ECLI:NL:TGZRGRO:2015:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/19

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2015:7
Datum uitspraak: 27-01-2015
Datum publicatie: 27-01-2015
Zaaknummer(s): VP2014/19
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verpleegkundige wordt verweten onvoldoende postoperatieve nazorg te hebben geleverd aan patiënte en informatie voor haar achter te hebben gehouden. Niet gebleken is dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, klacht ongegrond.

Rep.nr. VP2014/19

27 januari 2015

Def.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 16 juni 2014 binnengekomen klacht van:

A,

klaagster,

wonende te B,

advocaat: mr. J.P. Schrale-Oranje,

tegen

C,

werkzaam als verpleegkundige te D,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

advocaat: mr. C. Grondsma.


1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen van 14 juni 2014, ingekomen op 16 juni 2014;

- het verweerschrift met bijlagen van 20 augustus 2014, ingekomen op 20 augustus 2014 per fax en op 25 augustus 2014 per post;

- de repliek met bijlagen van 11 september 2014, ingekomen op 16 september 2014;

- een fax van 2 oktober 2014 met bijlagen van de directiesecretaris van het E (hierna: de directiesecretaris);

- een brief met bijlagen van klaagster van 3 oktober 2014, ontvangen op 7 oktober 2014;

- een fax van 6 oktober 2014, met bijlagen van de directiesecretaris;

- de dupliek met bijlagen van 18 november 2014, ingekomen op 18 november 2014 per fax en op 19 november 2014 per post.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 december 2014. Klaagster en verweerster zijn verschenen, beiden vergezeld van hun advocaten. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnotitie.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.

2.1

Verweerster is als verpleegkundige werkzaam in het E. Op 16 september 2013 voerde chirurg F bij klaagster een laparoscopische cholecystectomie (verwijdering van de galblaas via een kijkoperatie) uit. Tijdens de operatie meldde de anesthesiemedewerker de chirurg dat bij klaagster een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zou zijn opgetreden, waarna mevrouw F kortdurende hartmassage toepaste. Klaagster had na de operatie veel pijn aan haar borstbeen. Verweerster is op 16 september 2013 van 15:00 uur tot 15:30 uur betrokken geweest bij klaagsters postoperatieve behandeling. Op 17 september 2013 werd klaagster ontslagen uit het ziekenhuis.

2.2

Aangezien klaagster ontevreden is over hoe zij is behandeld gedurende haar verblijf in het ziekenhuis, heeft zij een tuchtklacht ingediend tegen de geneeskundigen die betrokken zijn geweest bij haar operatie en de verpleegkundigen die haar postoperatief hebben behandeld tot aan haar ontslag uit het ziekenhuis. De zaken zijn apart van elkaar behandeld. De overige tuchtprocedures hebben de volgende kenmerken: G2014/49, G2014/52, G2014/53, VP2014/18, VP2014/20, VP2014/21 en VP2014/22.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1 Algemeen

Klaagster werd op 16 september 2013 geopereerd door chirurg F. Haar galblaas werd verwijderd. Tijdens de operatie zou er een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zijn opgetreden en moest er hartmassage worden toegepast.

Toen klaagster ontwaakte op de verkoeverkamer had ze veel pijn op de borst. Ze meldde dit, maar er werd niet op gereageerd. Wel werd haar gevraagd of ze pijn in haar buik had. Ze antwoordde dat de pijn in haar buik, voor zover aanwezig, werd overschaduwd door de pijn in haar borst. Op haar vraag of er misschien iets fout was gegaan tijdens de operatie kreeg ze geen antwoord.

Klaagsters echtgenoot werd gebeld met de mededeling dat de operatie geslaagd was en dat er geen bijzonderheden waren. Terug op de zaal, bleef de pijn aanhouden en bleef klaagster vragen of er toch echt niet iets was gebeurd, maar nog steeds kwam er geen antwoord. Haar werd verteld dat mevrouw F de volgende dag zou langskomen om vragen te beantwoorden. Tijdens de nacht die volgde, sliep klaagster nauwelijks vanwege pijnklachten. Tegen een uur of vijf ging het heel slecht met haar en werd er toch maar een hartfilmpje gemaakt.

De dienstdoende arts-assistent die ’s nachts langskwam, gaf ook geen antwoord op klaagsters vragen. De betreffende arts-assistent schreef wel in de decursus dat klaagster niet op de hoogte was van de reanimatie. Het tijdstip van noteren is echter niet duidelijk vermeld.

De volgende ochtend vertelde mevrouw F haar dat ze tijdens de operatie een asystolie had gehad en dat ze gereanimeerd moest worden. De reden waarom klaagster dit niet eerder te horen kreeg, was dat mevrouw F – toen zij eerder onderweg was naar klaagster – werd opgeroepen bij een andere patiënt en daarna was het erbij ingeschoten bij haar langs te gaan. Er werd een thoraxfoto gemaakt en zij bleek, naast kneuzingen, een scheur in haar borstbeen te hebben, aldus klaagster.

De heer G, anesthesioloog in opleiding, kwam vervolgens langs en vertelde dat mevrouw F klaagster ten onrechte had gereanimeerd. Mevrouw F zou hebben gereageerd op een vals asystoliealarm tijdens de operatie. Mevrouw F kwam later weer en verklaarde, geconfronteerd met het verhaal van G, het niet eens te zijn met hem. Hierna werd klaagster, zonder verder onderzoek, ontslagen uit het ziekenhuis. Ze had veel last van stress en onzekerheid door het hele gebeuren. Ook vreesde ze dat haar leven wellicht in gevaar was vanwege een eventuele hartafwijking.

3.2 Klachtonderdelen

3.2.1 Eerste klachtonderdeel: onvoldoende nazorg

Klaagster heeft herhaaldelijk gezegd dat ze erg veel last van pijn in de borststreek had. Onder meer verweerster heeft hiervoor ten onrechte geen aandacht gehad. Eventuele pijn aan de operatiewond was het enige dat leek te tellen. Hiermee is zij te kort geschoten in het leveren van nazorg.

3.2.2 Tweede klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging

Onder meer verweerster heeft onjuistheden vermeld in het verpleegkundig dossier. Zo kloppen de NRS-pijnscores die werden afgenomen niet. Klaagster mocht van de verpleegkundigen alleen maar de eventuele pijn in haar buik een pijnscore geven, ondanks dat ze telkens zei dat de pijn in haar buik werd overschaduwd door de pijn in de borststreek. De pijnscores in het verpleegkundig dossier geven dus helemaal geen reëel beeld van de werkelijke hoeveelheid pijn die zij ervoer of haar algehele toestand.

4. Het verweer

4.1 Algemeen

Op 16 september 2013 werd klaagster opgenomen voor een laparoscopische cholecystectomie. Verweerster was betrokken bij klaagsters intake vóór de operatie en toen ze later van de verkoever weer terug op de zaal kwam. Op de verpleegafdeling verrichtte verweerster de gebruikelijke controles, waaronder het afnemen van de NRS-pijnscores. Hiermee geeft de patiënt op een schaal van 0 tot 10 aan hoeveel pijn hij/zij heeft. Een NRS-pijnscore van 4 of hoger is volgens protocol reden voor interventie. De NRS-pijnscore van klaagster was toen 3. Klaagster kreeg uitleg over de PCA-pomp en de werking daarvan. Hiermee kan een patiënt in grote mate zijn/haar eigen pijn controleren. Een PCA-pomp is gebruikelijk na een galblaasverwijdering. Ook kreeg klaagster (overige) pijnstilling volgens afspraak. Aangaande de pijn in de borststreek werd uitgelegd dat dit mogelijk door de operatie kwam.

4.2 Verweer per klachtonderdeel

4.2.1 Verweer aangaande het eerste klachtonderdeel: onvoldoende nazorg

Uit het dossier blijkt niet dat klaagster heftige pijnen heeft gemeld, noch kan verweerster zich dat herinneren. De klachten tegen verweerster hebben betrekking op de periode na de operatie. Verweerster is op 16 september 2013 van 15:00 uur tot 15:30 uur betrokken geweest bij klaagster, vrij kort dus. Het is lang geleden waardoor verweerster zich alles niet meer precies kan herinneren. In algemene zin stelt zij dat als een patiënt de pijnklachten aangeeft die klaagster beweert te hebben aangegeven, daar zeker naar wordt gehandeld. Er wordt dan een ECG gemaakt of er wordt een arts bij geroepen. Uit het feit dat dit niet is gebeurd, leidt verweerster af dat daar geen aanleiding voor bestond. Om 15:30 uur heeft zij samen met een collega die de dienst overnam in de status van klaagster gekeken waarin op dat moment geen bijzonderheden stonden. Ze was voorts niet op de hoogte van een asystolie dan wel een reanimatie. Verweerster stelt dat zij de nazorg heeft verleend die van haar onder de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden.

4.2.2 Verweer aangaande het tweede klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging

Verweerster heeft het verpleegkundig dossier in haar beleving correct ingevuld. Van het opnemen van onjuiste informatie is geen sprake geweest.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Eerste klachtonderdeel

De lezingen van de partijen over de hoeveelheid pijn die klaagster zou hebben gemeld lopen uiteen. Ook bestaat er een meningsverschil over de vraag of klaagster pijn in de borststreek mocht betrekken in de NRS-pijnscore. Het College kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet vaststellen wier lezing de juiste is. Wel acht het College het, mede op basis van het verhandelde ter zitting, aannemelijk dat verweerster onvoldoende heeft doorgevraagd naar de aard van de pijn, omdat zij de klachten te gemakkelijk relateerde aan de operatie. Dit betekent dat het handelen beter had gekund, maar dit neemt niet weg dat het College onvoldoende aanleiding aanwezig acht voor een tuchtrechtelijk verwijt. Hiervoor is mede van belang dat het pijnprotocol niet voorschrijft de pijnscores te specificeren naar herkomst of oorzaak. Het klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.4 Tweede klachtonderdeel

Uit hetgeen is overwogen bij het vorige klachtonderdeel volgt dat er voor het College geen aanknopingspunt aanwezig is om klaagster te volgen in haar stelling dat verweersters verslaglegging onjuist dan wel onvolledig zou zijn geweest. Dit leidt tot de conclusie dat ook het tweede klachtonderdeel ongegrond is.

6. Slotsom

De klacht zal in al zijn onderdelen ongegrond worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

prof. mr. L. Timmerman, voorzitter,

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,

drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige,

K.C. Timm-van Ruitenburg, lid-verpleegkundige,

bijgestaan door mr. L.C. Commandeur, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.