ECLI:NL:TGZCTG:2015:293 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.008
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2015:293 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-11-2015 |
Datum publicatie: | 04-11-2015 |
Zaaknummer(s): | c2015.008 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de psychiater dat hij het vertrouwen van klager heeft geschonden onder andere doordat hij klager van 2 mei tot 3 mei 2004 zonder in te grijpen vierentwintig uur in de separeer heeft gelaten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart dit klachtonderdeel gegrond onder de overweging dat in elk geval gedurende een periode van vijfenhalf uur sprake is geweest van onvrijwillige vrijheidsbeneming en waarschuwt de psychiater. Het Centraal Tuchtcollege acht de afweging die de psychiater aan de vrijheidsbeneming van klager op 3 mei 2004 tussen 11.00 uur en 16.30 ten grondslag heeft gelegd niet onredelijk, zodat de psychiater geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De bestreden uitspraak wordt vernietigd en het klachtonderdeel wordt alsnog ongegrond verklaard. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.008 van:
A., wonende te B., appellant in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep, klager in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, destijds werkzaam te B., verweerder in het principaal hoger beroep, appellant in het incidenteel hoger beroep, verweerder in eerste aanleg.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 6 februari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 december 2014, onder nummer 1442 heeft dat College de klacht deels, voor zover het betreft de separatie van klager van 2 tot 3 mei 2004, gegrond verklaard, de psychiater gewaarschuwd en de klacht voor het overige afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. In dit verweerschrift is de psychiater tevens in incidenteel hoger beroep gekomen. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 september 2015, waar zijn verschenen klager en de psychiater. Klager heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd:
“(…) 2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klager, bekend met een cocaïneverslaving, werd in de periode 2003 tot en met 2005 enkele malen opgenomen in een instelling voor psychiatrie en verslavingszorg, waar verweerder destijds als psychiater werkzaam was. Klager stond op de wachtlijst van de instelling voor een vrijwillige opname op 4 mei 2004. Op 29 april 2004 meldde hij zich vrijwillig bij de balie van de instelling, nadat hij cocaïne had gebruikt. Klager werd toen opgenomen. Het betrof een vrijwillige opname. In het weekend, en wel op
2 mei 2004, werd klager gesepareerd. Over de separatie van klager wordt – voor zover relevant – in het patiëntendossier het volgende vermeld:
Op 2 mei 2004 (citaat inclusief taal- en spelfouten overgenomen):
“overname van afd. D., Dhr. is erg psychotisch. heeft cocaïne gebruikt en had veel cocaïne nog bij zich. wilde dit niet afgeven. Gezien psychose is besloten dhr naar sr over te plaatsen. Dhr ging onder begeleiding mee, wel vrijwillig. Toen bleek dat hij op een gesloten afdeling zou komen, wilde dhr niet de afdeling op. Toen is dhr actief naar de separeer begeleid. Toen dhr vastgepakt werd verzette dhr zich niet. liep mee (…)
Op 3 mei 2004 (citaat inclusief taal- en spelfouten overgenomen):
“Om 9.00 uur dhr bezocht. Dhr was rustig, helder aanwezig. Geen angst, achterdocht en psychotische uitlatingen waargenomen. (…)
Behandelaar heeft dhr ook bezocht.
Afspraak:
- vandaag + vannacht in separeer met mobilisatie in de voorruimte om te roken
- vanaf morgen starten met mobilisatieschema (morgen schema bespreken).
Let op! Het mobilisatieschema dient goed opgevolgd te worden.
Dus: staat er 1 uur mob op afdeling, dan ook 1 uur. Geen 2 uur!!
- Als dhr uit de separeer wil, want dhr zit hier vrijwillig, moet dhr eerst bezocht
worden door de behandelaar.
Om 11.00 uur heeft dhr gerookt en gedoucht. Dhr heeft geen kleding!!! kleding wat dhr aan had is gewassen. Dhr gaf aan zich goed te voelen en wil uit de separeer. Behandelaar is op de hoogte gebracht en komt nog langs (…)
C. heeft dhr om ± 16.30 bezocht. C. besloot toen om dr uit de separeer te halen en naar de afdeling te brengen. (…)”
Op 4 mei 2004 is klager met verlof gegaan.
In de periode januari 2005 tot en met april 2005 heeft klager medicatie ontvangen.
Op 26 april 2005 werd klager door de politie naar de instelling gebracht. Verweerder heeft klager toen niet opgenomen.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Desgevraagd heeft klager ter zitting de - onduidelijk geformuleerde - klachtonderdelen nader toegelicht. Deze houden - zakelijk weergegeven - in dat verweerder het vertrouwen van klager heeft geschonden aangezien:
1. verweerder klager van 2 mei tot 3 mei 2004 vierentwintig uur zonder in te
grijpen in de separeer heeft gelaten;
2. verweerder het script heeft gebruikt/gedeeld voor het opstellen van een
verkeerde diagnose;
3. verweerder klager heeft gedwongen een grote hoeveelheid antipsychoticum te
gebruiken voor waanideeën zonder overleg met klager hierover;
4. verweerder dwang heeft toegepast tussen 27 januari 2005 en 23 april 2005;
5. verweerder heeft geweigerd klager op te nemen op 26 april 2005.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven – hiertegen het volgende aangevoerd. Omdat verweerder niet meer in de instelling werkt en het om een opname van 9 tot 10 jaar geleden gaat, heeft hij geen dossier tot zijn beschikking en kan hij zich hierover niet veel meer herinneren. De klachtonderdelen sluiten niet aan bij de feiten en gebeurtenissen. De data en inhoud van de bijlagen bij het klaagschrift komen niet overeen met de datum van de handeling waarover klager klaagt. Verweerder heeft altijd conform de regels van medisch-psychiatrisch handelen gehandeld, ook bij klager. Klager werd eind april 2004 vrijwillig opgenomen omdat hij in psychotische toestand verkeerde toen hij zich bij de instelling meldde. Er was een goede observatie van klager nodig en uit veiligheidsoverwegingen is hij naar de gesloten afdeling geleid omdat daar cameratoezicht was. Dat is in het weekend gebeurd, te weten op zondag 2 mei 2004, toen verweerder geen dienst had. Op maandag 3 mei 2004 is verweerder in de loop van de ochtend geïnformeerd over de opname van klager in de separeer. Later die dag, niet meteen, heeft verweerder klager bezocht en hem weer op een open afdeling geplaatst. Er werd medicatie aangeboden, maar klager weigerde dat. Verweerder heeft klager nooit gedwongen medicatie te nemen. Ook niet in 2005. Uit het mentorverslag van 7 maart 2005 blijkt ook dat klager medicatie weigerde. Hoewel verweerder zich de situatie niet precies kan herinneren, werd klager in april 2005 uit veiligheidsoverwegingen niet opgenomen omdat hij bolletjes had geslikt. Als de bolletjes kapot gaan, ontstaat een levensgevaarlijke situatie. De instelling is geen ziekenhuis met een intensive care afdeling. Pas als de bolletjes uit het lichaam zijn, kan iemand worden opgenomen.
5. De overwegingen van het college
Het college stelt voorop dat de klachtonderdelen zien op gebeurtenissen, die zich 9 tot 10 jaar geleden hebben afgespeeld, dat verweerder, die thans niet meer werkzaam is in de betreffende instelling voor psychiatrie en verslavingszorg, bij gebreke van toestemming daartoe van klager geen toegang heeft kunnen krijgen tot het patiëntendossier en tenslotte dat het door klager in het geding gebrachte patiënten-dossier onvolledig is. Als gevolg daarvan wordt het college gehinderd in het vaststellen van de feiten, het plaatsen van de feiten in de tijd, de al dan niet door verweerder verrichte medische handelingen en de wijze waarop deze hebben plaatsgevonden.
Het eerste klachtonderdeel (het separeren van klager)
Uit het patiëntendossier is met voldoende zekerheid af te leiden dat klager op
29 april 2004 vrijwillig is opgenomen in de instelling voor psychiatrie en verslavings-zorg, waar verweerder destijds als psychiater werkzaam was. Vervolgens is hij in het weekend (op zondag 2 mei 2004) gesepareerd. Of dat op vrijwillige basis is gebeurd, is thans niet meer met zekerheid vast te stellen, ook niet aan de hand van wat daarover in het patiëntendossier is vermeld. Aannemelijk is geworden dat verweerder in dat weekend geen dienst had zodat hij voor de beslissing om klager te separeren niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Uit het voorhanden zijnde patiëntendossier blijkt dat klager op maandagmorgen 3 mei 2004 omstreeks 9.00 uur (bij aanvang van de dienst van verweerder) door‘de behandelaar’, vermoedelijk verweerder, is bezocht. Uit de kennelijk gemaakte afspraken die in het patiëntendossier zijn weergegeven blijkt dat er op dat moment nog vanuit gegaan werd dat klager vrijwillig in de separeer verbleef. Vast staat dat klager die dag om 11.00 uur echter aan de verpleging te kennen heeft gegeven de separeerruimte te willen verlaten. Verweerder, die als behandelend psychiater op dat moment (eind)verantwoordelijk was voor het separeren en gesepareerd houden van klager, heeft hem volgens de aantekeningen in het patiëntendossier desondanks pas om 16.30 uur gezien en hem vervolgens op een open afdeling geplaatst, omdat hij geen gevaar meer vormde. Nu gesteld noch gebleken is dat aan het separeren van klager een rechtsgeldige titel, zoals bijvoorbeeld een (aangevraagde) BOPZ-maatregel, ten grondslag lag, stelt het college - mede op grond van het verhandelde ter zitting - vast dat er in ieder geval gedurende een periode van vijf en een half uur sprake is geweest van onvrijwillige vrijheidsbeneming. Verweerder treft van voormeld nalaten een tuchtrechtelijk verwijt. Dit klachtonderdeel is gegrond.
De overige klachtonderdelen (sub 2 tot en met sub 5).
Deze lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Het college moet vaststellen dat niet meer exact is vast te stellen waaruit het gewraakte handelen of nalaten van verweerder zou hebben bestaan en wanneer dit zou hebben plaatsgevonden. Het klaagschrift en het onvolledige patiëntendossier bieden daarvoor een ontoereikende grondslag. Daar komt nog bij dat verweerder zich - voor zover mogelijk - gemotiveerd tegen de klachten heeft verweerd. Dit leidt ertoe dat bij gebrek aan voldoende en concrete onderbouwing de juistheid van deze klachtonderdelen in rechte niet is komen vast te staan en dat verweerder daarvoor ook geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Daarom dienen de overige klachtonderdelen als ongegrond te worden afgewezen. Gelet op het hiervoor overwogene, mede in aanmerking genomen het ruime tijdsverloop, wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Daarbij wordt aangetekend dat een waarschuwing een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.
(…) ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 “ 2. De feiten ” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep is klager opgekomen tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de hiervoor onder 2 “ 3. Het standpunt van klager en de klacht ” weergeven klachtonderdelen 2 tot en met 5 ongegrond zijn. De gegrondbevinding van klachtonderdeel 1 had volgens klager tot het opleggen van een zwaardere sanctie moeten leiden. De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. In het incidenteel hoger beroep is de psychiater opgekomen tegen de gegrondbevinding van klachtonderdeel 1.
4.2 Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen, wordt beoordeeld of het handelen van de beroepsbeoefenaar is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
4.3 Ten aanzien van de klacht van klager dat de psychiater hem van 2 tot 3 mei 2004 zonder in te grijpen vierentwintig uur in de separeer heeft gelaten (klachtonderdeel 1), overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende.
4.4 Op basis van de aantekeningen in het dossier, waarvan de relevante passages hiervoor zijn vermeld, is aannemelijk dat de behandelaar van klager op 3 mei 2004 voor 11.00 uur ’s morgens tijdens een bezoek aan klager heeft besloten klager die dag en nacht te mobiliseren in de voorruimte en de volgende dag met een mobilisatie-schema te starten. Vervolgens heeft klager om 11.00 uur de wens geuit uit de separeer te willen, waarvan de behandelaar op de hoogte is gesteld. Omstreeks 16.30 uur is klager door de psychiater bezocht en heeft de psychiater besloten klager uit de separeer te halen en naar de open afdeling te brengen.
4.5 De psychiater heeft ter zitting onweersproken verklaard dat hij vrijwel onmiddellijk van de wens van klager de separeer te verlaten op de hoogte is gesteld, maar dat het hem bij gebreke van een psychiatrisch onderzoek waarin was vastgesteld wat er met klager aan de hand was, beter leek de kort daarvoor ingezette mobilisatie van klager enkele uren te volgen teneinde te kunnen beoordelen of overplaatsing van klager naar een open afdeling verantwoord en veilig was. Het Centraal Tuchtcollege acht deze afweging niet onredelijk. De vrijheidsbeneming van klager op 3 mei 2004 tussen 11.00 uur en 16.30 kan de psychiater daarom niet tuchtrechtelijk worden verweten. Klachtonderdeel 1 zal alsnog ongegrond worden verklaard. Het incidenteel beroep slaagt dus.
4.6 Voor zover klager ter zitting van het Centraal Tuchtcollege nog heeft gesteld dat hij op 2 en 3 mei 2004 niet op vrijwillige basis in de separeerruimte heeft verbleven, moet aan deze stelling worden voorbij gegaan, omdat een klacht of klachtonderdeel niet voor het eerst in hoger beroep ter beoordeling kan worden voorgelegd.
4.7 Ten aanzien van de overige klachtonderdelen verenigt het Centraal Tuchtcollege zich met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de juistheid daarvan - tegenover het gemotiveerde verweer de psychiater - niet in rechte is komen vast te staan. In gevallen waarin de lezingen van partijen omtrent de klachtonderdelen uiteenlopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kunnen de klachtonderdelen immers in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van de arts, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat bepaalde gedragingen van een arts hem tuchtrechtelijk kunnen worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is, dat wil zeggen dat aannemelijk is geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. Dat is hier niet het geval.
4.8 De juistheid van de feiten en omstandigheden die klager aan de klachtonderdelen ten grondslag heeft gelegd, vloeit, anders dan klager heeft gesteld, niet voort uit het overgelegde patiëntendossier. Wat betreft de klacht omtrent de verkeerde diagnose en de valsheid in geschrifte heeft de psychiater in zijn verweer gewezen op de brieven van de E.-Kliniek van 11 mei 2004, 9 juni 2004 en 19 oktober 2004, waarin staat vermeld dat gedurende de opnames van klager meerdere malen psychiatrisch onderzoek is verricht. Tegenover deze brieven is niet aannemelijk geworden dat de diagnose schizofrenie overeenkomstig de stelling van klager op basis van één vertrouwelijk gesprek tussen hem en de psychiater is gesteld. Voor de toepassing van dwang bij de toediening van de medicatie en in de periode tussen 27 januari 2005 en 23 april 2005 biedt het dossier geen aanknopingspunt. Dat klager gedurende zijn opnames in 2005 geen drugs heeft gedeald en bolletjes heeft geslikt, zodat de psychiater op 26 april 2005 ten onrechte heeft geweigerd hem op te nemen, kan evenmin worden vastgesteld. Het dossier bevat ontslagbrieven van 23 en 26 april 2005 van de E.-Kliniek en de Time-Out Voorziening, waarin staat dat behandeling van klager op een open afdeling wegens cocaïnegebruik en het dealen van drugs onmogelijk was.
4.9 De conclusie van het voorgaande is dat alle klachtonderdelen falen. Het principaal hoger beroep moet worden verworpen. In het incidenteel hoger beroep moet de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege worden vernietigd en klachtonderdeel 1 van klager alsnog worden afgewezen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
in het principaal hoger beroep:
verwerpt het beroep;
in het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep, voor zover het klachtonderdeel 1, waarin wordt geklaagd dat de psychiater klager van 2 tot 3 mei 2004 vierentwintig uur zonder in te grijpen in de separeer heeft gelaten, gegrond is verklaard en de psychiater de maatregel van waarschuwing is opgelegd, en opnieuw recht doende:
wijst klachtonderdeel 1 alsnog af.
Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en
mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en drs. M. Drost, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
3 november 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.