ECLI:NL:TGZCTG:2015:247 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.378

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:247
Datum uitspraak: 23-07-2015
Datum publicatie: 23-07-2015
Zaaknummer(s): c2014.378
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager klaagt over de behandeling van een vrijwillig in een inrichting opgenomen vriend van klager door de aangeklaagde verpleegkundige. Het RTG verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht omdat klager geen rechtstreeks belanghebbende is en niet is gebleken dat de meerderjarige patiënt/vriend instemt met het indienen van de klacht. Het Centraal Tuchtcollege toets aan de twee tuchtnormen,verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beroep voor zover daarin nieuwe klachtonderdelen zijn aangevoerd en verwerpt het beroep van klager voor het overige.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.378 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te

‘s-Gravenhage.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 7 mei 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s-Gravenhage tegen verpleegkundige C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 juli 2014, onder nummer 2014-120 heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met de zaken A. tegen D., verpleegkundige (C2014.456) en A. tegen E., psychiater (C2014.457) ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 mei 2015, waar zijn verschenen klager alsmede de verpleegkundige, bijgestaan door mr. K.T.B. Salomons.

De zaak is over en weer bepleit. Mr. Salomons heeft dat gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft op dinsdag 1 juli 2014 overwogen dat in de op 7 mei 2014 respectievelijk 9 mei 2014 en 2 juni 2014 ontvangen klacht van A. (…..) tegen C. (…..) klager niet-ontvankelijk is in de klacht, aangezien daaruit niet blijkt dat de meerderjarige patiënt instemt met het indienen van de klacht .

Klager klaagt over de behandeling door de verpleegkundige van een vriend van klager. Een naaste betrekking kan rechtstreeks belanghebbende zijn als bedoeld in artikel 65 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Het gaat daarbij om gevallen waarin klager en patiënt tot elkaar in de derde familiegraad staan (of een vergelijkbare situatie), zoals echtgenoot/ echtgenote, ouders of kinderen, de patiënt minderjarig of anderszins wilsonbekwaam is danwel wanneer de patiënt met indiening van de klacht instemt.

Gesteld noch gebleken is dat een van deze gevallen zich voordoet. Uit het verweerschrift van de verpleegkundige is weliswaar gebleken dat de patiënt aan de verpleegkundige toestemming verleent om (overigens niet concreet benoemde) feitelijke inlichtingen en medische informatie te verstrekken aan het College, maar hieruit volgt niet dat patiënt instemt met de klacht. Klager kan daarom niet als rechtstreeks belanghebbende in voornoemde zin worden aangemerkt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Klager verwijt de verpleegkundige - zakelijk weergegeven - dat zij klagers vriend

F. met onrechtmatige dwangmiddelen ontmoedigt om na behandeling weer naar het huis van klager te gaan, dat zij hem levenslang op een afdeling Klinisch Wonen wil vasthouden en dat zij klager en zijn vriend belemmert in de vrije keuze van vriendschap.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot gegrond verklaring van zijn klacht.

4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het door klager ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans te verwerpen en de beslissing waarvan beroep, zo nodig met aanvulling en verbetering van gronden te bevestigen.

Beoordeling

4.3 Het Centraal Tuchtcollege dient allereerst de vraag te beantwoorden of hetgeen klager de verpleegkundige verwijt, handelen of nalaten betreft dat kan worden getoetst aan de tuchtnormen van artikel 47 Wet BIG.

4.4 De Tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten (de eerste tuchtnorm) maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (tweede tuchtnorm).

4.5 Aangaande het beroep van klager op de eerste tuchtnorm - het door klager gestelde tekortschieten in zijn zorg tegenover de patiënt of diens naaste betrekkingen - merkt het Centraal Tuchtcollege het navolgende op.

In artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG is vastgelegd dat een klacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Onder rechtstreeks belanghebbende vallen in ieder geval de patiënt en zijn nabestaanden. Daarnaast kunnen ook naaste betrekkingen rechtstreeks belanghebbende zijn zoals ouders, kinderen, echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel. De naaste betrekkingen van de patiënt kunnen in beginsel slechts met instemming van de patiënt over diens behandeling klagen. In het dossier bevindt zich bij verweerschrift in eerste aanleg (onder bijlage 2) een schriftelijke verklaring van de heer F. van 16 juni 2014 inhoudende:

“Bij deze verklaar ik, F., dat de klacht die A. bij het medisch Tuchtcollege heeft ingediend niet mijn instemming heeft. Ik benadruk hiermee dat hij niet namens mij heeft geklaagd.

Getekend

B. 16 juni 2014 F.

Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat klager, gelet op dit schrijven van de heer F., niet als rechtstreeks belanghebbende beschouwd kan worden en ter zake van dit klachtonderdeel niet ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.6 Met betrekking tot het beroep van klager op de tweede tuchtnorm - gedragingen in strijd met een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg - overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende.

Anders dan de verpleegkundige is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat hetgeen klager de verpleegkundige in dit verband verwijt - onder meer dat klager door de verpleegkundige wordt belemmerd in zijn vrije vriendschap keuze en dat het samenwonen van klager met zijn vriend door de verpleegkundige wordt gefrustreerd - wel toetsbaar is aan de tweede tuchtnorm. Immers, de gestelde handelswijze betreft de individuele gezondheidszorg en klager ontleent daaraan een eigen bijzonder belang. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat klager in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen.

Nu klager dit klachtonderdeel echter onvoldoende heeft onderbouwd dient dit ongegrond te worden verklaard.

4.7 Voor zover klager nieuwe klachtonderdelen in hoger beroep heeft aangevoerd vallen deze buiten het bereik van dit beroep nu het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Klager dient in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

4.8 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beroep voor zover daarin nieuwe klachtonderdelen zijn aangevoerd;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter; mr. J.P. Fokker en mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen; drs. H.G.M. Menke en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten; mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

23 juli 2015. Voorzitter W.G. Secretaris W.G.