ECLI:NL:TGZRGRO:2015:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2014/80

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2015:32
Datum uitspraak: 02-06-2015
Datum publicatie: 02-06-2015
Zaaknummer(s): G2014/80
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht tegen homeopathisch geneesheer. Klaagster is MS-patiënte. Verweerder heeft zichzelf volgens klaagster op zijn website gepresenteerd als een homeopathisch geneeskundige die patiënten met MS kan genezen. Klaagster heeft zich om die reden tot hem gewend. Tijdens het consult zei verweerder echter dat hij MS niet kan genezen, maar de ontwikkeling van de ziekte kan stopzetten. Klaagster voelt zich hierdoor bedrogen. Klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel, omdat aan verweerder al een maatregel is opgelegd vanwege een vergelijkbare klacht die in dezelfde periode is ingediend.

Rep.nr. G2014/80

2 juni 2015

Def. 072

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 26 november 2014 binnengekomen klacht van:

A,

klaagster,

wonende te B,

tegen

C,

werkzaam als homeopathisch geneesheer en basisarts te D,

verweerder,

BIG-reg.nr:

gemachtigde: mr. M.J. Bos.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 24 november 2014, ingekomen op 24 oktober 2014 (zonder

handtekening) en op 26 november 2014 (met handtekening);

- het aanvullend klaagschrift met bijlagen van 16 oktober 2014, ingekomen op 26

november 2014;

- het verweerschrift van 2 februari 2015 met bijlagen, ingekomen op 3 februari 2015.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 7 april 2015. Zowel klaagster als verweerder zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. Bos.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.

2.1

Bij klaagster is in de beginjaren negentig de aandoening multiple sclerose (MS) vastgesteld.

2.2

Op 4 februari 2011 is klaagster bij verweerder in consult geweest, nadat zij op zijn website had gelezen dat MS te genezen is.

2.3

Verweerder is in 1985 afgestudeerd als basisarts. Tijdens zijn opleiding Geneeskunde heeft hij tevens de opleiding tot homeopaat gevolgd en afgerond. Hij mag zich daarom homeopathisch arts noemen. Als zodanig werkt hij al geruime tijd.

2.4

Het door verweerder geschreven en in deze procedure ingebrachte artikel kent dezelfde inhoud als de tekst die in 2011 op de website van verweerder te lezen was, naar het College ambtshalve heeft vastgesteld. Die tekst luidt onder meer als volgt:

“Wist u dat veel patiënten uiteindelijk niet doodgaan aan hun ziekte zelf, maar aan de bijwerkingen van de medicatie die werd voorgeschreven, dit noemt men de iatrogene ziekten, de ziekten veroorzaakt door de dokter! Terwijl wij als artsen tijdens het afleggen van de Eed van Hippocrates gezworen of beloofd hebben om de patiënt(e) geen schade te doen: primum non nocere (in ieder geval geen kwaad doen) is in het medisch jargon een advies dat artsen steeds in gedachten moeten houden, vooral als ze de keus hebben tussen handelen, met onzeker resultaat, en afwachten.”

(…)

"Zieken d.w.z. zieke mensen ofwel mensen met symptomen, mensen met de hierna genoemde allopathische diagnoses zoals Multipele Sclerose (MS) en Amyotrofische Lateraal Sclerose (ALS) etc. zijn als het organisme c.q. het menselijk lichaam nog reactief is en als het juiste homeopathische geïndiceerde middel volgens de homeopathische doctrine op de juiste wijze wordt toegediend goed te behandelen c.q. vaak goed te ondersteunen, waardoor mogelijk een stilstand van het ziektebeeld ontstaat en of vertraging van het voortschrijdende ziektebeeld mogelijk is, als alles meezit zal er in een enkel ziektegeval soms sprake zijn van echte genezing in de ware zin van het woord".

(…)

"Genezen is het eindresultaat van een goede behandeling. Ikzelf genees niet! De dokter geneest nooit, de patiënt geneest soms zichzelf, misschien soms met hulp van een dokter of d.m.v. een juist toegediend medicijn. Wat kan ik wel voor U doen: ik kan wellicht hét meest juiste medicijn voor U vinden. Een lichaam (of ander organisme) kan door de juiste homeopathische behandeling in het meest gunstige geval de ziekte stopzetten, soms zelf de symptomen verbeteren en in het meest ideale geval geneest uw lichaam soms zichzelf wellicht ondanks medicatie maar ook door of na de inzet van de juiste behandelingen en/of medicijnen."

2.5

Het College heeft op 13 januari 2015 een klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg tegen verweerder behandeld. Die klacht had een soortgelijke inhoud en was gericht op de tekst op de website van verweerder. Het College heeft op 2 maart 2015 die klacht gegrond verklaard (zaak G2014/60) en verweerder een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één jaar opgelegd. [1]

3. De klacht en het verweer

Klaagster verwijt verweerder dat hij haar onder valse belofte, namelijk dat hij MS kon genezen, heeft weten over te halen naar zijn praktijk te komen. Tijdens het consult op 4 februari 2011 heeft verweerder meegedeeld dat hij MS niet kan genezen. Klaagster eist daarom dat verweerder de €208,- die zij heeft betaald voor het consult aan haar terugbetaalt.

Verweerder stelt dat klaagster de teksten die op zijn website stonden weergegeven niet goed heeft gelezen. Hij verwijst hierbij naar het door hem geschreven en in deze procedure ingebrachte artikel, waarin het tegenovergestelde zou staan weergegeven, namelijk dat hijzelf niet geneest.

4. Beoordeling van de klacht

Het College stelt vast dat de onderhavige klacht - gelet op de onderlinge samenhang - gelijktijdig ter zitting behandeld had kunnen worden met de zaak G2014/60 die is behandeld op 13 januari 2015. Het College sluit zich aan bij de overwegingen in de beslissing van 2 maart 2015 in die zaak omdat zij ook in deze zaak van toepassing worden geacht. Dat gaat met name om het volgende.

4.1

Het College stelt vast: "(...) dat verweerder niet alleen homeopaat, maar ook BIG-geregistreerd basisarts is. In de laatste hoedanigheid is hij onderworpen aan de regels van het tuchtrecht. Een arts die werkzaam is binnen het alternatieve circuit ontdoet zich namelijk niet van zijn hoedanigheid van arts. Dit geldt te meer nu verweerder zich ook pleegt te afficheren als een homeopaat die tevens arts is. Het voorgaande betekent dat de richtlijnen en gedragsregels die voor artsen gelden ook op verweerders handelwijze van toepassing zijn". Het College verwijst hierbij in het bijzonder naar de KNMG-gedragsregel ‘De arts en niet-reguliere behandelwijzen’ en de richtlijn ‘11.01 Gedragsregels voor artsen’.

4.2

Het College herhaalt dat: "Vaststaat dat er in de huidige reguliere geneeskunst geen behandelwijze bestaat waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat de ziekten ALS en/of MS daarmee blijvend kunnen verminderen, de ontwikkeling van het ziektebeeld kan worden stopgezet dan wel de patiënt zelfs kan genezen van de ziekte. Naar breed gedragen opvatting binnen de huidige medische wetenschap gelden deze ziekten dan ook als ‘niet curabel’. Zolang het tegendeel niet bewezen is, wordt van verweerder – net als van iedere andere geneeskundige – verwacht dat hij dit uitgangspunt aangaande deze ziekten in zijn praktijk ook in acht neemt en patiënten niet een ander beeld voorhoudt".

4.3

Uit het door verweerder geschreven en in de onderhavige procedure ingebrachte artikel wordt onmiskenbaar duidelijk "(...) dat verweerder patiënten met de ziekten ALS en MS pleegt voor te houden dat homeopathie mogelijk blijvende vermindering van hun klachten, een stagnatie van de ziekteontwikkeling en zelfs volledige genezing kan bieden. Dit geschetste mogelijke toekomstperspectief vindt geen steun in de reguliere medische wetenschap (...). Nu het College ook niet anderszins de overtuiging heeft bekomen dat verweerders behandelmethode tot de door hem voorgehouden mogelijke resultaten kan leiden, is komen vast te staan dat verweerder in zijn praktijkvoering patiënten ten onrechte voorhoudt dat ziekten als ALS en MS door middel van homeopathische therapie soms met goed resultaat te behandelen zijn. Hiermee biedt hij hun valse hoop". Verder blijkt uit de destijds op de website gepubliceerde tekst dat verweerder zich sterk afzet tegen de reguliere geneeskunde. Naar het oordeel van het College voldoet verweerder zijn geventileerde, uiterst negatieve visie op de reguliere geneeskunde '(...) niet aan de door de richtlijnen voorgeschreven verplichting patiënten deugdelijk en adequaat te informeren over de (on)mogelijkheden binnen de reguliere gezondheidszorg".

4.4

Ambtshalve overweegt het College voorts dat na raadpleging van de stukken en na de behandeling ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat verweerder geen dossier van het consult met klaagster op 4 februari 2011 heeft bijgehouden. Om die reden stelt het College ook in deze zaak vast dat verweerder aangaande de dossierplicht "rechtens gehouden is van zijn bevindingen en handeling verslag te leggen. Deze verslaglegging is van belang voor de continuïteit van de zorgverlening, de overdracht van de zorg aan een opvolgend hulpverlener, het achterhalen van de oorzaak van eventuele toekomstige complicaties en om het gevoerde beleid te allen tijde te kunnen verantwoorden. Het voorgaande geldt eens te meer voor een arts die welbewust afwijkt van wat algemeen is voorgeschreven in zijn vakgebied. Voor een arts die - zoals verweerder - alternatieve zorg aanbiedt, geldt dan ook een verzwaarde informatie- en dossierplicht. Uit de dossiervoering van een (tevens) alternatief werkend arts dient voorts ook te blijken dat de patiënt uitdrukkelijk en na adequaat te zijn geïnformeerd, kiest voor een niet-reguliere behandeling. (...)". Nu verweerder niet heeft voldaan aan de verzwaarde dossierplicht, schiet hij ook hier te kort.

4.5

Klaagster heeft in haar klaagschrift verzocht haar een schadevergoeding toe te kennen. De Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg kent aan het College echter niet de bevoegdheid tot het opleggen van een schadevergoeding toe, zodat dit verzoek van klaagster afgewezen moet worden.

5. Slotsom

De klacht zal op grond van het hiervoor overwogene gegrond worden verklaard.

Het College heeft in de zaak G2014/60 overwogen als volgt:

"Wat betreft de ernst van de verweten handelwijze geldt dat het College het verweerder ernstig aanrekent dat hij onterecht hoop biedt aan ongeneeslijk en terminaal zieke patiënten die door hun gezondheidssituatie een zeer kwetsbare groep vormen. Zij zijn wellicht meer dan anderen ontvankelijk voor elke aangedragen behandelmethode die hun enig uitzicht op herstel kan bieden, ongeacht of de effectiviteit van de betreffende behandelmethode wetenschappelijk is aangetoond. Verweerders handelen jegens hen dient naar het oordeel van het College dan ook als laakbaar te worden gekwalificeerd.

Het College heeft in deze zaak voorts vastgesteld dat de stellingname van verweerder van weinig inzicht in het eigen handelen getuigt. Het College heeft geenszins aannemelijk geacht dat verweerder in de nabije toekomst zijn praktijkvoering, algehele werkwijze en/of zijn visie op de homeopatische behandelbaarheid van ongeneeslijke ziekten zal wijzigen. Het College heeft om die redenen verweerder een tijdelijke onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één jaar opgelegd.

Indien de onderhavige klacht tegelijkertijd met de klacht in de zaak G2014/60 zou zijn behandeld, zou in beide zaken een schorsing – voor de wettelijk maximale periode – van één jaar zijn opgelegd. Dat betekent dat in de onderhavige zaak zal worden volstaan met gegrondverklaring van de klacht.

Het College zal de publicatie van deze uitspraak bevorderen zoals hierna te beschrijven.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

- verklaart de klacht gegrond;

- wijst het verzoek met betrekking tot een schadevergoeding af;

- bepaalt dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is geworden, zal worden

bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift

voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het

vakblad Dynamis, met het verzoek tot plaatsing.

Aldus gegeven door:

mr. P.W.M. Huisman, voorzitter,

mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,

drs. H. Donkers, lid-beroepsgenoot,

prof. dr. J.W. Snoek, lid-beroepsgenoot,

dr. J.Q.P.J. Claessen, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mr. N. Brouwer, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2015 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid mr. M. Zevenhuizen, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.


[1] Zie: http://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/gezondheidszorg/uitspraak/2015/ECLI_NL_TGZRGRO_2015_17