ECLI:NL:TGZCTG:2015:200 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.397

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:200
Datum uitspraak: 23-06-2015
Datum publicatie: 23-06-2015
Zaaknummer(s): c2014.397
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft telefonisch een afspraak gemaakt bij de instelling waar de aangeklaagde verpleegkundig specialist GGZ werkzaam is. Tijdens het intakegesprek heeft de verpleegkundig specialist geconcludeerd dat behandeling van klager binnen het FACT-team geïndiceerd was. Op een later moment is hem gebleken dat klager zich i.v.m. zijn woonplaats voor behandeling tot een instelling in een andere regio moest wenden. Na een gesprek tussen klager, de manager en de voorzitter van de interne klachtencommissie van de instelling is aan klager voorgesteld de kosten die hij voor het intakegesprek heeft gemaakt (nota van zijn zorgverzekeraar) te vergoeden. Klager verwijt de aangeklaagde verpleegkundig specialist – kort gezegd – dat deze hem voor niets heeft uitgenodigd voor een intakegesprek nu hij buiten de regio woonde. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover het nieuwe klachten en of klachtonderdelen betreeft en verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.397 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

D., verpleegkundig specialist GGZ, wonende te H.,

destijds werkzaam te I., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 24 januari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen verpleegkundig specialist GGZ, de heer D. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 augustus 2014, onder nummer 1419, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met de zaak A. tegen C., arts-assistent (C2014.297) ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 mei 2015, waar zijn verschenen klager alsmede de verpleegkundige.

Partijen hebben de onderhavige zaak over en weer bepleit.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Na verwijzing door zijn huisarts meldde klager zich op 26 maart 2013 telefonisch bij Riagg. Door het aanmeldsecretariaat werden de adresgegevens van klager genoteerd en een uitnodiging verstuurd voor een afspraak met verweerder, verpleegkundig specialist GGZ.

Het intakegesprek met verweerder vond plaats op 4 april 2013. De voorlopige conclusie van verweerder was dat behandeling van klager binnen het FACT-team (Functie Assertive Community Treatment) geïndiceerd was.

Op 10 april 2013 ontving klager een brief van verweerder waarin stond vermeld:

“Tijdens ons interne overleg over de nieuwe aanmeldingen werd ik er door mijn collega’s op gewezen dat u woonachtig bent in B.. Dit was mij tijdens ons gesprek niet duidelijk. Hierdoor kunnen wij u, op grond van ons instellingsbeleid, helaas niet in behandeling nemen. Ik adviseer u dan ook om u tot een zorgaanbieder in uw regio te wenden, bijvoorbeeld het RCGGZ. Mijn oprechte excuses voor het ongemak.”

In verband met dit gesprek ontving klager van zijn zorgverzekeraar een nota van

€ 127,41.

Per e-mail van 18 en 27 september 2013 heeft klager bezwaar gemaakt tegen deze gang van zaken waarna verweerder klager op 7 oktober 2013 heeft gebeld en uitleg heeft gegeven.

Bij brief van 23 oktober 2013 heeft de verantwoordelijke manager van Riagg-J. op de klacht van klager gereageerd. In december 2013 vond een gesprek plaats tussen klager, de verantwoordelijk manager en de voorzitter van de interne klachtencommissie. Aan klager is het voorstel gedaan om de door klager betaalde kosten verbonden aan het gesprek van 4 april 2013 te vergoeden.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht houdt -kort en zakelijk weergegeven- het volgende in.

Verweerder heeft klager voor niets uitgenodigd, althans verzuimd om klager voorafgaande aan het gesprek te melden dat aan klager geen hulp kon worden geboden vanwege het feit dat hij buiten de regio woonde. Klager heeft al in het eerste telefoongesprek met de instelling aangegeven dat hij niet in de regio, maar in B. woonde. De uitnodiging voor het gesprek met verweerder is naar het huisadres van klager in B. gestuurd. Verweerder had kunnen en moeten weten dat klager in B. woonde en had daarom klager al van te voren kunnen melden dat geen hulp geboden kon worden. De kosten die klager heeft gemaakt om te bellen en te reizen naar I., zijn onnodig gemaakt. Klager heeft zijn tijd en energie voor niets besteed. Het is niet geloofwaardig dat verweerder zegt dat hij pas na het intakegesprek door zijn collega’s er op is gewezen dat klager in B. woonachtig was. Verweerder heeft klager niet geholpen en ten onrechte het gesprek bij de zorgverzekeraar gedeclareerd. Klager begrijpt niet waarom hij € 127,41 aan de zorgverzekeraar zou moeten betalen voor hulp die hij niet gekregen heeft.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

Tijdens het eerste gesprek had klager de verwijsbrief van de huisarts bij zich. Conform de interne afspraken bij Riagg-J. was de verwijzing van de huisarts op het aanmeldformulier van het Regionaal Centrum GGZ te B. gemaakt. Riagg-J. weigert in principe geen patiënten uit andere regio’s en er wordt ook zorg buiten de regio aangeboden. Voor FACT-zorg gelden echter andere afspraken; deze vorm van hulp wordt uitsluitend aangeboden in de regio I..

De beslissing wat een passende behandeling voor klager zou zijn, kon door verweerder uitsluitend worden genomen op basis van de informatie die klager tijdens het eerste gesprek verschafte. Indien een eerder dossier van klager bij Riagg-J. niet op verzoek van klager vernietigd zou zijn, had verweerder mogelijk al voor het eerste gesprek informatie gehad over de toestand van klager en hem mogelijk eerder kunnen informeren.

Aangezien verweerder zich tijdens het screeningsgesprek niet bewust was van het feit dat klager afkomstig was uit B., heeft verweerder op dat moment geen melding gemaakt van het feit dat de vorm van hulp, die voor klager geïndiceerd was, alleen beschikbaar is voor mensen die in de regio I. wonen.

Tijdens het intercollegiaal overleg over de nieuwe aanmeldingen, dat diezelfde dag nog plaatsvond, werd verweerder er op gewezen dat klager in B. woonde. Besloten werd om klager door te verwijzen naar het Regionaal Centrum GGZ in B.. Over het bedrag van het eigen risico, zoals dat aan klager in rekening is gebracht, is door de verantwoordelijk manager aan klager uitleg gegeven.

Verweerder is niet betrokken geweest bij de procedure bij de klachtencommissie. Verweerder is over het verloop daarvan pas in februari 2014 geïnformeerd.

Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld. “

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Vast is komen te staan dat Riagg-J. patiënten van buiten de regio I. in principe niet weigert maar dat FACT-zorg, een specifieke vorm van hulpverlening, wel uitsluitend is voorbehouden aan patiënten binnen de regio I..

Het college oordeelt dat verweerder op voorhand niet kon vaststellen welke vorm van hulpverlening voor klager geïndiceerd was; de informatie die klager tijdens het intakegesprek verschafte was daarvoor essentieel.

Dat verweerder zich tijdens het intakegesprek niet heeft gerealiseerd dat klager buiten de regio woonachtig was is spijtig, doch dit levert echter onvoldoende grond op voor een tuchtrechtelijk te maken verwijt.

Het college heeft ook voor het overige niet kunnen vaststellen dat verweerder de voor de intakeprocedure geldende procedure heeft geschonden, noch dat de kosten voor het eerste gesprek niet bij de zorgverzekeraar in rekening hadden mogen worden gebracht.

Nu evenmin is komen vast te staan dat verweerder betrokken was bij de procedure bij de klachtencommissie, kan verweerder over het verloop daarvan geen verwijt worden gemaakt.

Nu van onzorgvuldig en/of tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder niet is gebleken, dient de klacht als kennelijk ongegrond c.q. van onvoldoende gewicht te worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot gegrondheid van zijn klacht.

4.2 De verpleegkundige heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert - zakelijk weergegeven - tot niet-ontvankelijk verklaring van klager in zijn klacht dan wel ongegrond verklaring van de klacht.

Beoordeling

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is allereerst van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beroep, nu hij voldoende heeft aangegeven waarom hij het niet eens is met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege.

4.4 Voor zover klager nieuwe klachtonderdelen eerst in hoger beroep heeft aangevoerd merkt het Centraal Tuchtcollege het navolgende op. Nu het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen, vallen nieuwe klachtonderdelen buiten het bereik van dit beroep en dient klager in zoverre in zijn beroep niet ontvankelijk te worden verklaard.

4.5 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover het

nieuwe klachten en of klachtonderdelen betreft;

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. J.P. Fokker en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en drs. H.G.M. Menke en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten; mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.