ECLI:NL:TGZREIN:2015:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 14248
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2015:85 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-10-2015 |
Datum publicatie: | 26-10-2015 |
Zaaknummer(s): | 14248 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Huisarts wordt verweten dat zij als supervisor van de AIOS, die door onzorgvuldig en ondeskundig handelen bij klaagster een verkeerde diagnose stelde, onzorgvuldig ten opzichte van klaagster heeft gehandeld. De derdejaars en ervaren AIOS mocht volgens de op deze HAP geldende regels zelfstandig handelen buiten aanwezigheid van de supervisor. De huisarts als supervisor was niet gehouden tot meer of andere controle op het handelen van de AIOS dan zij heeft gedaan; zij mocht op basis van de presentatie van de casus door de AIOS tot de slotsom komen dat voldoende zorgvuldig was gehandeld. Ongegrond. |
Uitspraak: 26 oktober 2015
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 december 2014 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
gemachtigde ter zitting [C] te [B]
tegen:
[D]
huisarts
destijds werkzaam te [E]
verweerster
gemachtigde mr. A.B. Noordhof te Eindhoven
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- de repliek en de aanvulling daarop;
- de dupliek;
- de pleitnotities overgelegd door de gemachtigden van partijen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Klaagster heeft haar klacht bij brief van 20 mei 2015 ingetrokken. Het college heeft vervolgens beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. De klacht is ter openbare zitting van 16 september 2015 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klaagster viel in de nacht van 16 op 17 augustus 2013 met de fiets. Zij had pijn aan haar kaak en een scheur/snijwond aan haar kin. Zij meldde zich kort na de val in het ziekenhuis en is daar doorgeleid naar een dienstdoende huisarts op de huisartsenpost (hierna: HAP). Deze huisarts was een huisarts in opleiding (hierna: AIOS). De AIOS was destijds ongeveer halverwege het derde (en laatste) jaar van haar huisartsenopleiding.
De AIOS diende pijnstilling toe (althans liet die toedienen), onderzocht klaagster en hechtte de wond aan de kin. Er is geen röntgenfoto van de kaak gemaakt. De AIOS concludeerde dat sprake was van een kneuzing van de kaak maar dat deze niet gebroken was.
De AIOS beschreef haar onderzoeksbevindingen als volgt in het waarneembericht van 17 augustus 2013 (citaat inclusief spel- en taalfouten overgenomen):
" Erg geschrokken, na diclofenac 75mg im rustiger geworden. Kan mond goede openen, bij palpatie geen afwijkingen mandibula, wondje kin ong 3cm, tand onderkaak staat scheef en voorste tand is stukje af."
Als plan noteerde zij:
" Kin verdoofd, gehecht 4x ethilon 4-0, na 7 dgn HV. Hoeft geen extra pijnstilling, pakt wel PCM. Als het nodig is belt ze voor recept diclofenac. Advies dienstdoende tandarts bellen."
Verweerster is de supervisor van de AIOS en was eveneens op de HAP aanwezig. Verweerster autoriseerde het waarneembericht van de AIOS na een mondelinge toelichting door de AIOS. Verweerster onderzocht of sprak klaagster niet zelf (klaagster had toen de HAP reeds verlaten).
Klaagster bezocht - overeenkomstig het advies van de AIOS - dezelfde nacht de dienstdoende weekendtandarts. Deze zette de scheefstaande tand recht. Op maandag 19 augustus 2013 bezocht klaagster haar eigen tandarts om deze voortand en schade aan enkele andere gebitselementen te laten zien.
Op 4 september 2013 bezocht klaagster opnieuw de tandarts wegens aanhoudende klachten. Na doorverwijzing naar het ziekenhuis bleek dat de kaak van klaagster op vier plaatsen was gebroken. Deze kaakbreuken zijn op 17 augustus 2013 niet ontdekt door de AIOS en de weekendtandarts en evenmin op 19 augustus 2013 door de eigen tandarts.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Het onderzoek van de AIOS was onzorgvuldig en ondeskundig. Daardoor is de verkeerde diagnose gesteld, namelijk een kneuzing, terwijl feitelijk sprake was van breuken. Gebleken is dat verweerster als supervisor bij klaagsters behandeling betrokken was. Op grond daarvan is ook het handelen van verweerster onzorgvuldig.
4. Het standpunt van verweerster
De AIOS heeft na de anamnese klaagster onderzocht. Op grond van de verklaringen van klaagster en het onderzoek waren er op dat moment geen aanwijzingen voor een breuk en daarom is geen röntgenfoto gemaakt. De AIOS heeft verweerster hiervan op de hoogte gesteld. Omdat verweerster de genomen beslissingen van de AIOS kon rechtvaardigen en zij van mening was dat de AIOS op basis van de informatie op dat moment juist en zorgvuldig gehandeld had, kon zij het waarneembericht autoriseren.
5. De overwegingen van het college
Het college is van oordeel dat de klacht moet worden afgewezen. De redenen daarvoor zijn de volgende.
Als uitgangspunt in de verhouding tussen AIOS en de opleider/supervisor (hierna kortheidshalve: supervisor) geldt dat indien de AIOS geen of onvoldoende ervaring heeft, die vereist is voor het zelfstandig verrichten van bepaalde handelingen, de supervisor met dat gemis aan bekwaamheid rekening moet houden door de AIOS de bedoelde handelingen nog niet zelfstandig te laten verrichten, dan wel het gemis aan ervaring zelf op enigerlei wijze moet compenseren door toezicht of tussenkomst. De supervisor kan slechts opdracht geven tot het zelfstandig verrichten van een medische behandeling in de zin van de wet BIG indien hij redelijkerwijs mag aannemen dat de AIOS bekwaam en bevoegd is tot het verrichten van die handeling en de supervisor indien nodig aanwijzingen kan geven en zijn toezicht en eventuele tussenkomst verzekerd zijn. Een en ander heeft tot gevolg dat bij aanvang van de opleiding een aanzienlijk deel van de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor het handelen van de AIOS op de schouders van de supervisor drukt, terwijl naarmate er meer aan de AIOS kan worden toevertrouwd de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid gaandeweg wordt gedeeld tussen de supervisor en de AIOS. Aan het eind van de opleiding zal deze verantwoordelijkheid vrijwel geheel op de schouders van de AIOS komen te rusten.
Deze uitgangspunten brengen in het onderhavige geval met zich dat verweerster als supervisor niet gehouden was tot meer of andere controle op het handelen van de AIOS dan zij heeft gedaan. De AIOS was ten tijde van het gewraakte handelen immers al halverwege het derde jaar van haar huisartsenopleiding en had al ruime ervaring op de Eerste Hulp/HAP. De AIOS mocht - zoals door de gemachtigde van verweerster is aangevoerd - volgens de op deze HAP geldende regels zelfstandig handelen buiten aanwezigheid van de supervisor. De feitelijke aanwezigheid van verweerster op de HAP op 17 augustus 2013 was in die zin onverplicht en een uit zorgvuldigheidsoverwegingen voortkomende eigen keuze van verweerster. Verweerster heeft ter zitting toegelicht dat de keuze om aanwezig te zijn in ieder geval niet voortkwam uit twijfel omtrent de kwaliteiten van de AIOS omdat zij - gegeven haar ervaringen met deze AIOS - in haar het volste vertrouwen had en meende haar in belangrijke mate te kunnen loslaten.
Verweerster mocht - in het licht van de hierboven genoemde omstandigheden - op basis van de feitelijk correcte presentatie van de casus door de AIOS tot de slotsom komen dat voldoende zorgvuldig was gehandeld, zowel voor wat betreft het onderzoek en de daaraan verbonden conclusies als het daarop gebaseerde behandelplan. Verweerster kan als supervisor derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dat enige tijd later – nadat twee tandartsen klaagsters gebit hadden bekeken en klaagster door één van hen na aanhoudende klachten was doorverwezen naar het ziekenhuis – helaas is gebleken dat er sprake was van kaakfracturen, maakt dat niet anders.
Om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepaalt het college dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden gepubliceerd.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af;
- bepaalt dat om redenen, aan het algemeen belang ontleend, de beslissing, zodra zij onherroepelijk is geworden, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift “Medisch Contact”.
Aldus beslist door mr. R. Kluin als voorzitter, mr. A.H.M.J.F. Piëtte als lid-jurist,
dr. O.J. Repelaer van Driel , J.C.F. Schellekens en H.J. Weltevrede als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2015 in aanwezigheid van de secretaris.