ECLI:NL:TGZCTG:2015:361 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.091
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2015:361 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-12-2015 |
Datum publicatie: | 04-12-2015 |
Zaaknummer(s): | c2015.091 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij een vals verslag heeft gemaakt van een second opinion. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.091 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
T., psychiater, werkzaam te L., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 26 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen T. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 februari 2015, onder nummer 122/2014, heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.037, C2015.064, C2015.066, C2015.067, C2015.086, C2015.087, C2015.088, C2015.089, C2015.090, C2015.092, C2015.110, C2015.112 en C2015.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 oktober 2015, waar de gemachtigde namens de psychiater is verschenen. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager, geboren in 1988, is bekend met schizofrenie van het paranoïde type. Tevens is sprake van alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Klager gebruikt sinds 2011 geen antipsychotica meer. Hij heeft geen ziektebesef en –inzicht. Hij is in zijn ogen niet ziek en medicatie is naar zijn mening niet nodig.
In 2010 is klager opgenomen met een IBS en later een RM wegens psychose met toenemend agressief gedrag. Sindsdien is klager in psychiatrische zorg.
Verweerster heeft klager op 11 december 2012 onderzocht als onafhankelijk psychiater in het kader van een second opinion ten behoeve van dwangbehandeling. Verweerster was op dat moment niet betrokken bij de behandeling van klager. Zij heeft klager persoonlijk gezien en gesproken. Het beloop van dit gesprek en het advies van verweerster is weergegeven in het verslag van verweerster van 12 december 2012.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat haar verslag van de second opinion van zij op 12 december 2012 valsheid in geschrifte en bedrog is.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweersters raadsvrouwe voert -zakelijk weergegeven- aan dat dit de derde tuchtprocedure is die klager aanspant tegen een groot aantal, deels dezelfde, behandelaren die zij allen bijstaat met in grote lijnen steeds dezelfde verwijten. Verweerders kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat iedere keer dat zij verweer voeren en daarbij relevante dossierstukken overleggen van klager de reactie krijgen dat hij oude en nieuwe klachten indient tegen verweerders en tegen nieuwe artsen die hij in het dossier tegenkomt.
Verweersters raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat dit niet het doel kan zijn van tuchtrecht. Zij stelt zich op het standpunt dat klager misbruik maakt van zijn recht om te klagen en verzoekt het college klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.
Indien en voor zover het college dit verzoek niet zou honoreren verzoekt verweersters raadsvrouwe de klacht af te wijzen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het inhoudelijke verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Met betrekking tot het niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt het college het volgende. Dit verweer slaagt niet.
Artikel 51 Wet BIG (ne bis in idem) verhindert al deels dat misbruik wordt gemaakt van het recht tot klagen. Het klaagschrift, samen met de aanvullingen daarop voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit te stellen eisen. Bijzondere, de onderhavige verweerder betreffende omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat in deze zaak het recht tot klagen wordt misbruikt zijn gesteld noch gebleken. Dus dient de klacht door het college in behandeling genomen te worden.
5.2
Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht wijst het college er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.3
Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht overweegt het college het volgende.
Verweerster heeft klager op 12 december 2012 persoonlijk gezien en gesproken. Zij heeft van hiervan een verslag gemaakt. Blijkens dit verslag heeft verweerster een zorgvuldig psychiatrisch onderzoek gedaan. Het college heeft geen aanwijzingen dat dit verslag niet juist is opgemaakt. De overwegingen op basis waarvan verweerster tot haar behandeladvies is gekomen komen het college zorgvuldig voor en verweerster heeft daarbij de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in acht genomen. Inhoudelijk komt het door verweerster gegeven behandeladvies - patiënt toch proberen te motiveren voor gebruik antipsychotische medicatie - gegeven de in het verslag geschetste omstandigheden juist voor.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, zijn klacht herhaald.
4.2 De psychiater heeft geen (nader) verweer gevoerd.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat uit het verslag van het gesprek dat de psychiater met klager op 12 december 2012 heeft gevoerd, blijkt dat zij zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat er geen aanwijzingen zijn dat dit verslag niet juist is opgemaakt. Ook het vervolgens aan klager verstrekte behandeladvies komt het Centraal Tuchtcollege, evenals het Regionaal Tuchtcollege, als juist voor.
4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voorts geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden- beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
3 december 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.