ECLI:NL:TGZCTG:2015:357 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.087

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:357
Datum uitspraak: 03-12-2015
Datum publicatie: 04-12-2015
Zaaknummer(s): c2015.087
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij op een rechtszitting onjuiste informatie heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.087 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

M., psychiater, werkzaam te L., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 26 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen M. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 februari 2015, onder nummer 118/2014, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.037, C2015.064, C2015.066, C2015.067, C2015.086, C2015.088, C2015.089, C2015.090, C2015.091, C2015.092, C2015.110, C2015.112 en C2015.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 oktober 2015, waar de psychiater en zijn gemachtigde zijn verschenen. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1988, is bekend met schizofrenie van het paranoïde type. Tevens is sprake van alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Klager gebruikt sinds 2011 geen antipsychotica meer. Hij heeft geen ziektebesef en –inzicht. Hij is in zijn ogen niet ziek en medicatie is naar zijn mening niet nodig.

In 2010 is klager opgenomen met een IBS en later een RM wegens psychose met toenemend agressief gedrag. Sindsdien is klager in psychiatrische zorg.

Verweerder is aanwezig geweest op de rechtszitting van 31 mei 2013 voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij op de rechtszitting van 31 mei 2013 onjuiste informatie zou hebben verstrekt en klager, die niet schizofreen is, in een psychiatrische inrichting wilde hebben.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- samen met de thans mede aangeklaagde behandelaren aan dat dit de derde tuchtprocedure is die klager bij het tuchtcollege aanspant tegen een groot aantal, deels dezelfde, behandelaren met in grote lijnen, steeds dezelfde verwijten. Verweerders kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat iedere keer dat zij verweer voeren en daarbij relevante dossierstukken overleggen klager reageert met nieuwe klachten tegen verweerders en tegen nieuwe artsen die hij in het dossier tegen komt.

Verweerders raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat dit niet het doel kan zijn van tuchtrecht. Zij stelt zich op het standpunt dat klager misbruik maakt van zijn recht om te klagen en verzoekt het college om klager niet ontvankelijk te verklaren in de door hem ingediende klachten.

Verder stelt verweerder zich met betrekking tot de onderhavige klacht op het standpunt dat de tegen hem ingediende klacht niet ontvankelijk is omdat hij op de bedoelde rechtszitting niet aanwezig was.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Met betrekking tot het niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt het college het volgende. Dit verweer slaagt niet.

Artikel 51 Wet BIG (ne bis in idem) verhindert al deels dat misbruik wordt gemaakt van het recht tot klagen.

Het klaagschrift, samen met de aanvullingen daarop voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit te stellen eisen. Bijzondere, de onderhavige verweerder betreffende omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat in deze zaak het recht tot klagen wordt misbruikt zijn gesteld noch gebleken. Dus dient de klacht door het college in behandeling genomen te worden.

5.2

Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht wijst het college er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

De klacht tegen verweerder betreft uitlating die hij zou hebben gedaan op een rechtszitting op 31 mei 2013.

Nu verslaglegging van de gebeurtenissen op die zitting ontbreekt - van dergelijke zittingen wordt in het algemeen geen proces-verbaal opgemaakt - kan het college niet vaststellen of klager, wat hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard betreft, al dan niet juist was. Het college heeft verder geen aanwijzingen die het standpunt van klager ondersteunen. Overigens, veronderstellenderwijs aannemende dat verweerder heeft gezegd dat er bij klager sprake was van schizofrenie, is dit in overeenstemming met de afgegeven geneeskundige verklaring en overige stukken die door verweerder zijn overgelegd. Dat betekent dat deze klacht dient te worden afgewezen. Dit berust er niet op dat aan het woord van klager minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerder, maar op het uitgangspunt dat het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.

5.4

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden, met uitzondering van de wijze waarop het verweer van de psychiater is weergegeven. Uit zijn verweerschrift in eerste aanleg blijkt dat de psychiater op de zitting van 31 mei 2013 (in verband met de afgifte van een voorwaardelijke rechterlijke machtiging) aanwezig was als waarnemer van zijn collega. Het was de psychiater bekend dat klager het niet eens was met de gestelde diagnose en de voorgestelde (dwang)behandeling en hij bestrijdt dat er sprake was van valse voorwendselen of onrechtmatige omstandigheden om klager in een psychiatrische instelling te doen verblijven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege het beroepschrift van klager, zijn klacht herhaald.

4.2 De psychiater heeft geen (nader) verweer gevoerd.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of hetgeen de psychiater op de voornoemde rechtzitting heeft verklaard al dan niet juist was, nu een verslaglegging van de gebeurtenissen op de zitting ontbreekt.

4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor het overige geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden- beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

3 december 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.