ECLI:NL:TGZCTG:2015:374 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.134
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2015:374 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-12-2015 |
Datum publicatie: | 14-12-2015 |
Zaaknummer(s): | c2015.134 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht van een tandarts tegen een tandarts. Klager verwijt de tandarts a) het in de publiciteit treden, ondanks andere afspraken daarover b)het verkeerd in de media optreden door leugens over klager te verspreiden, met gevolg veel onrust onder de patiënten c) oncollegiaal gedrag door bewust leugens te verspreiden en klager in diskrediet te brengen d) dat door de publicatie de gehele beroepsgroep is geschaad e) dat hij nooit een poging heeft ondernomen om de publicatie aan te passen of te corrigeren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot nader onderzoek naar en/of de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.134 van:
A., tandarts, wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., tandarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. J.W.C. Bruins, advocaat te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 3 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 23 februari 2015, onder nummer 14120 heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 oktober 2015, waar zijn verschenen klager en mr. Bruins, namens de tandarts die niet in persoon is verschenen.
Klager heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klager en verweerder werkten samen in een tandartsenpraktijk. Tussen hen bestonden -tegelijkertijd- verschillende samenwerkingsverbanden. Op enig moment verliep de samenwerking niet meer naar wens. Bij brief van 26 september 2008 heeft (de gemachtigde van) verweerder klager verzocht om op korte termijn een bespreking aan te gaan met het doel tot beëindiging van de samenwerking te komen. Bij brief en fax van 8 oktober 2008 heeft (de gemachtigde van) verweerder de samenwerking met klager per direct ontbonden. In deze brief schrijft de gemachtigde van verweerder eveneens:
“U bent thans bezig de praktijk te verplaatsen naar een andere praktijkruimte. Gezien de verduistering van zaken naar een andere werkplek; het beschadigen van de naam van de praktijk door uw handelwijze, zal cliënt vandaag nog de sleutels van de praktijkruimte wijzigen. Zonder toestemming van cliënt wordt u de toegang tot de praktijk ontzegd.”
Diezelfde dag heeft verweerder de sloten van de aan partijen in gezamenlijk eigendom toebehorende praktijkruimte (laten) vervangen.
Klager heeft diezelfde avond een ruitje van het pand ingeslagen om zich toegang tot de praktijkruimte te verschaffen. Nadat verweerder daar kennis van nam, is hij naar de praktijkruimte gegaan waar een fysieke confrontatie tussen partijen plaatsvond. Er is aangifte bij de politie gedaan. Partijen zijn vervolgens door de lokale pers benaderd. Een verslaggever heeft per e-mail van 9 oktober 2008 een tekst naar klager gestuurd met als titel: “Tandartsenoorlog” in D.. Tandzorg praktijk na conflict voorlopig op slot.
3. Het standpunt van klager en de klacht
De klacht houdt -kort en zakelijk weergegeven- het volgende in.
Klager verwijt verweerder:
a) het in de publiciteit treden, ondanks andere afspraken daarover;
b) het verkeerd in de media optreden door leugens over klager te verspreiden,
met gevolg veel onrust onder de patiënten;
c) oncollegiaal gedrag door bewust leugens te verspreiden en klager in
diskrediet te brengen;
d) dat door de publicatie de gehele beroepsgroep is geschaad;
e) dat hij nooit een poging heeft ondernomen om de publicatie aan te passen of te
corrigeren.
Ter toelichting stelt klager dat hij zich genoodzaakt zag het ruitje van het pand in te slaan om apparatuur veilig te kunnen stellen nadat hij getipt was dat verweerder doende was om apparatuur, dat gezamenlijk eigendom was, gereed te maken voor verplaatsing uit de praktijk. Toen klager voor het pand op de glazenzetter wachtte om de ruit te laten herstellen, werd hij door verweerder aangevallen. Klager heeft aan die aanval een gekneusde rib en blauwe plekken overgehouden. Klager heeft een verslaggever te woord gestaan en hem op redelijk neutrale wijze het vervelende voorval toegelicht. Nog voor dat de deadline van de publicatie verlopen was is er een gesprek tussen de advocaten van partijen geweest waarbij onder meer de afspraak werd gemaakt dat beide partijen al hun verklaringen in de pers zouden intrekken en geen verdere ruchtbaarheid aan het voorval zouden geven. Klager heeft zijn verklaringen ingetrokken, maar verweerder heeft zich niet aan deze afspraak gehouden. Verweerder heeft het verhaal met allerlei onwaarheden aangedikt. De publicatie verscheen in zowel een digitale als een schriftelijke versie van het E.. Klager heeft het pas geruime tijd later voor elkaar gekregen dat de digitale versie van het artikel werd verwijderd.
Het is een ernstige schending van de collegialiteit dat de gemaakte afspraken zomaar worden geschonden. Door dit gedrag van verweerder brengt hij niet alleen klager, maar ook de gehele beroepsgroep in diskrediet. Verweerder heeft nooit spijt betuigd of excuses aangeboden voor zijn gedrag. Zelfs nadat professionele collega tandartsen verweerder de mogelijkheid boden het verhaal in te trekken, heeft verweerder dat niet gedaan.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.
Primair stelt verweerder dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien het geen klacht betreft als bedoeld in artikel 47 van de Wet BIG. Bovendien betreft het een civielrechtelijke kwestie waarvoor, gelet op het bepaalde in de tussen partijen op 15 januari 2009 gesloten beëindigingsovereenkomst, de rechter te F. bevoegd is.
Subsidiair stelt verweerder dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is. Allereerst betwist verweerder de feitelijke weergave van klager, want klager draait de feiten om. Niet verweerder, maar klager zelf heeft spullen uit de praktijk verwijderd. Daarnaast is verweerder door klager mishandeld en niet andersom. Beide partijen hebben de pers te woord gestaan. Bij gebrek aan wetenschap betwist verweerder dat de tekst van de door klager overgelegde e-mail ook daadwerkelijk is gepubliceerd. De afspraken over het uitbrengen van een neutraal persbericht betreffen een geheel andere kwestie, namelijk het opstellen van een persbericht in verband met de beëindiging van de samenwerking en het voortzetten van de praktijk door verweerder. Die afspraken staan in de beëindigingsovereenkomst die op 15 januari 2009, dus veel later dan het voorval op 8 oktober 2008, gesloten is.
Het is klager zelf die in strijd handelt met de afspraken uit de beëindigings-overeenkomst, aangezien artikel 6 lid 2 bepaalt dat partijen met die overeenkomst beogen definitief afscheid van elkaar te nemen en dat partijen geen handelingen zullen verrichten die daarmee strijdig zijn.
5. De overwegingen van het college
Wat de ontvankelijkheid betreft oordeelt het college als volgt.
Om als klachtgerechtigde te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Onder omstandigheden is een klager/beroepsbeoefenaar bevoegd om een klacht in te dienen tegen een collega.
Daarnaast kan ook een opdrachtgever klachtgerechtigd zijn, waarbij het gaat om degene die met de persoon over wie geklaagd wordt, een werkrelatie heeft. Hierbij kan al dan niet sprake zijn van een hiërarchisch verband. Met inachtneming van de hiervoor omschreven criteria kan klager, op basis van de stellingen in zijn klaagschrift, in zijn klacht worden ontvangen.
De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Het college stelt vast dat er kennelijk sprake is van een conflict over de beëindiging van een tussen partijen bestaande maatschap waarover in de eerste plaats de civiele rechter, en mogelijk ook de strafrechter, zou kunnen oordelen. De kennelijk ernstig verstoorde verhoudingen tussen partijen kunnen geen zelfstandige reden zijn om de zaken thans in een tuchtrechtelijk kader te plaatsen, zodat het college zich zeer terughoudend zal moeten opstellen. Datgene wat er tussen partijen is voorgevallen, waaronder begrepen de mogelijke publiciteit ervan, doet de goede naam van de beroepsgroep ongetwijfeld geen goed, doch uitsluitend bijzondere omstandigheden, zoals indien zou komen vast te staan dat de betreurenswaardige gang van zaken nagenoeg uitsluitend aan verweerder zou zijn te wijten, kan reden zijn deze terughoudende opstelling te laten varen. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn niet komen vast te staan, nu de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen. Bovendien zijn de stellingen van klager, die door verweerder gemotiveerd betwist zijn, niet of nauwelijks, in ieder geval onvoldoende, met feiten onderbouwd. De verklaring van de levenspartner van klager maakt dit oordeel niet anders.
In gevallen, waarin niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.
Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klager is blijkens zijn beroepschrift van mening, dat het Regionaal Tuchtcollege een mandaat heeft om onderzoek te doen naar de aan hem voorgelegde feiten. Nu het Regionaal Tuchtcollege geen enkele moeite heeft gedaan om de in het E. gepubliceerde krantenartikelen op te sporen, is hij daarin volgens klager tekort geschoten. Dat is de reden waarom klager hoger beroep heeft ingesteld. Klager heeft in beroep alsnog twee krantenartikelen over het conflict met de tandarts overgelegd.
4.2 In zijn verweerschrift merkt de tandarts op dat het aan klager is om zijn klacht deugdelijk en duidelijk te formuleren en ook te onderbouwen. Het is niet aan een Tuchtcollege om de bewijsvoering van klager te verzorgen. Dit druist ook in tegen de lijdelijkheid van een Tuchtcollege en de onafhankelijkheid die een Tuchtcollege dient in te nemen in een rechtsstrijd. De tandarts concludeert daarom tot verwerping van het beroep.
Ontvankelijkheid van klager in zijn klacht
4.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft betreffende de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht geoordeeld dat om als klachtgerechtigde te kunnen worden aangemerkt, er sprake dient te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Onder omstandigheden is een klager/beroepsbeoefenaar bevoegd om een klacht in te dienen tegen een collega. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft (dit deel van) deze overweging en volgt het Regionaal Tuchtcollege in het oordeel dat in dit geval sprake is van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Klager kan daarom worden ontvangen in zijn klacht.
Beoordeling van de klacht
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de in beroep overgelegde krantenartikelen over het conflict tussen klager en de tandarts. Deze artikelen bevestigen de feiten waarvan het Regionaal Tuchtcollege is uitgegaan. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
10 december 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.