ECLI:NL:TGZCTG:2015:208 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.433

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:208
Datum uitspraak: 23-06-2015
Datum publicatie: 23-06-2015
Zaaknummer(s): c2014.433
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klager verwijt de verpleegkundige het onterecht voeren van de titel dr., negeren van de hulpvraag, het doen toenemen van verwarring waardoor verkeerde conclusies getrokken worden en het nalaten van verslaglegging. Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Hoger beroep klager, voor zover ontvankelijk, verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.433 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

J., sociaal psychiatrisch verpleegkundige, werkzaam te S.,

verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. S.J.W. Schreurs, als jurist verbonden aan GGNet te S..

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 21 januari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen J. – hierna de verpleegkundige – een klacht ingediend. Bij beslissing van 6 oktober 2014, onder nummer 017/2014, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 21 mei 2015, waar klager is verschenen, alsmede de verpleegkundige, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het dossier van klager) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager geboren in 1978, is in februari 2001 met een inbewaringstelling (IBS) opgenomen op de afdeling intensieve zorg (IZ) van de instelling voor geestelijke gezondheidszorg GGNet te S.. Verweerder is aan die afdeling verbonden in de functie van sociaal psychiatrisch verpleegkundige/systeemtherapeut en in die hoedanigheid bij de behandeling van klager betrokken geweest.

Klager is opgenomen geweest met een gastplaatsing in S. van

14 februari 2011 tot 1 maart 2011 toen klager is overgeplaatst naar Q..

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

- Onterecht voeren van de titel dr.;

- Negeren van de hulpvraag;

- Het doen toenemen van verwarring waardoor verkeerde conclusies getrokken worden;

- Het nalaten van verslaglegging.

Verder heeft klager aangegeven dat het probleem bij zijn vader lag en verweerder heeft aangegeven dat een gesprek zou volgen.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder is van mening op gronden genoemd in zijn verweerschrift dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. Verweerder heeft als verpleegkundige/SPV zorgvuldig gehandeld. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

  5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek 2 van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken, waarvan met name het dossier van klager.

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan - hetgeen gesteund wordt door de bij het verweerschrift overgelegde producties - en neemt die overwegingen over.

5.3

Daaraan voegt het college het volgende toe.

Klager verwijt verweerder dat hij zich heeft voorgesteld als psychiater terwijl hij verpleegkundige is en dat hij ten onrechte de titel dr. voert. Klager verwijst in dat verband naar het verslag van het multidisciplinair overleg van 15 februari 2011. In dat verslag staat als aanwezigen bij het overleg ‘H., J., T., verpleging (BB.)’. Nu H. en T. psychiater zijn (de laatste in opleiding) en verweerder verpleegkundige terwijl er ook staat ‘verpleging (BB.)’ is het college van oordeel dat dit inderdaad de suggestie kan wekken dat verweerder geen verpleegkundige is en, net als H. en T., psychiater is. Nu echter geenszins vaststaat dat verweerder deze rapportage heeft opgesteld kan hem hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dat verweerder de titel dr. zou hebben gevoerd is niet gebleken.

Indien en voor zover klager verweerder verwijt dat hij geen gesprek met de familie van klager tot stand heeft gebracht wijst verweerder er terecht op dat uit het dossier niet blijkt dat hij klager deze toezegging heeft gedaan. Wel heeft, zo blijkt uit het dossier, verweerder op 21 februari 2011 met T. over de systeemproblemen gesproken en heeft T. dezelfde dag in het dossier genoteerd dat er een gesprek zou worden gepland met het systeem waarbij aanwezig zouden zijn de behandelaren van IZ o.a. J..

Verweerder heeft op 1 maart 2011 gerapporteerd dat hij op 22 februari 2011 met klager over diens relatie met zijn vader heeft gesproken. Verweerder noteerde verder: “Verteld dat hij vooral last heeft van zijn vader die thuis niet makkelijk is. weet niet goed wat hij daarmee aanmoet, heeft het idee dat hij moeder daarin moet steunen. met zijn vader is daar niet over te spreken.”

Inderdaad blijkt hieruit niet dat verweerder klager zelf heeft toegezegd een systeemgesprek te organiseren. Daar komt bij dat er sprake was van een gastplaatsing en dat een overplaatsing naar Q. verwacht werd. Het college is met verweerder van oordeel dat het tijdens een kortdurende crisis- en gastplaatsing niet voor de hand ligt een dergelijk gesprek te organiseren. Ook dit klacht onderdeel kan daarom niet slagen.

5.4

De overige klachtonderdelen kunnen bij gebrek aan voldoende feitelijke onderbouwing niet slagen.

5.5

Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans niet in voldoende mate, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager heeft in hoger beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Klager concludeert tot gegrondverklaring van zijn klacht.

4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 Voor zover klager zijn klacht in hoger beroep heeft willen uitbreiden met nieuwe klachtonderdelen dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van die klachtonderdelen.

4.4 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij in hoger beroep zijn klacht heeft willen uitbreiden met nieuwe klachtonderdelen;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. J.P. Fokker en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en drs. H.G.M. Henke en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.