ECLI:NL:TGZRAMS:2015:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2014/382AP

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2015:94
Datum uitspraak: 03-11-2015
Datum publicatie: 03-11-2015
Zaaknummer(s): 2014/382AP
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder dat hij aan hem een vervallen medicijn heeft verstrekt. Gegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 november 2014 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

C,

Apotheker,

wonende te B,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r .

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met een drietal flacons;

- het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Klager was afwezig zonder bericht van verhindering. Verweerder was wel aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Op 2 juli 2014 heeft klager van apotheker (D) het geneesmiddel Desmopressine 10 microgr/do geleverd gekregen (9 stuks).

2.2 Op 20 oktober 2014 heeft klager zich gewend tot de apotheker met het bericht dat drie flacons van dit geneesmiddel aan hem waren verstrekt met een verstreken houdbaarheidsdatum (exp01/14). Deze drie flacons heeft klager in het geding gebracht.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. verwijtbaar heeft gehandeld en dat aan hem een sanctie moet worden opgelegd.

2. het door klager betaalde eigen risico van € 360,- aan klager moet vergoeden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft op basis van de overgelegde flacons aangenomen dat klager inderdaad drie flacons met een verstreken houdbaarheidsdatum verstrekt heeft gekregen. Verweerder is het met klager eens dat dit niet had moeten gebeuren. Verweerder heeft geprobeerd om te achterhalen hoe het heeft kunnen gebeuren, maar dat is niet duidelijk geworden. Volgens verweerder blijft het mensenwerk en kan het een keer gebeuren dat het misgaat. Controle vindt plaats doordat iedere maand een kastenkolom wordt doorgenomen waarbij de houdbaarheidsdatum van de in die kolom geplaatste geneesmiddelen wordt gecontroleerd.

5. De overwegingen van het college

5.1 Klager en verweerder zijn het erover eens dat aan klager geen geneesmiddel had mogen zijn verstrekt met een verstreken houdbaarheidsdatum. Verweerder heeft de klacht ook serieus genomen. Het college is het echter met verweerder eens dat het – ook al wordt er zorgvuldig gehandeld – wel eens kan voorkomen dat bij vergissing een geneesmiddel met een verstreken houdbaarheidsdatum wordt uitgereikt. Gewoonlijk en ook in dit geval zijn de gevolgen daarvan hooguit minimaal. Enige gezondheidsschade als gevolg van overschrijding van een houdbaarheidsdatum is in het algemeen vrijwel uitgesloten. Dat geldt voor vrijwel alle geneesmiddelen en in dit geval ook voor het aan klager verstrekte geneesmiddel Desmopressine. De wijze waarop in de apotheek van verweerder maandelijks wordt gecontroleerd of er geen houdbaarheidsdata zijn verstreken, acht het college adequaat. De controle zou nog kunnen worden verscherpt door structureel bepaalde geneesmiddelen bij evering aan de apotheek te controleren op houdbaarheid, maar het achterwege laten daarvan kan niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Alle omstandigheden afwegend is het college van oordeel dat verweerder, door het afgeven van het geneesmiddel aan klager terwijl de houdbaarheidsdatum was verstreken, verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 47, eerste lid aanhef en onder a sub 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), maar dat het verwijt te gering is om de oplegging van een maatregel te kunnen rechtvaardigen.

5.2 Het andere onderdeel van de klacht is financieel van aard. Het college heeft echter niet de bevoegdheid om te beslissen over de vraag of een verweerder aan een klager een vergoeding moet betalen. Daarom kan ook dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat verweerder met betrekking tot het eerste klachtonderdeel jegens klager een verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet BIG kan worden gemaakt, dat aan hem geen maatregel wordt opgelegd en dat de klacht voor het overige ongegrond is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ten aanzien van het eerste klachtonderdeel gegrond maar legt aan verweerder geen maatregel op . Het college wijst de klacht voor het overige af.

Aldus gewezen op 22 september 2015 door:

mr M. van Walraven, voorzitter,

M. Goddijn en E. Gerbrands, leden-apothekers,

mr P.J. van Vliet als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 3 november 2015 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. M. van Walraven, voorzitter

w.g. P.J. van Vliet, secretaris