ECLI:NL:TGZCTG:2015:355 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.067
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2015:355 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-12-2015 |
Datum publicatie: | 04-12-2015 |
Zaaknummer(s): | c2015.067 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld door als geneesheer-directeur een geneeskundige verklaring afgegeven door een andere psychiater mede te ondertekenen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.067 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
J., psychiater, destijds werkzaam te F., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. A.J. Verbout, verbonden aan het G. te F..
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 26 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen J. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 6 januari 2015, onder nummer 14/210 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Van de zijde van de psychiater is een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.037, C2015.064, C2015.066, C2015.086, C2015.087, C2015.088, C2015.089, C2015.090, C2015.091, C2015.092, C2015.110, C2015.112 en C2015.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 oktober 2015, waar namens de psychiater zijn gemachtigde mr. Verbout is verschenen. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1
Klager, geboren in 1988, is van 13 januari 2010 tot en met 29 april 2010 opgenomen geweest in het G. F..
2.2
Verweerder heeft als geneesheer-directeur de geneeskundige verklaring afgegeven door psychiater H. op 8 februari 2010 mede-ondertekend. Psychiater H., die de geneeskundige verklaring heeft afgegeven, was niet betrokken bij de behandeling van klager. De geneeskundige verklaring maakt deel uit van de stukken.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klager behoorde te betrachten door klager niet te spreken voordat hij een geneeskundige verklaring betreffende klager uitbracht op
8 februari 2010 mede-ondertekende.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
De gedwongen behandeling en de daaraan te stellen eisen zijn neergelegd in de Wet BOPZ (Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen). Daarin staan ook de eisen omtrent een IBS en een RM in beschreven.
Blijkens de decursus betreffende klager heeft een niet bij de behandeling betrokken psychiater klager gesproken op 8 februari 2010.
Op 10 februari 2010 heeft de officier van justitie een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis gedaan.
Verweerder heeft in zijn functie van geneesheer-directeur de geneeskundige verklaring van 8 februari 2010 mede-ondertekend. Deze bevoegdheid heeft verweerder op basis van de wettelijke regeling van de gedwongen behandeling. Verweerder heeft daarbij beoordeeld dat sprake is geweest van een gedegen onderzoek. Dat verweerder klager daarbij niet heeft gesproken kan hem niet tuchtrechtelijk worden verweten nu dit is niet is voorgeschreven in de wettelijke regeling.
Het college kan zich in grote lijnen verenigen met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft doen aanvoeren in het verweerschrift - hetgeen gesteund wordt door de daarbij overgelegde producties - met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan en neemt die overwegingen over.
5.3
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, zijn klacht herhaald.
4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het hoger beroep.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat, op basis van de wettelijke regeling neergelegd in de Wet BOPZ, de psychiater in zijn functie als geneesheer-directeur de bevoegdheid had de geneeskundige verklaring mede te ondertekenen en dat het feit dat de psychiater klager niet heeft gesproken hem, eveneens gezien deze wettelijke regeling, niet tuchtrechtelijk kan worden verweten.
4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voorts geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden- beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van