ECLI:NL:TGZCTG:2015:248 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.456

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:248
Datum uitspraak: 23-07-2015
Datum publicatie: 23-07-2015
Zaaknummer(s): c2014.456
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager klaagt over de behandeling van een in een inrichting opgenomen vriend van klager door de aangeklaagde verpleegkundige. Klager verwijt de aangeklaagde verpleegkundige dat hij zijn vriend op de afdeling Wonen heeft geplaatst in plaats van hem naar klagers huisadres te laten gaan. Verder stelt hij dat hij verkeerd is begrepen en dat het niet over de behandeling van deze vriend gaat maar over zijn eigen behandeling. Het RTG verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht omdat klager geen rechtstreeks belanghebbende is en niet is gebleken dat de meerderjarige patiënt/vriend instemt met het indienen van de klacht. Het Centraal Tuchtcollege toets aan de twee tuchtnormen, verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover daarin nieuwe klachtonderdelen zijn aangevoerd en verwerpt het beroep van klager voor het overige.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.456 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

D., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te

‘s-Gravenhage.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 18 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s-Gravenhage tegen verpleegkundige D. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 oktober 2014, onder nummer 2014-162a heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met de zaken A. tegen C., verpleegkundige (C2014.378) en A. tegen E., psychiater (C2014.457) ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 mei 2015, waar zijn verschenen klager alsmede de verpleegkundige, bijgestaan door mr. K.T.B. Salomons.

De zaak is over en weer bepleit. Mr. Salomons heeft dat gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“2. De klacht

2.1 In het klaagschrift klaagt klager over het feit dat verweerder F. op de afdeling Wonen heeft geplaatst in plaats van F. naar zijn huisadres (bij klager) te laten gaan.

2.2 In zijn in kopie gestuurde e-mails stelt klager onder meer het volgende:

“KLACHTEN ZIJN VERKEERD BEGREPEN door de diverse verweerders!

NIET OVER DE BEHANDELING F., MAAR OVER BEHANDELING

van A., daar gaan mijn klachten over.”

3. Het standpunt van verweerder

Verweerder beroept zich op niet-ontvankelijkheid van klager onder meer omdat klager geen rechtstreeks belanghebbende is (geen naaste betrekking). Subsidiair heeft verweerder gesteld dat hij nooit betrokken is geweest bij de behandeling van F.. Verweerder legt een verklaring over van F., inhoudend dat de indiening van deze klacht niet zijn instemming heeft. “

2.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“4. De beoordeling

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 65, lid 1 onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de Wet BIG) wordt een tuchtzaak aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van – onder meer – een rechtstreeks belanghebbende. Onder dit begrip vallen in ieder geval de patiënt zelf en de nabestaanden van de overleden patiënt. Ook naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn. Dat is in de eerste plaats het geval indien de patiënt minderjarig is of anderszins handelingsonbekwaam. Een redelijke wetstoepassing brengt voorts mee dat de naaste betrekkingen ook als rechtstreeks belanghebbende kunnen worden aangemerkt wanneer de patiënt met de indiening van de klacht instemt. Naaste betrekkingen van de patiënt zijn ook gerechtigd een klacht in te dienen indien de klacht een handelen of nalaten van de beroepsbeoefenaar betreft in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten ten opzichte van die naaste betrekkingen.

4.2 Het College begrijpt uit stelling weergegeven onder 2.2 dat klager niet klaagt over de behandeling van F., maar over de behandeling van hemzelf. Nu klager niet een naaste betrekking van F. is, is hij ook niet als zodanig gerechtigd een tuchtklacht in te dienen over een gedraging van verweerder in het kader van zijn behandeling van F. waardoor klager zich persoonlijk benadeeld voelt. Van enig handelen jegens klager los van de behandeling van F. is niet gebleken. Daar komt bij dat F. expliciet heeft verklaard niet met de indiening van de klacht in te stemmen. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard omdat hij niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt.”

3. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

3.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot gegrond verklaring van zijn klacht.

3.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het door klager ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans te verwerpen.

Beoordeling

3.3 Het Centraal Tuchtcollege dient allereerst de vraag te beantwoorden of hetgeen klager de verpleegkundige verwijt, handelen of nalaten betreft dat kan worden getoetst aan de tuchtnormen van artikel 47 Wet BIG.

3.4 De Tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten (de eerste tuchtnorm) maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (tweede tuchtnorm).

3.5 Aangaande het beroep van klager op de eerste tuchtnorm - het door klager gestelde tekortschieten van de verpleegkundige in zijn zorg tegenover de patiënt of diens naaste betrekkingen - merkt het Centraal Tuchtcollege het navolgende op.

In artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG is vastgelegd dat een klacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Onder rechtstreeks belanghebbende vallen in ieder geval de patiënt en zijn nabestaanden. Daarnaast kunnen ook naaste betrekkingen rechtstreeks belanghebbende zijn zoals ouders, kinderen, echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel. De naaste betrekkingen van de patiënt kunnen in beginsel slechts met instemming van de patiënt over diens behandeling klagen. In het dossier bevindt zich bij verweerschrift in eerste aanleg ( bijlage 1) een schriftelijke verklaring van de heer F. van 24 juli 2014 inhoudende:

“Bij deze verklaar ik, F. dat de klacht (dossiernummer 20141014/2014162a) ingediend door de heer A. tegen de heer D. niet mijn instemming heeft. Ik benadruk hierbij dat de heer A. niet namens mij klaagt. Ik ben prima in staat zelf een klacht in te dienen als ik dat zou willen.

Plaats: B.

Datum: 24 juli 2014

Handtekening:

F.

Adres G.

Plaats B.”

Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege, van oordeel dat klager, gelet op dit schrijven van de heer F., niet als rechtstreeks belanghebbende beschouwd kan worden en ter zake van dit klachtonderdeel niet ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.6 Met betrekking tot het beroep van klager op de tweede tuchtnorm - gedragingen in strijd met een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg - overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende .

Anders dan de verpleegkundige is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat hetgeen klager de verpleegkundige in dit verband verwijt - onder meer het samenwonen van klager met F. wordt door de verpleegkundige gefrustreerd, bij de aanvraag van een rechterlijke machtiging voor F. is klager als het gevaarcriterium benoemd - wel toetsbaar is aan de tweede tuchtnorm. Immers, de gestelde handelswijze betreft de individuele gezondheidszorg en klager ontleent daaraan een eigen bijzonder belang. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat klager in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen.

Nu klager dit klachtonderdeel echter onvoldoende heeft onderbouwd dient dit ongegrond te worden verklaard.

3.7 Voor zover klager nieuwe klachtonderdelen in hoger beroep heeft aangevoerd vallen deze buiten het bereik van dit beroep nu het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Klager dient in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

3.8 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beroep voor zover daarin nieuwe klachtonderdelen zijn aangevoerd;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter; mr. J.P. Fokker en mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen; drs. H.G.M. Menke en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten; mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

23 juli 2015. Voorzitter W.G. Secretaris W.G.