ECLI:NL:TGZRGRO:2015:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/27
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2015:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-02-2015 |
Datum publicatie: | 10-02-2015 |
Zaaknummer(s): | VP2014/27 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verpleegkundige wordt verweten dat zij onvoldoende postoperatieve zorg zou hebben veleend na een bypassoperatie. Ook heeft zij klaagster - ondanks haar toezegging - niet gebeld op een later moment na de operatie om met klaagster over haar ongenoegen te spreken. Hoewel vaststaat dat verweerster inderdaad had beloofd te bellen en dit niet heeft gedaan, is het College van oordeel dat haar al met al geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klacht ongegrond. |
Rep.nr. VP2014/27
10 februari 2015
Def. 016
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 27 maart 2014
binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C,
als verpleegkundige werkende te D,
verweerster,
BIG registratienummer:,
gemachtigde: mr. M.C. Hoorweg - De Boer.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift van 20 maart 2014, ingekomen op 27 maart 2014;
- het aanvullend klaagschrift van 14 april 2014, ingekomen op 15 april 2014;
- het aanvullend klaagschrift van 6 mei 2014, diezelfde dag ingekomen;
- het verweerschrift met bijlagen van 3 juli 2014, per fax ingekomen op 3 juli 2014 en per post op 4 juli 2014;
- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek van 1 september 2014 onder leiding van lid-jurist van het College, mr. R.E.A. Toeter;
- een ongedateerd schrijven van klaagster, ingekomen op 16 september 2014;
- een brief met bijlage van de zijde van verweerster per fax ingekomen op 23 september 2014 en per post op 3 oktober 2014.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 2 december 2014. Klaagster is vergezeld van haar verzorgster, mevrouw E, verschenen en verweerster van haar gemachtigde. Tevens is verschenen de als getuige opgeroepen F, werkzaam als arts-assistent cardiologie in G.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.
2.1
Klaagster heeft op 20 november 2013 in het G een bypassoperatie ondergaan.
Op donderdagochtend 28 november 2013 is zij van de Intensive Care overgeplaatst naar afdeling R.
2.2
Verweerster is werkzaam in het G als verpleegkundig unithoofd op afdeling R en verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van deze afdeling.
2.3
Op donderdagmiddag 28 november 2013 is verweerster door de afdelingsarts F geinformeerd over het ongenoegen van klaagster over de verpleegkundige zorgverlening aan haar op de afdeling. Verweerster heeft daarop klaagster op haar kamer bezocht en haar verhaal aangehoord. Klaagster heeft daarbij aangegeven dat zij van de afdelingsarts had vernomen dat de intensivist buiten haar medeweten een behandelingsbeperking voor haar had afgesproken, namelijk een niet-reanimeerbeleid. Voorts heeft ze verklaard erg boos te zijn, omdat zij na haar overdracht op afdeling R geen medicatie, eten en drinken had gekregen en men haar bovendien een lange tijd in haar ontlasting had laten liggen. Verweerster heeft het gesprek met klaagster afgesloten met de mededeling dat zij de situatie met de dienstdoende verpleegkundige H zou bespreken en op een later moment telefonisch contact met klaagster over de kwestie zou opnemen.
2.4
Klaagster heeft op vrijdag 29 november 2013 aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in de verpleging op afdeling van verweerster en om overplaatsing naar het ziekenhuis in I verzocht. De dag erop heeft deze overplaatsing plaatsgevonden.
2.5
Aangezien verweerster geen telefonisch contact met klaagster opnam, heeft klaagster begin 2014 zelf het initiatief genomen. In dat gesprek heeft verweerster haar excuses aangeboden en klaagster uitleg gegeven over de reden waarom zij tot op dat moment nog niet gebeld had. Toen klaagster hier geen genoegen mee nam, heeft verweerster klaagster nog gewezen op de mogelijkheid om door een ombudsfunctionaris te worden gebeld. Deze heeft daarop contact met klaagster gezocht. Ook dit contact heeft het ongenoegen bij klaagster over de gehele situatie niet weg kunnen nemen.
3. De klacht
Klaagster heeft ter zitting meegedeeld dat haar klacht ziet op het feit dat verweerster haar afspraak om klaagster na vier weken te bellen niet is nagekomen. Klaagster voelt zich hierdoor in haar gevoel gesterkt dat men in het G zeer nalatig jegens haar is geweest en haar verwaarloosd heeft.
4. Het verweer
Verweerster heeft gesteld dat ze met klaagster had afgesproken een week na het aanhoren van de klacht weer telefonisch contact met haar op te nemen. Aangezien klaagster een week later nog in het ziekenhuis in I verbleef, heeft zij besloten dat op dat moment nog niet te doen om het herstel van klaagster niet te verstoren. Vervolgens werd verweerster geconfronteerd met een ingrijpende gebeurtenis op haar afdeling, namelijk het overlijden van een jongere collega. Deze gebeurtenis had een grote impact op het personeel van de afdeling en vroeg veel extra aandacht en begeleiding van verweerster als unithoofd. Om die reden was het terugbellen van klaagster er bij ingeschoten. Verweerster was zeker van plan klaagster nog te bellen, maar klaagster is haar voor geweest. Verweerster heeft in dat telefoongesprek haar excuses aan klaagster aangeboden en uitleg gegeven waarom het tijdig telefonisch contact hebben vanuit haar initiatief was uitgebleven. Zij heeft aangegeven te betreuren dat klaagster haar excuses niet heeft aanvaard. Volgens verweerster had haar handelen op dit punt weliswaar beter gekund, maar is er geen sprake van dermate verwijtbaar handelen dat dit het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel rechtvaardigt.
5. Beoordeling van de klacht
Vaststaat dat verweerster de met klaagster gemaakte telefoonafspraak niet (tijdig) is nagekomen. De vraag is echter of deze nalatigheid aan de zijde van verweerster het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel rechtvaardigt. Het College beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Volgens klaagster was afgesproken dat verweerster haar na vier weken zou terugbellen. Hetgeen verweerster heeft gesteld over het niet terugbellen na een week kan om die reden buiten bespreking blijven, nu klaagster haar dit niet verwijt. Anders ligt dat bij het niet terugbellen na vier weken. Op dit punt had het handelen van verweerster inderdaad beter gekund. Verweerster heeft echter gemotiveerd uiteengezet waarom zij dit op dat moment heeft nagelaten. Hoewel dit anders en beter had gekund, is er (gelet op de ernst en impact van de genoemde situatie en het feit dat verweerster daarnaast haar excuses hiervoor aan klaagster heeft aangeboden) naar het oordeel van het College in deze situatie onvoldoende grond voor een verwijt in tuchtrechtelijke zin. Het voorgaande betekent dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.
6. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. P.W.M. Huisman, voorzitter,
mr. dr. W.J.A.M. Dijkers, lid-jurist,
drs. J. van der Sluis, lid-verpleegkundige,
drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,
drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige,
bijgestaan door mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2015 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y.M.C. Bouman, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.