ECLI:NL:TGZCTG:2015:255 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.471
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2015:255 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-08-2015 |
Datum publicatie: | 20-08-2015 |
Zaaknummer(s): | c2014.471 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundige - Klager verbleef ten tijde van de klacht in detentie. Klager lijdt aan apneu en maakt gebruik van een apneu-apparaat. Tijdens zijn detentie zijn er met dit apneu-apparaat problemen geweest, waardoor hij gedurende enige tijd het apparaat niet heeft kunnen gebruiken. Klager verwijt verweerster, dat zij zowel aan de Medische Dienst als aan klagers advocaat heeft geweigerd door te geven dat het apneu-apparaat kapot was, waardoor klager last heeft gekregen van schimmelinfectie in de liezen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2014.471 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., verpleegkundige, voorheen werkzaam te D.,
verweerster in beide instanties, gemachtigde: E., werkzaam te
D..
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 14 november 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te
‘s-Gravenhage tegen C. - hierna verweerster - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 oktober 2014, onder nummer 2013-264b, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 juni 2015. Klager en verweerster zijn niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“ 2. De feiten
2.1 Klager, geboren op 6 maart 1946, verbleef ten tijde van het indienen van de klacht in de Penitentiaire Inrichting D. locatie F. (hierna PI F.).
2.2 Omdat klager aan apneu lijdt maakt hij gebruik van een apneu-apparaat. Met dit apparaat zijn er tijdens zijn detentie in de PI F. problemen geweest, waardoor hij gedurende enige tijd het apparaat niet heeft kunnen gebruiken.
3. De klacht
Klager verwijt verweerster zakelijk weergegeven:
- dat verweerster zowel aan de Medische Dienst als aan klagers advocaat heeft geweigerd door te geven dat het apneu-apparaat kapot was, waardoor klager last heeft gekregen van schimmelinfectie in de liezen.
4. Het standpunt van verweerster
De gemachtigde van verweerster heeft aangegeven, dat verweerster vanwege een ziekenhuisopname voor langere tijd niet in staat is om informatie te verstrekken. De gemachtigde legt het desbetreffende gedeelte uit het dossier van klager over en wijst op de aantekening bij 7 augustus 2013, inhoudend dat klager het toen niet meer nodig vond dat het apneu-apparaat zou worden nagekeken.
5. De beoordeling
5.1 Het College heeft het overgelegde dossiergedeelte geraadpleegd en daarin is aangetekend:
16-07-2013 S A.-vp: dhr gaf aan dat zijn apneuapp niet naar
behoren werkt. dhr. heeft telefoonnummer van
bedrijf aan ons gegeven, betreft firma G.:
er wordt met ons contact gemaakt om
een afspraak in te plannen. dan meteen met monteur
bespreken waar? op de medische dienst of doet hij
het voor in zijn auto zonder patiënt?
06-08-2013 S EE-Secr: Tel. contact met G. gehad. Gaan
kijken wanneer er een monteur kan komen en hoe ze
dat gaan regelen. (binnenkomen of ide bus
reparatie)
07-08-2013 S EE-Secr: Hr. had buiten det. verzekering bij H.. Nu geen
verzekering meer.
Apneu apparaat is door H. van G.
overgenomen en gaat nu binnen det. niet tot
vergoeding over bij reparatie. Als dhr. ontslagen
wordt en weer is verzekerd kan apneu apparaat
nagekeken worden. Bij binnenkomst in det. werkte
het app. volgens dhr. al niet naar behoren. Door
vpk vaseline verstrekt om de rubberrand soepel te
houden.
P A.-vp; met dhr over het apneuapp gehad. het kapje
blijkt bij omdraaien te verschuiven. dhr had dit
buiten ook. met dhr gehad over nakijken. dhr vind
dit niet noodzakelijk dus we hoeven wat hem
betreft hier verder niets aan te doen.
S ava vpk; hr begon over de werking van zijn
mondkapje, heeft het idee dat het te laag staat.
Geprobeerd mee te denken, na voorstel om te komen
kijken op cel geeft hij aan dat hij hem al 2 maanden niet gebruikt.
P doogegeven aan vaste verplk, zij is er al vaker
mee bezig geweest.
17-10-2013 S A.-vp; met dhr een gesprek gehad over het
apneuapp. dhr geeft aan dat het app te laag staat
en daardoor steeds het masker verschuift. Met dhr
naar een oplossing gezocht. dhr geeft aan als het
app hoger komt te staan het probleem misschien is
opgelost.
P mail naar de afdeling gestuurd met verzoek dit te
regelen en steriel water besteld voor het app.
29-10-2013 S A.-vp; even op cel gekeken. dhr zijn apparaat
staat netjes op een verhoging naast zijn bed.
Klager heeft de juistheid van de aantekeningen in het dossier, die waren overgelegd bij het verweerschrift, niet bestreden.
5.2 Uit de dossieraantekeningen blijkt dat de klacht over de problemen met het apneu-apparaat door een verpleegkundige is ingenomen. Hoewel bij 16 juli 2013 niet letterlijk staat dat er is gebeld met de leverancier, moet dat uit de aantekening wel worden afgeleid, nu er kennelijk zou worden teruggebeld door de leverancier. De aantekening bevat voorts de instructie welke afspraken er dan moeten worden gemaakt. Van weigering om de problemen met het apneu-apparaat door te geven is het College dan ook niet gebleken.
5.3 Wie op 6 augustus 2013 het initiatief heeft genomen tot het contact, de leverancier of PI F., valt uit de aantekeningen in het dossier niet op te maken, maar dat daarover contact is geweest blijkt wel. Mogelijk zou het beter geweest zijn als de desbetreffende verpleegkundige - daargelaten of dit verweerster was - kort na 16 juli 2013 de leverancier zou hebben herinnerd aan de belofte tot terugbellen, maar het College acht het uitblijven daarvan tot 6 augustus 2013 niet van dien aard dat een tuchtrechtelijke maatregel nodig is.
5.4 Volgens de aantekeningen is het apparaat op 7 augustus 2013 weer ter sprake geweest. Melding wordt gemaakt van verzekeringsperikelen, verstrekking van vaseline om de rubberrand soepel te houden en van verschuiving van het mondkapje. Ook staat er bij die datum dat klager het toen niet noodzakelijk vond het apparaat te laten nakijken en dat men er wat hem betreft verder niets aan hoefde te doen. Volgens de aantekeningen bij 17 oktober 2013 wordt de oplossing gezocht in het hoger plaatsen van het apparaat en is er daarna, tot de indiening van de klacht, geen melding meer van problemen geweest. Van een ondeugdelijk apneu-apparaat krijgt een patient overigens geen schimmelinfectie in de liezen.
5.5 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is er geen sprake van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid bij de afhandeling van de problemen met het apneu-apparaat en zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen. Voor zover klager zijn klacht in hoger beroep heeft willen uitbreiden met een nieuw klachtonderdeel, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van dat klachtonderdeel.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij zijn klacht heeft willen uitbreiden met een nieuw klachtonderdeel;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. J.P. Balkema en
mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en P. Nieuwenhuizen-Berkovits en
W.J.B. Hauwert, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus 2015.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.