ECLI:NL:TGZRAMS:2015:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 15/070
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2015:101 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-11-2015 |
Datum publicatie: | 17-11-2015 |
Zaaknummer(s): | 15/070 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, berisping |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de huisarts dat zij op grond van de telefonisch aan haar verstrekte informatie een onjuiste diagnose (slokdarmspasme) heeft gesteld, heeft nagelaten een visite bij haar echtgenoot af te leggen en/of hem te adviseren meteen dan wel de volgende dag naar het ziekenhuis te gaan. Klaagsters echtgenoot is mogelijk overleden als gevolg van een hartinfarct. Gegrond, berisping. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 maart 2015 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
gemachtigde mr. D.M.S. van der Wulp, advocaat te Houten,
tegen
C,
huisarts,
werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde mr. J.C.C. Leemans, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is op 6 oktober 2015 ter openbare terechtzitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door een vervanger van haar gemachtigde, mr. J.W. Janssens, advocaat te Houten, die een toelichting heeft gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college en de wederpartij is overgelegd. Verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, die een mondelinge toelichting heeft gegeven.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klaagster is de echtgenote van wijlen E, geboren september 1957, hierna patiënt te noemen. Klaagster heeft in de nacht van 9 op 10 januari 2013 contact opgenomen met de huisartsenpost te B in verband met bij patiënt sinds begin december 2012 bestaande pijnklachten onder het borstbeen, welke klachten op 9 januari 2013 in ernst waren toegenomen.
2.2 Verweerster is huisarts. Zij had op 9 januari 2013 vanaf 23.00 uur dienst als huisarts op de huisartsenpost te B. Deze huisartsenpost ontbeert de mogelijkheid om patiënten ter plaatse te ontvangen; verweerster had aldus de keuze of patiënten telefonisch te woord te staan of hen te thuis te bezoeken.
2.3 Op het moment dat klaagster belde, was verweerster op bezoek bij een patiënt. Verweerster vernam onderweg van de triagiste van de huisartsenpost (centrale meldkamer) dat er was gebeld. Verweerster heeft vervolgens op de terugweg naar de huisartsenpost (omstreeks 00.40 uur) teruggebeld en patiënt te woord gestaan. Van het gesprek is een audio-opname gemaakt. Voor zover van belang heeft patiënt de volgende klachten kenbaar gemaakt:
“(…) Ik heb achter mijn borstbeen een soort stralende pijn en dat gaat heen en weer naar mijn keel, naar dat punt in mijn borstbeen en dat is een vrij heftige pijn en dat is gisteren op komen zetten. Ik heb al een paar weken last van zo’n latente pijn, met name met fietsen, nou dat is de kou, de laatste weken heb ik ook niet mijn energie zoals ik dat normaal heb. Gisteravond kwam het in een keer heel erg opzetten en dat was op mijn werk, toen ben ik naar huis gegaan, Paracetamol genomen, dan trekt het weg, maar het komt een beetje in golven. En vanavond, het is de hele dag wel aanwezig, maar goed ik heb goed kunnen werken, maar vanavond is het bijna niet te dragen, het doet zo’n pijn. (…) ja, het straalt (…) het is anders dan maagzuur of ik moet mij zwaar vergissen. Het is ook niet de brandende pijn die je van maagzuur soms hebt, maar het is echt zo’n uitstralende pijn. (…) voor het eerst kreeg ik het in de gaten toen ik (…) fietste (…) de laatste 2 dagen is het gewoon heftig (…) ik kan aardig wat pijn verdragen, maar dit was echt heftig. (…) ben er niet benauwd bij (…) en het gekke is dat mijn klieren en mijn keel ook opgezet zijn. (…) ik voel me ook in die zin niet eh weet je ik loop nu rond, ik moet een beetje rondhobbelen om die pijn een beetje … Ik kan het niet in verband brengen met een hartprobleem. Ik zou ook niet weten hoe dat voelt.”
2.4 Op basis van de geuite klachten en de rust waarin patiënt daarover sprak, heeft verweerster gedacht aan een slokdarmkramp. Voorts dacht zij aan een maagprobleem. Zij heeft patiënt het advies gegeven een Paracetamol (500 of 1000 mg) te slikken en hem gezegd de volgende dag contact op te nemen met de eigen huisarts voor eventuele maagzuurremmers. Mochten de klachten toenemen, dan mocht hij verweerster terugbellen.
2.5 Patiënt is op 10 januari 2013 naar zijn werk gegaan. Klaagster heeft ondertussen de assistente van de eigen huisarts gebeld voor een recept voor maagzuurremmers. Naar aanleiding van het verhaal van klaagster stelde de assistente een spoedconsult op dezelfde dag om 12.00 uur voor. Patiënt kon zijn werkzaamheden echter niet afzeggen en was daardoor te laat thuis voor de afspraak. De afspraak is verzet naar de volgende dag, 11 januari 2013 om 14.50 uur.
2.6 Bij thuiskomst is patiënt direct naar bed gegaan. ’s Avonds heeft hij nog in de huiskamer gezeten. Later op de avond is hij opnieuw naar zijn bed gegaan, waar klaagster hem de volgende ochtend omstreeks 10.00 uur dood heeft aangetroffen.
2.7 De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft onderzoek gedaan naar de gebeurtenis. De huisartsenpost en verweerster zijn verzocht nadere maatregelen te treffen. Bij brief van 6 november 2013 heeft de IGZ aan verweerster bericht het onderzoek te sluiten.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster op 10 juni 2013 onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij niet heeft gedacht aan een cardiaal probleem en patiënt ten onrechte niet zelf heeft onderzocht en niet heeft verwezen naar het ziekenhuis.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Kern van de klacht is dat verweerster de juiste diagnose heeft gemist. Dit enkele feit – het staat immers op zichzelf vast dat het cardiaal probleem niet is onderkend – hoeft echter niet reeds tot het oordeel te leiden dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarvoor is nodig dat vast komt te staan dat de wijze waarop verweerster tot de onjuiste diagnose slokdarmkramp is gekomen met terzijde schuiven van de diagnose acuut coronair syndroom in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam beroepsgenoot mag worden verwacht. Bij de beoordeling daarvan wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Deze norm is onder meer vervat in de NHG-standaard ‘Acuut Coronair Syndroom’ (2012).
5.2 Wordt voormelde norm en de wijze van handelen van verweerster in ogenschouw genomen, dan moet worden geconcludeerd dat verweerster op zichzelf genomen de juiste vragen aan patiënt heeft gesteld, teneinde tot een diagnose te komen. Onjuist is echter de interpretatie van de antwoorden op haar vragen. Patiënt heeft, zo valt op te maken uit de transcriptie van het telefoongesprek, gezegd op wisselende momenten een zeer hevige pijn achter het borstbeen te ervaren, welke pijn toenam bij inspanning. Dergelijke klachten bij een man van boven de 50 jaar zijn dermate verenigbaar met een coronaire aandoening dat verweerster de klachten ook als zodanig had moeten interpreteren. Zij had de diagnose acuut coronair syndroom derhalve niet terzijde mogen schuiven. Dit betekent voorts dat verweerster ook haar beleid anders had moeten bepalen. Gezien de ernst en de risico’s verbonden aan een acute coronaire aandoening had verweerster naar het oordeel van het college een ambulance moeten oproepen. Dat patiënt op rustige toon zijn klachten heeft verwoord en naar zijn zeggen rondliep in de kamer, leidt niet tot een ander oordeel. Datzelfde geldt voor de mededeling van patiënt dat hij geen medicatie slikte voor een hoge bloeddruk en dat hij (de aanwezigheid van) suikerziekte ontkende. Zoals gezegd, was reeds het patroon van pijnklachten zeer suggestief voor een cardiaal probleem.
5.3 Een en ander leidt aldus tot het oordeel dat verweerster niet alleen een onjuiste diagnose heeft gesteld, maar ook dat daaraan een onzorgvuldig handelen ten grondslag ligt. De klacht is mitsdien gegrond.
5.4 Wat de op te leggen maatregel betreft, overweegt het college dat rekening wordt gehouden met enerzijds de aard en ernst van het onzorgvuldig handelen en anderzijds het inzicht dat verweerster ter terechtzitting in haar handelen heeft getoond en het feit dat zij is gestopt met de uitoefening van het huisartsenvak. Alles overwegende wordt een berisping passend geacht.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen op 6 oktober 2015 door:
mr. W.A.H. Melissen, voorzitter,
R. Vogelenzang, dr. R.W. Koster en dr. W.J. Willems, leden-arts,
mr. dr. R.P. Wijne, lid-jurist,
mr. C.G.J. Pluijgers, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 november 2015 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. W.A.H. Melissen, voorzitter
w.g. C.G.J. Pluijgers, secretaris
.