ECLI:NL:TGZRGRO:2015:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/22
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2015:10 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2015 |
Datum publicatie: | 27-01-2015 |
Zaaknummer(s): | VP2014/22 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verpleegkundige wordt verweten onvoldoende postoperatieve nazorg te hebben geleverd aan patiënte en informatie voor haar achter te hebben gehouden. Niet gebleken is dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, klacht ongegrond. |
Rep.nr. VP2014/22
27 januari 2015
Def. 012
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 16 juni 2014 binnengekomen klacht van:
A,
klaagster,
wonende te B,
advocaat: mr. J.P. Schrale-Oranje,
tegen
C,
werkzaam als verpleegkundige te D,
verweerster,
BIG-reg.nr:,
advocaat: mr. C. Grondsma.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen van 14 juni 2014, ingekomen op 16 juni 2014;
- het verweerschrift met bijlagen van 20 augustus 2014, ingekomen op 20 augustus 2014 per fax en op 25 augustus 2014 per post;
- de repliek met bijlagen van 11 september 2014, ingekomen op 16 september 2014;
- een fax van 2 oktober 2014 met bijlagen van de directiesecretaris van het E (hierna: de directiesecretaris);
- een brief met bijlagen van klaagster van 3 oktober 2014, ontvangen op 7 oktober 2014;
- een fax van 6 oktober 2014, met bijlagen van de directiesecretaris;
- de dupliek met bijlagen van 18 november 2014, ingekomen op 18 november 2014 per fax en op 19 november 2014 per post.
In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 december 2014. Klaagster en verweerster zijn verschenen, beiden vergezeld van hun advocaten. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnotitie.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.
2.1
Verweerster is als verpleegkundige werkzaam in het E. Op 16 september 2013 voerde chirurg F bij klaagster een laparoscopische cholecystectomie (verwijdering van de galblaas via een kijkoperatie) uit. Tijdens de operatie meldde de anesthesiemedewerker de chirurg dat bij klaagster een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zou zijn opgetreden, waarna mevrouw F kortdurende hartmassage toepaste. Klaagster had na de operatie veel pijn aan haar borstbeen. Verweerster was tijdens de nachtdienst van 16 september op 17 september 2013 betrokken bij de postoperatieve behandeling van klaagster. Op 17 september 2013 werd klaagster ontslagen uit het ziekenhuis.
2.2
Aangezien klaagster ontevreden is over hoe zij is behandeld gedurende haar verblijf in het ziekenhuis, heeft zij een tuchtklacht ingediend tegen de geneeskundigen die betrokken zijn geweest bij haar operatie en de verpleegkundigen die haar postoperatief hebben behandeld tot aan haar ontslag uit het ziekenhuis. De zaken zijn apart van elkaar behandeld. De overige tuchtprocedures hebben de volgende kenmerken: G2014/49, G2014/52, G2014/53, VP2014/18, VP2014/19, VP2014/20 en VP2014/21.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1 Algemeen
Klaagster werd op 16 september 2013 geopereerd door chirurg F. Haar galblaas werd verwijderd. Tijdens de operatie zou er een asystolie (het wegvallen van elektrische activiteit in het hart, met een hartstilstand als gevolg) zijn opgetreden en moest er hartmassage worden toegepast.
Toen klaagster ontwaakte op de verkoeverkamer had ze veel pijn op de borst. Ze meldde dit, maar er werd niet op gereageerd. Wel werd haar gevraagd of ze pijn in haar buik had. Ze antwoordde dat de pijn in haar buik, voor zover aanwezig, werd overschaduwd door de pijn in haar borst. Op haar vraag of er misschien iets fout was gegaan tijdens de operatie kreeg ze geen antwoord.
Klaagsters echtgenoot werd gebeld met de mededeling dat de operatie geslaagd was en dat er geen bijzonderheden waren. Terug op de zaal, bleef de pijn aanhouden en bleef klaagster vragen of er toch echt niet iets was gebeurd, maar nog steeds kwam er geen antwoord. Haar werd verteld dat mevrouw F de volgende dag zou langskomen om vragen te beantwoorden. Tijdens de nacht die volgde, sliep klaagster nauwelijks vanwege pijnklachten. Tegen een uur of vijf ging het heel slecht met haar en werd er toch maar een hartfilmpje gemaakt.
De dienstdoende arts-assistent die ’s nachts langskwam, gaf ook geen antwoord op klaagsters vragen. De betreffende arts-assistent schreef wel in de decursus dat klaagster niet op de hoogte was van de reanimatie. Het tijdstip van noteren is echter niet duidelijk vermeld.
De volgende ochtend vertelde mevrouw F haar dat ze tijdens de operatie een asystolie had gehad en ze gereanimeerd moest worden. De reden waarom klaagster dit niet eerder te horen kreeg, was dat mevrouw F – toen zij eerder onderweg was naar klaagster – werd opgeroepen bij een andere patiënt en daarna was het erbij ingeschoten bij haar langs te gaan. Er werd een thoraxfoto gemaakt en zij bleek, naast kneuzingen, een scheur in haar borstbeen te hebben, aldus klaagster.
De heer G, anesthesioloog in opleiding, kwam vervolgens langs en vertelde dat mevrouw F klaagster ten onrechte had gereanimeerd. Mevrouw F zou hebben gereageerd op een vals asystoliealarm tijdens de operatie. Mevrouw F kwam later weer en verklaarde, geconfronteerd met het verhaal van G, het niet eens te zijn met hem. Hierna werd klaagster, zonder verder onderzoek, ontslagen uit het ziekenhuis. Ze had veel last van stress en onzekerheid door het hele gebeuren. Ook vreesde ze dat haar leven wellicht in gevaar was vanwege een eventuele hartafwijking.
3.2 Klachtonderdelen
3.2.1 Eerste klachtonderdeel: onjuiste informatie
Klaagster gaat ervan uit dat verweerster op de hoogte was van de asystolie en de hartmassage. Tijdens haar dienst werd de arts-assistent namelijk bij klaagster geroepen en hij heeft in het medisch dossier vastgelegd dat klaagster niet op de hoogte was van de reanimatie. Als verweerster hier ook van wist, heeft zij verzuimd klaagster hiervan op te hoogte te stellen.
3.2.2 Tweede klachtonderdeel: onvoldoende nazorg
Klaagster heeft herhaaldelijk gezegd dat ze erg veel last van pijn in de borststreek had. Onder meer verweerster heeft hiervoor ten onrechte geen aandacht gehad. De enige pijn die leek te tellen, was eventuele pijn in de buik. Ook is klaagster van mening dat verweerster eerder in de nacht een arts had moeten consulteren. Uit een brief van klachtenbemiddelaar van 27 maart 2014 blijkt dat nader onderzoek had moeten worden verricht en dat de anesthesioloog of de chirurg in de nacht gebeld had moeten worden. Al met al is verweerster te kort geschoten in het leveren van nazorg.
3.2.3 Derde klachtonderdeel: onjuiste verleglegging
Onder meer verweerster heeft onjuistheden vermeld in het verpleegkundig dossier. Zo kloppen de NRS-pijnscores die werden afgenomen niet. Klaagster mocht van de verpleegkundigen alleen maar de eventuele pijn in haar buik een pijnscore geven, ondanks dat ze telkens zei dat de pijn in haar buik werd overschaduwd door de pijn inde borststreek. De pijnscores in het verpleegkundig dossier geven dus helemaal geen reëel beeld van de werkelijke hoeveelheid pijn die zij ervoer of haar algehele toestand. Ook heeft verweerster in de overdrachtspapieren niets gemeld over wat er tijdens de operatie is gebeurd.
4. Het verweer
4.1 Algemeen
Op 16 september 2013 werd klaagster opgenomen voor een laparoscopische cholecystectomie (galblaasverwijdering via een kijkoperatie). De operatie vond plaats aan het begin van de middag. Verweerster had die op die datum nachtdienst. Toen ze ’s avonds haar eerste ronde deed, oogde klaagster rustig en ze gaf aan dat de NRS-pijnscore niet was toegenomen. Ze kreeg op verzoek slaapmedicatie. Tijdens de volgende rondes bleek klaagster nog steeds wakker te zijn en haar NRS-pijnscore nam toe. Rond 2:00 uur kreeg ze naast de PCA-pomp extra pijnmedicatie. Klaagster vroeg wat de oorzaak zou kunnen zijn van haar pijn en of er mogelijk iets misgegaan was tijdens de operatie. Verweerster legde uit dat mevrouw F de volgende dag langs dag zou komen en wellicht uitleg zou kunnen geven. Ook legde zij uit dat de pijn mogelijk werd veroorzaakt door de operatie. Tegen 5:45 uur zei klaagster dat de pijn verder toenam en dat ze benauwd werd. Verweerster verrichtte hierop wederom de controles, die echter geen afwijkend beeld lieten zien. Vanwege haar pijnklachten liet verweerster toch de arts-assistent komen. Hij maakte een ECG. Het ECG toonde evenmin een afwijkend beeld. Nogmaals werd, nu ook door de arts-assistent, uitgelegd waardoor de pijnklachten mogelijkerwijze konden zijn veroorzaakt bij een dergelijke operatie. Klaagster leek gerustgesteld en voelde zich naar eigen zeggen ook iets beter. Verweerster herinnert zich dat klaagster er rond 6:30 uur ook wat rustiger bij lag. De arts-assistent besloot niet de arts te bellen, aangezien mevrouw F al rond 8:00 uur op de afdeling zou zijn om visite te lopen. Verweerster droeg klaagster vervolgens over aan de verpleegkundige van de dagdienst.
4.2 Verweer per klachtonderdeel
4.2.1 Verweer aangaande het eerste klachtonderdeel: onjuiste informatie
Bij aanvang van verweerster dienst controleerde zij de status van klaagster en zag dat daarin geen bijzonderheden werden vermeld. Klaagster maakte melding van pijn aan het borstbeen en kreeg hiervoor pijnmedicatie. Om 5:45 uur had klaagster het erg benauwd. Hoewel de controles geen afwijkend beeld lieten zien, riep verweerster de dienstdoende arts-assistent erbij. Er werd een ECG gemaakt die ook geen afwijkingen liet zien. Verweerster was niet op de hoogte van de asystolie en de reanimatie. De arts-assistent ook niet. Laatstgenoemde gaat ervan uit dat hij pas na de overdracht van 7:45 uur (waar ook de chirurgen bij waren) heeft genoteerd dat klaagster niet op de hoogte was van de reanimatie. Verweerster heeft derhalve geen onjuiste informatie verstrekt.
4.2.2 Verweer aangaande het tweede klachtonderdeel: onvoldoende nazorg
Verweerster betoogt dat zij niet te kort is geschoten in de zorgverlening. Ze heeft geen pijnklachten genegeerd. Zij heeft juist extra pijnmedicatie gegeven en een arts-assistent in consult geroepen.
4.2.3 Verweer aangaande het derde klachtonderdeel: onjuiste verslaglegging
Verweerster heeft geen onjuistheden in het verpleegkundig dossier vermeld. De NRS-pijnscores zijn correct vermeld en voor de rest geldt dat ze geen informatie kan vastleggen die ze zelf niet heeft.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2 Eerste klachtonderdeel
Klaagster stelt dat verweerster op de hoogte moet zijn geweest van de tijdens de operatie opgetreden asystolie en de hartmassage. Verweerster bestrijdt dit gemotiveerd. Het College heeft op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat klaagsters stelling in deze juist is. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat dit klachtonderdeel gegrond is.
5.3 Tweede klachtonderdeel
De lezingen van partijen omtrent de mate van pijn die klaagster zou hebben aangegeven en de representativiteit van de NRS-pijnscores zoals vermeld in het verpleegkundig dossier lopen uiteen. Het College kan op basis van het dossier ter zitting niet vaststellen welke lezing de juiste is. Het klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5.4 Derde klachtonderdeel
Uit hetgeen is overwogen bij de vorige klachtonderdelen volgt dat er voor het College geen aanknopingspunt aanwezig is om klaagster te volgen in haar stelling dat verweersters verslaglegging onjuist zou zijn geweest. Dit leidt tot de conclusie dat ook het laatste klachtonderdeel geen doel treft.
6. Slotsom
De klacht zal in al zijn onderdelen ongegrond worden verklaard.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
prof. mr. L. Timmerman, voorzitter,
mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,
drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,
drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige,
K.C. Timm-van Ruitenburg, lid-verpleegkundige,
bijgestaan door mr. L.C. Commandeur, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van voornoemde secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.