ECLI:NL:TGZRGRO:2015:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen GP2015/01
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2015:70 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-12-2015 |
Datum publicatie: | 08-12-2015 |
Zaaknummer(s): | GP2015/01 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog werkzaam in een instelling waar klager verblijft. Klager verwijt verweerster diverse zaken, veelal op beleidsmatig en procedureel terrein. Klacht is gemotiveerd betwist. Kennelijk ongegrond. |
Rep.nr. GP2015/01
8 december 2015
Def. 175
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DEGEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 2 februari 2015 binnengekomen klacht van:
A,
klager,
verblijvende in de B te C,
advocaat: mr. M.C. de Goeij,
tegen
D,
werkzaam als gezondheidszorgpsycholoog te C,
verweerster,
BIG-reg.nr:
advocaat: mr. M.R. Gans.
1.Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift van 28 januari 2015, ingekomen op 2 februari 2015;
- het verweerschrift van 1 april 2015, ingekomen op 2 april 2015;
- de repliek van 7 mei 2015, ingekomen op 8 mei 2015;
- de repliek van 7 mei, ingekomen op 11 juni 2015;
- de dupliek van 14 juli 2015, ingekomen op 14 juli 2015 en 15 juli 2015;
- het proces-verbaal van het op 18 augustus 2015 gehouden mondeling vooronderzoek door
mr. L.C. Commandeur, secretaris van het College.
De klacht is behandeld in raadkamer.
2.Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.
2.1
Klager is bij vonnis van de Rechtbank E van xx-xx-xxxx ter zake van een zedendelict veroordeeld tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar en een terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging van overheidswege (TBS). In het kader van de TBS verblijft klager in B te C (B). Verweerster is vanaf xx-xx-xxxx als behandelcoördinator betrokken bij de behandeling van klager.
3. De klacht
De klacht luidt – kort en zakelijk weergegeven – als volgt.
Klager verwijt verweerster het volgende:
1. dat hij door haar verkeerd is geïnformeerd over het aanvragen van zijn verlof;
2. dat zij samen met het sociotherapeutisch team als een soort boycot de lijn van
de voormalige behandelcoördinator van verweerder aan het doorzetten is;
3. dat hij afgerekend wordt op misdaden van andere patiënten door een verscherpt
vrijhedenbeleid;
4. dat zij in haar advies aan de rechtbank bijna niets zegt over zijn verloven die hij succesvol
heeft gerealiseerd;
5. dat er sprake is van ongelijke behandeling dan wel discriminatie, omdat er anders wordt
omgegaan met zijn verlof in vergelijking met andere patiënten.
6. dat zij informatie heeft achtergehouden met betrekking tot een pakket dat hij heeft
verzonden aan een medewerkster van de Opvoedpoli te E.
Bovenstaande leidt er volgens klager toe dat er niet vooruit kan worden gekeken naar een andere stap, namelijk dat hij van begeleid naar onbegeleid verlof gaat.
4. Het verweer
Verweerster wijst er in de eerste plaats op dat de verlofregeling de kern van de klacht is. Zij beslist echter niet over de verlofregeling, de opzet daarvan noch de uitvoering. Daarvoor geldt een specifieke regeling, waarbij de beoordeling of er plaats is voor een verlofregeling in welke vorm dan ook, wordt genomen door (uiteindelijk) de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie. Binnen de B is de directeur Behandelzaken eindverantwoordelijk voor de toepassing en uitvoering van de verlofregeling.
In de tweede plaats wijst verweerster erop dat in de onderhavige zaak alleen haar persoonlijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen relevant is en niet het handelen van collega's.
4.1 Eerste klachtonderdeel
Bij de kennismaking tussen klager en verweerster heeft klager reeds aangegeven dat er een (lopend) probleem was met betrekking tot de verlofregeling. Klager houdt zich namelijk niet aan de voorwaarden, omdat hij meent dat deze niet voor hem hoeven te gelden. Volgens klager zou er sprake zijn van een aantal positieve ontwikkelingen, echter deze hebben geen betrekking op zijn delictgerelateerde gedrag. En dat is met name voor de beoordeling inzake de verlofregeling relevant. Verweerster heeft regelmatig met klager gesproken over de achterliggende problematiek, wat heeft geleid tot een voor hem op zich positieve ontwikkeling met betrekking tot de verlofregeling. Zij stelt dat zij zich aldus wel degelijk heeft ingespannen om de verlofregeling te verruimen.
4.2 Tweede klachtonderdeel
Verweerster betwist uitdrukkelijk dat er sprake zou zijn van een 'boycot'. Een en ander is door klager ook niet concreet nader toegelicht.
4.3 Derde klachtonderdeel
Verweerster stelt dat - in het algemeen - aanvullende maatregelen niet bepaald en opgelegd worden door haar, maar behoren tot de competentie van de directeur Behandelzaken. Ter zake hiervan valt verweerster daarom geen persoonlijk verwijt te maken.
4.4 Vierde klachtonderdeel
Verweerster stelt dat zij in haar verlengingsadvies aan de rechtbank - in positieve zin - benoemt dat klager zich inzet voor zijn behandeling en verlof. Doch in het advies wordt een volledig beeld geschetst van de gang van zaken in de voorliggende periode waarbij uiteraard - en dat is voor het inschatten van de risico's inzake de veiligheid van belang - óók zijn problemen worden benoemd. Het enkele feit dat klager vooruitgang maakt in zijn behandeling door zijn creatieve kwaliteiten, maakt niet dat daarmee maatregelen in het kader van het beperken van risico's van ondergeschikt belang zouden zijn. Met name laatstgenoemde aspecten zijn in het kader van een verlofregeling leidend.
4.5 Vijfde klachtonderdeel
Verweerster betwist uitdrukkelijk dat er sprake is van discriminerend gedrag. Het is mogelijk dat andere patiënten meer vrijheden krijgen in het kader van hun verlof. Verlof is namelijk 'maatwerk', dat afhankelijk is van het stadium van behandeling waarin iemand zich bevindt, de aard van het delict, het gedrag enzovoort. Voor klager geldt ook dat zijn verlofregeling 'maatwerk' is. Zoals reeds toegelicht, is thans sprake van een voor klager positieve ontwikkeling. Verweerster ziet daarom niet in wat haar in dat kader nog valt te verwijten.
4.6 Zesde klachtonderdeel
Na een verlof - een contact met zijn zusje en haar begeleidster van de Opvoedpoli - heeft klager een pakketje met daarin een brief, foto's en een cd gestuurd naar de desbetreffende begeleidster. Zij was echter niet gediend van dit gebaar. Verweerster heeft rond xx-xx-xxxx hierover contact gezocht met de directeur van de Opvoedpoli. Hoewel het de bedoeling was van de Opvoedpoli om het pakket op xx-xx-xxxx terug te sturen, is dit niet gebeurd. Verweerster heeft - wetende dat het pakket zou moeten binnenkomen - daarover ook contact gezocht met de postkamer van de B. Nadat het pakket daadwerkelijk geretourneerd was, heeft zij een en ander met klager besproken. Het verwijt dat klager maakt, namelijk dat zij informatie zou achterhouden, is volgens haar dan ook niet juist.
Samenvattend is verweerster van mening dat haar geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en dat de klacht in al haar onderdelen onjuist en ongegrond is.
5. Beoordeling van de klacht
Verweerster heeft alle klachtonderdelen voldoende gemotiveerd weersproken. Ook in
de stukken die in het kader van deze tuchtprocedure zijn overgelegd, vindt het College
geen aanknopingspunten voor de stellingen van klager. Gelet hierop zullen alle klachtonderdelen
ongegrond worden verklaard.
6.Slotsom
Nu de klacht in alle onderdelen faalt, zal deze als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,
dr. P.J.M. Prins, lid-beroepsgenoot,
drs. G.G.A. Schuitemaker, lid-beroepsgenoot,
drs. M.W.D. Nijhoff -Huijsse , lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mr. N. Brouwer, secretaris.
en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015 door prof. mr. L. Timmerman, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y.M.C. Bouman, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.