ECLI:NL:TGZRGRO:2015:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/20
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2015:8 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2015 |
Datum publicatie: | 27-01-2015 |
Zaaknummer(s): | VP2014/20 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verpleegkundige wordt verweten onvoldoende postoperatieve nazorg te hebben geleverd aan patiënte en informatie voor haar achter te hebben gehouden. Niet gebleken is dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, klacht ongegrond. |
Rep.nr. VP2014/20
27 januari 2015
Def.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 16 juni 2014 binnengekomen klacht van:
A,
klaagster,
wonende te B,
advocaat: mr. J.P. Schrale-Oranje,
tegen
C,
werkzaam als verpleegkundige te D,
verweerster,
BIG-reg.nr:,
advocaat: mr. C. Grondsma.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen van 14 juni 2014, ingekomen op 16 juni 2014;
- het verweerschrift met bijlagen van 20 augustus 2014, ingekomen op 20 augustus 2014 per fax en op 25 augustus 2014 per post;
- de repliek met bijlagen van 11 september 2014, ingekomen op 16 september 2014;
- een fax van 2 oktober 2014 met bijlagen van de directiesecretaris van het E (hierna: de directiesecretaris);
- een brief met bijlagen van klaagster van 3 oktober 2014, ontvangen op 7 oktober 2014;
- een fax van 6 oktober 2014, met bijlagen van de directiesecretaris;
- de dupliek met bijlagen van 18 november 2014, ingekomen op 18 november 2014 per fax en op 19 november 2014 per post.
In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 december 2014. Klaagster en verweerster zijn verschenen, beiden vergezeld van hun advocaten. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnotitie.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.
2.1
Verweerster is als verpleegkundige werkzaam in het E. Op 16 september 2013 voerde chirurg F bij klaagster een laparoscopische cholecystectomie (verwijdering van de galblaas via een kijkoperatie) uit. Tijdens de operatie meldde de anesthesiemedewerker de chirurg dat bij klaagster een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zou zijn opgetreden, waarna mevrouw F kortdurende hartmassage toepaste. Klaagster had na de operatie veel pijn aan haar borstbeen. Verweerster was op 17 september 2013 tijdens de dagdienst betrokken bij de postoperatieve behandeling van klaagster. Op 17 september 2013 werd klaagster ontslagen uit het ziekenhuis.
2.2
Aangezien klaagster ontevreden is over hoe zij is behandeld gedurende haar verblijf in het ziekenhuis, heeft zij een tuchtklacht ingediend tegen de geneeskundigen die betrokken zijn geweest bij haar operatie en de verpleegkundigen die haar postoperatief hebben behandeld tot aan haar ontslag uit het ziekenhuis. De zaken zijn apart van elkaar behandeld. De overige zaken hebben de volgende kenmerken: G2014/49, G2014/52, G2014/53, VP2014/18, VP2014/19, VP2014/21 en VP2014/22.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1 Algemeen
Klaagster werd op 16 september 2013 geopereerd door chirurg F. Haar galblaas werd verwijderd. Tijdens de operatie zou er een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zijn opgetreden en moest er hartmassage worden toegepast.
Toen klaagster ontwaakte op de verkoeverkamer had ze veel pijn in de borststreek. Ze meldde dit, maar er werd niet op gereageerd. Wel werd haar gevraagd of ze pijn in haar buik had. Ze antwoordde dat de pijn in haar buik, voor zover aanwezig, werd overschaduwd door de pijn in haar borst. Op haar vraag of er misschien iets fout was gegaan tijdens de operatie kreeg ze geen antwoord.
Klaagsters echtgenoot werd gebeld met de mededeling dat de operatie geslaagd was en dat er geen bijzonderheden waren. Terug op de zaal, bleef de pijn aanhouden en bleef klaagster vragen of er toch echt niet iets was gebeurd, maar nog steeds kwam er geen antwoord. Haar werd verteld dat mevrouw F de volgende dag zou langskomen om vragen te beantwoorden. Tijdens de nacht die volgde, sliep klaagster nauwelijks vanwege pijnklachten. Tegen een uur of vijf ging het heel slecht met haar en werd er toch maar een hartfilmpje gemaakt.
De dienstdoende arts-assistent die ’s nachts langskwam, gaf ook geen antwoord op klaagsters vragen. De betreffende arts-assistent schreef wel in de decursus dat klaagster niet op de hoogte was van de reanimatie.
De volgende ochtend vertelde mevrouw F haar dat ze tijdens de operatie een asystolie had gehad en dat ze gereanimeerd moest worden. De reden waarom klaagster dit niet eerder te horen kreeg, was dat mevrouw F – toen zij eerder onderweg was naar klaagster – werd opgeroepen bij een andere patiënt en daarna was het erbij ingeschoten bij haar langs te gaan. Er werd een thoraxfoto gemaakt en zij bleek, naast kneuzingen, een scheur in haar borstbeen te hebben, aldus klaagster.
De heer G, anesthesioloog in opleiding, kwam vervolgens langs en vertelde dat mevrouw F klaagster ten onrechte had gereanimeerd. Mevrouw F zou hebben gereageerd op een vals asystoliealarm tijdens de operatie. Mevrouw F kwam later weer en verklaarde, geconfronteerd met het verhaal van G, het niet eens te zijn met hem. Hierna werd klaagster, zonder verder onderzoek, ontslagen uit het ziekenhuis. Ze had veel last van stress en onzekerheid door het hele gebeuren. Ook vreesde ze dat haar leven wellicht in gevaar was vanwege een eventuele hartafwijking.
3.2 Klachtonderdelen
3.2.1 Eerste klachtonderdeel: onjuiste informatie
Klaagster gaat ervan uit dat verweerster tijdens de overdracht aan haar op de hoogte is gebracht van wat er tijdens de operatie was gebeurd. Zij heeft verzuimd klaagster hiervan op te hoogte te stellen.
3.2.2 Tweede klachtonderdeel: onvoldoende nazorg
Klaagster heeft herhaaldelijk gezegd dat ze erg veel last van pijn in de borststreek had. Onder meer verweerster heeft hiervoor ten onrechte geen aandacht gehad. De enige pijn waarin verweerster geïnteresseerd was, was eventuele pijn in de buik. Al met al is verweerster te kort geschoten in het leveren van nazorg.
3.2.3 Derde klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging
Onder meer verweerster heeft onjuistheden vermeld in het verpleegkundig dossier. Zo kloppen de NRS-pijnscores die werden afgenomen niet. Klaagster mocht van de verpleegkundigen alleen maar de eventuele pijn in haar buik een pijnscore geven, ondanks dat ze telkens zei dat de pijn in haar buik werd overschaduwd door de pijn in de borststreek. De pijnscores in het verpleegkundig dossier geven dus helemaal geen reëel beeld van de werkelijke hoeveelheid pijn die zij ervoer of haar algehele toestand. Ook heeft verweerster in de overdrachtspapieren niets gemeld over wat er tijdens de operatie is gebeurd.
4. Het verweer
4.1 Algemeen
Op 16 september 2013 werd klaagster opgenomen voor een laparoscopische cholecystectomie (galblaasverwijdering via een kijkoperatie). De operatie vond aan het begin van de middag plaats. De volgende dag had verweerster dagdienst en raakte zij bij klaagsters behandeling betrokken. Verweerster kan zich herinneren dat klaagster bij aanvang van haar dienst een rustige indruk maakte. Klaagster liet wel weten dat zij rond haar borststreek een blijvende pijn ervoer. Verweerster verrichtte de gebruikelijke controles en deze lieten geen afwijkend beeld zien. Dit geldt onder meer voor de NRS-pijnscores. Hiermee geeft de patiënt op een schaal van 0 tot 10 aan hoeveel pijn hij/zij heeft. Een NRS-pijnscore van 4 of hoger is volgens protocol reden voor interventie. Ook de saturatie (de mate van verzadiging van het bloed met zuurstof) was niet afwijkend. Klaagster kreeg naast haar PCA-pomp de voorgeschreven pijnmedicatie voor de ochtend. Toen de NRS-pijnscore 4 was geworden, adviseerde verweerster haar de PCA-pomp meer te gebruiken. Ook zei ze tegen klaagster dat mevrouw F op elk moment kon komen om met haar te spreken over het verdere beleid.
Rond 8:00 uur kwam F. Zij nam ruim de tijd voor klaagster en vertelde haar wat er tijdens de operatie was gebeurd. Klaagster had een asystolie gehad waarvoor zij kortdurend hartmassage had gehad. Klaagster schrok, maar was ook opgelucht dat haar pijnklachten nu waren verklaard. In de loop van de ochtend koppelde verweerster de PCA-pomp af, omdat klaagster zelfstandig naar de badkamer wilde om zich te wassen. Dit lukte haar ook.
Hierna kwam de APS (de pijnverpleegkundige) langs om te kijken hoe het ging. De PCA-pomp werd in overleg met klaagster niet opnieuw aangesloten, omdat de pijn draaglijk zou zijn ondanks de NRS-pijnscore van 5. In opdracht van mevrouw F werd een thoraxfoto gemaakt. Mevrouw F vond dat klaagster naar huis mocht, als ze dat zelf zag zitten. De dienst werd vervolgens overgedragen aan de verpleegkundige met avonddienst.
4.2 Verweer per klachtonderdeel
4.2.1 Verweer aangaande het eerste klachtonderdeel: onjuiste informatie
Het is onjuist dat verweerster bij aanvang van haar dienst wist dat klaagster tijdens de operatie een asystolie had gehad en gereanimeerd was. Ze had klaagster derhalve ook niet kunnen informeren hieromtrent.
4.2.2 Verweer aangaande het tweede klachtonderdeel: onvoldoende nazorg
Op het moment dat verweersters dienst begon, om 7:30 uur, maakte klaagster een rustige indruk. Klaagster meldde wel een blijvende pijn in haar borststreek en dit noteerde verweerster in het dossier. Al na een half uur kwam mevrouw F langs. Na dit gesprek nam verweerster geen bijzonderheden waar. Zij koppelde klaagster zelfs af van de PCA-pomp en klaagster ging zelfstandig naar het toilet om zich te wassen. De PCA-pomp werd daarna in overleg met klaagster niet weer aangesloten. Verweerster was niet op de hoogte van wat er gebeurd was tijdens de operatie. Ze heeft in haar eigen optiek adequate nazorg verleend.
4.2.3 Verweer aangaande het derde klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging
Verweerster bestrijdt dat zij onjuiste informatie in het verpleegkundig dossier zou hebben genoteerd. Ze heeft haar waarnemingen aangaande de situatie van klaagster correct verwoord en de NRS-pijnscores zijn eveneens juist.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2 Eerste klachtonderdeel
Klaagster stelt dat verweerster op de hoogte moet zijn geweest van de tijdens de operatie opgetreden asystolie en de hartmassage. Verweerster bestrijdt dit gemotiveerd. Het College heeft geen aanknopingspunt voor de juistheid van klaagsters stelling. Reeds hierdoor is het eerste klachtonderdeel ongegrond.
5.3 Tweede klachtonderdeel
De lezingen van partijen omtrent de hoeveelheid pijn die klaagster zou hebben gemeld lopen uiteen. Ook bestaat er een meningsverschil over de vraag of klaagster pijn in de borststreek mocht betrekken in de NRS-pijnscore. Het College kan op basis van de beschikbare informatie niet vaststellen wier lezing de juiste is. Het klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5.4 Derde klachtonderdeel
Uit hetgeen is overwogen bij de vorige klachtonderdelen volgt dat er voor het College geen aanknopingspunt aanwezig is om klaagster te volgen in haar stelling dat verweersters verslaglegging onjuist dan wel onvolledig zou zijn geweest. Dit leidt tot de conclusie dat ook het derde klachtonderdeel geen doel treft.
6. Slotsom
De klacht zal in al zijn onderdelen ongegrond worden verklaard.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
prof. mr. L. Timmerman, voorzitter,
mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,
drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,
drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige,
K.C. Timm-van Ruitenburg, lid-verpleegkundige,
bijgestaan door mr. L.C. Commandeur, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.