelde ter zitting, aannemelijk dat verweerster onvoldoende heeft doorgevraagd naar de aard van de pijn, omdat zij de klachten te gemakkelijk relateerde aan de operatie. Dit betekent dat het handelen beter had gekund, maar dit neemt niet weg dat het College onvoldoende aanleiding aanwezig acht voor een tuchtrechtelijk verwijt. Hiervoor is mede van belang dat het pijnprotocol niet voorschrijft de pijnscores te specificeren naar herkomst of oorzaak. Het klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.3 Tweede klachtonderdeel

Uit hetgeen is overwogen bij het vorige klachtonderdeel volgt dat er voor het College geen aanknopingspunt aanwezig is om klaagster te volgen in haar stelling dat verweersters verslaglegging onjuist dan wel onvolledig zou zijn geweest. Dit leidt tot de conclusie dat ook het tweede klachtonderdeel geen doel treft.

6. Slotsom

De klacht zal in al zijn onderdelen ongegrond worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

prof. mr. L. Timmerman, voorzitter,

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,

drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige,

K.C. Timm-van Ruitenburg, lid-verpleegkundige,

bijgestaan door mr. L.C. Commandeur, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.