ECLI:NL:TGZRGRO:2015:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/18

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2015:6
Datum uitspraak: 27-01-2015
Datum publicatie: 27-01-2015
Zaaknummer(s): VP2014/18
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verpleegkundige wordt verweten onvoldoende postoperatieve nazorg te hebben geleverd aan patiënte en informatie voor haar achter te hebben gehouden. Niet gebleken is dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, klacht ongegrond.

Rep.nr. VP2014/18

27 januari 2015

Def. 008

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 16 juni 2014 binnengekomen klacht van:

A,

klaagster,

wonende te B,

advocaat: mr. J.P. Schrale-Oranje,

tegen

C,

werkzaam als verpleegkundige te D,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

advocaat: mr. C. Grondsma.


1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen van 14 juni 2014, ingekomen op 16 juni 2014;

- het verweerschrift met bijlagen van 20 augustus 2014, ingekomen op 20 augustus 2014 per fax en op 25 augustus 2014 per post;

- de repliek met bijlagen van 11 september 2014, ingekomen op 16 september 2014;

- een fax van 2 oktober 2014 met bijlagen van de directiesecretaris van het E (hierna: de directiesecretaris);

- een brief met bijlagen van klaagster van 3 oktober 2014, ontvangen op 7 oktober 2014;

- een fax van 6 oktober 2014, met bijlagen van de directiesecretaris;

- de dupliek met bijlagen van 18 november 2014, ingekomen op 18 november 2014 per fax en op 19 november 2014 per post.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 december 2014. Klaagster en verweerster zijn verschenen, beiden vergezeld van hun advocaten. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnotitie.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.

2.1

Verweerster is als verpleegkundige op de verkoever werkzaam in het E. Op 16 september 2013 voerde chirurg F bij klaagster een laparoscopische cholecystectomie (verwijdering van de galblaas via een kijkoperatie) uit. Tijdens de operatie meldde de anesthesiemedewerker de chirurg dat bij klaagster een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zou zijn opgetreden, waarna mevrouw F kortdurende hartmassage toepaste. Klaagster had na de operatie veel pijn aan haar borstbeen. Verweerster was op 16 september 2013 op de verkoever betrokken bij de postoperatieve behandeling van klaagster tot 15:00 uur, toen klaagster werd overgedragen aan de verpleegafdeling. Op 17 september 2013 werd klaagster ontslagen uit het ziekenhuis.

2.2

Aangezien klaagster ontevreden is over hoe zij is behandeld gedurende haar verblijf in het ziekenhuis, heeft zij een tuchtklacht ingediend tegen de geneeskundigen die betrokken zijn geweest bij haar operatie en de verpleegkundigen die haar postoperatief hebben behandeld tot aan haar ontslag uit het ziekenhuis. De zaken zijn apart van elkaar behandeld. De overige tuchtprocedures hebben de volgende kenmerken: G2014/49, G2014/52, G2014/53, VP2014/19, VP2014/20, VP2014/21 en VP2014/22.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1 Algemeen

Klaagster werd op 16 september 2013 geopereerd door chirurg F. Haar galblaas werd verwijderd. Tijdens de operatie zou er een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zijn opgetreden en moest er hartmassage worden toegepast.

Toen klaagster ontwaakte op de verkoeverkamer had ze veel pijn in de borststreek. Ze meldde dit, maar er werd niet op gereageerd. Wel werd haar gevraagd of ze pijn in haar buik had. Ze antwoordde dat de pijn in haar buik, voor zover aanwezig, werd overschaduwd door de pijn in haar borst. Op haar vraag of er misschien iets fout was gegaan tijdens de operatie kreeg ze geen antwoord.

Klaagsters echtgenoot werd gebeld door verweerster met de mededeling dat de operatie geslaagd was en dat er geen bijzonderheden waren. Terug op de zaal, bleef de pijn aanhouden en bleef klaagster vragen of er toch echt niet iets was gebeurd, maar nog steeds kwam er geen antwoord. Haar werd verteld dat mevrouw F de volgende dag zou langskomen om vragen te beantwoorden. Tijdens de nacht die volgde, sliep klaagster nauwelijks vanwege pijnklachten. Tegen een uur of vijf ging het heel slecht met haar en werd er toch maar een hartfilmpje gemaakt.

De dienstdoende arts-assistent die ’s nachts langskwam, gaf ook geen antwoord op klaagsters vragen. De betreffende arts-assistent schreef wel in de decursus dat klaagster niet op de hoogte was van de reanimatie. Het tijdstip van noteren is echter niet duidelijk vermeld.

De volgende ochtend vertelde mevrouw F haar dat ze tijdens de operatie een asystolie had gehad en dat ze gereanimeerd moest worden. De reden waarom klaagster dit niet eerder te horen kreeg, was dat mevrouw F – toen zij eerder onderweg was naar klaagster – werd opgeroepen bij een andere patiënt en daarbij was het erbij ingeschoten nog langs te gaan. Er werd een thoraxfoto gemaakt en zij bleek, naast kneuzingen, een scheur in haar borstbeen te hebben, aldus klaagster.

De heer G, anesthesioloog in opleiding, kwam vervolgens langs en vertelde dat mevrouw F klaagster ten onrechte had gereanimeerd. Mevrouw F zou hebben gereageerd op een vals asystoliealarm tijdens de operatie. Mevrouw F kwam later weer en verklaarde, geconfronteerd met het verhaal van G, het niet eens te zijn met hem. Hierna werd klaagster, zonder verder onderzoek, ontslagen uit het ziekenhuis. Ze had veel last van stress en onzekerheid door het hele gebeuren. Ook vreesde ze dat haar leven wellicht in gevaar was vanwege een eventuele hartafwijking.

3.2 De klachtonderdelen

3.2.1 Eerste klachtonderdeel: onjuiste informatie

Klaagster gaat ervan uit dat verweerster tijdens de overdracht anesthesie/verkoever op de hoogte is gebracht van wat er tijdens de operatie was gebeurd. In dat geval heeft zij klaagsters echtgenoot onjuist geïnformeerd door te zeggen dat er ‘geen bijzonderheden’ waren. Ook heeft verweerster verzuimd klaagster hiervan op te hoogte te stellen.

3.2.2 Tweede klachtonderdeel: onvoldoende nazorg

Klaagster heeft herhaaldelijk gezegd dat ze erg veel last van pijn in de borststreek had. Onder meer verweerster heeft hiervoor ten onrechte geen aandacht gehad. Ze was enkel geïnteresseerd in eventuele pijn in de buik. Al met al is verweerster te kort geschoten in het leveren van nazorg.

3.2.3 Derde klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging

Onder meer verweerster heeft onjuistheden vermeld in het verpleegkundig dossier.

Zo kloppen de NRS-pijnscores die werden afgenomen niet. Klaagster mocht van de verpleegkundigen alleen maar de eventuele pijn in haar buik een pijnscore geven, ondanks dat ze telkens zei dat de pijn in haar buik werd overschaduwd door de pijn in de borststreek. De pijnscores in het verpleegkundig dossier geven dus helemaal geen reëel beeld van de werkelijke hoeveelheid pijn die zij ervoer of haar algehele toestand. Ook heeft verweerster in de overdrachtspapieren niets gemeld over wat er tijdens de operatie is gebeurd.

4. Het verweer

4.1 Algemeen

Op 16 september 2013 werd klaagster opgenomen voor een laparoscopische cholecystectomie (galblaasverwijdering via een kijkoperatie). De intake werd gedaan door een verpleegkundige op de verpleegafdeling. Voor de operatie werd klaagster overgedragen aan de holdingverpleegkundige. Na de operatie werd klaagster overgedragen door de anesthesieassistent aan verweerster (van de OK naar de verkoever). Hierop volgde ook een mondelinge overdracht. Verweerster kan zich nog herinneren dat er een incident was geweest op de OK, ook dat de behandelend arts hier aandacht voor had, maar ze weet niet meer precies wat het behelsde. Op de verkoever heeft zij drie keer de NRS-pijnscores van klaagster gemeten. De patiënt geeft dan zelf op een schaal van 0 tot en met 10 aan hoeveel pijn hij/zij heeft. De scores waren 2, 3 respectievelijk 0. Een NRS-pijnscore van 4 of hoger is volgens protocol reden voor interventie. Die reden was er bij klaagster dus niet. Klaagster had overigens 9 mg morfine gekregen na de operatie.

Verweerster belde zoals gebruikelijk de eerste contactpersoon van klaagster, haar echtgenoot, om te vertellen hoe het met haar ging. Gezien haar eigen bevindingen, deelde ze hem mee dat het goed ging met zijn echtgenote. Om 15:00 uur mocht klaagster naar de verpleegafdeling. Verweerster droeg haar mondeling en schriftelijk over aan een collega aldaar. Ook op de verpleegafdeling werd niet precies duidelijk wat er op de OK was gebeurd. Zoals gezegd, was de NRS-pijnscore tijdens deze overdracht 0.

4.2 Verweer per klachtonderdeel

4.2.1 Verweer aangaande het eerste klachtonderdeel: onjuiste informatie

Wat het telefoongesprek met klaagsters echtgenoot betreft, geldt dat verweerster zich de inhoud niet meer kan herinneren. Wel kan ze zeggen dat ze over het algemeen terughoudend is in de informatieverstrekking aan de contactpersoon. Ze vertelt ook alleen maar hoe het op dat moment gaat en wat zij zelf feitelijk kan waarnemen. Ze doet nooit mededelingen over de operatie. Dit is de taak van de hoofdbehandelaar, in casu mevrouw F. Het feit dat verweerster zich klaagster en/of het gesprek niet meer goed kan herinneren, komt juist doordat er geen bijzonderheden waren. De informatie die verweerster vanuit de OK ontving, hield in dat er geen complicaties of bijzonderheden waren. Dat er ‘een incident’ was geweest op de OK, werd mondeling overgedragen. Zij was echter niet op de hoogte van de asystolie en de reanimatie. Dit staat los van het feit dat het ook niet aan haar zou zijn geweest om klaagster daarover te informeren. Verweerster bestrijdt al met al onjuiste informatie te hebben verstrekt.

4.2.2 Verweer aangaande het tweede klachtonderdeel: onvoldoende nazorg

Verweerster kan zich niet herinneren dat klaagster heftige pijnklachten aangaf dan wel dat zij haar gevraagd zou hebben of er iets misgegaan was tijdens de operatie. Als klaagster de pijnklachten had aangegeven die ze beweert te hebben aangegeven, zou verweerster in het algemeen een ECG hebben gemaakt. Aangezien dit niet is gebeurd en er in het verpleegkundig dossier ook geen melding wordt gemaakt van heftige pijnen concludeert zij dat er op dat moment geen aanleiding voor het maken van een ECG was. Voorts geldt dat patiënten die op de verkoever verblijven vaak nauwelijks spreken en zich hetgeen wat er gezegd wordt achteraf vaak ook nauwelijks kunnen herinneren. Dit geldt voor klaagster wellicht ook, gezien de medicatie die zij vóór en na de operatie kreeg.

4.2.3 Verweer aangaande het derde klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging

Van een onvolledige of onjuiste verslaglegging is geen sprake geweest. Zoals uit het reeds gestelde volgt, wist verweerster niet wat voor incident zich tijdens de operatie had voorgedaan en correspondeerden de genoteerde NRS-pijnscores in haar beleving met hoe klaagster op dat moment haar pijn beoordeelde.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Eerste klachtonderdeel

Klaagster stelt dat verweerster op de hoogte moet zijn geweest van de tijdens de operatie opgetreden asystolie en de hartmassage. Verweerster bestrijdt dit gemotiveerd. Het College heeft op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat klaagsters stelling in deze juist is. Dit betekent dat evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster klaagster dan wel haar echtgenoot bewust informatie heeft onthouden, dan wel informatie heeft verstrekt waarvan zij wist dat die onjuist was. Het voorgaande betekent dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.

5.3 Tweede klachtonderdeel

Partijen zijn het niet eens over de mate van pijn die klaagster heeft gemeld op de verkoever en in hoeverre er aandacht was voor pijnklachten in de borststreek. Het dossier bevat NRS-pijnscores, maar klaagster betwist dat deze haar werkelijke pijnbeleving toentertijd goed weergeven. Het College kan op basis van de beschikbare informatie niet vaststellen of klaagsters stellingen in deze juist zijn. Het klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.4 Derde klachtonderdeel

Uit hetgeen is overwogen bij de vorige klachtonderdelen volgt dat er voor het College geen aanknopingspunt aanwezig is om klaagster te volgen in haar stelling dat verweersters verslaglegging onjuist dan wel onvolledig zou zijn geweest. Dit leidt tot de conclusie dat ook het laatste klachtonderdeel geen doel treft.

6. Slotsom

De klacht zal in al zijn onderdelen ongegrond worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

prof. mr. L. Timmerman, voorzitter,

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,

drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige,

K.C. Timm-van Ruitenburg, lid-verpleegkundige,

bijgestaan door mr. L.C. Commandeur, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.