ECLI:NL:TGDKG:2015:98 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet201.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:98
Datum uitspraak: 26-05-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet201.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 26 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 3 maart 2015 met nummer 41.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 201.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 6 maart 2015 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 7 maart 2015, heeft klaagster tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 april 2015. De behandeling ter zitting is gedaan door mr. C.W. Inden. Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben laten  weten niet ter zitting te verschijnen.  Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 mei 2015.

2. De feiten

a) De gerechtsdeurwaarder is belast met de ten uitvoerlegging van een tegen klaagster gewezen vonnis inzake een huurschuld en twee door het CJIB tegen klaagster uitgevaardigde dwangbevelen. 

b) Op 20 en 21 juli 2014 heeft klaagster al een klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ingediend. Die klacht betrof het handelen van de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de huurachterstand. Daarop is door de voorzitter op 27 januari 2015 beslist (zaaknummer 528.2014).

c) Op 13 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een specificatie van haar schuld aan het CJIB gezonden.

d) Op 20 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder naar aanleiding van een telefoongesprek met klaagster een betalingstoezegging met betrekking tot de vorderingen van het CJIB schriftelijk bevestigd.

3. De oorspronkelijke klacht

3.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze haar ten onrechte wil dwingen om de CJIB schuld op zeer korte termijn te voldoen. Volgens informatie van het CJIB echter is de termijn waarbinnen de gerechtsdeurwaarder de zaken moet afhandelen nog lang niet verstreken. De aandrang werd volgens klaagster ook niet gerechtvaardigd door een betalingstoezegging, want die had zij niet gedaan.

3.2 Klaagster heeft ook geklaagd over de gang van zaken in 2014 met betrekking tot de executie van het vonnis inzake de huurschuld.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Klaagster heeft wel degelijk op 7 december 2014 gereageerd met de mededeling dat zij zou gaan betalen. Omdat van klaagster geen betaling werd ontvangen, is op 6 januari 2015 nogmaals met haar gebeld en op 12 januari 2015 opnieuw. Op 20 januari 2015 heeft zij zelf gebeld, naar aanleiding van een eerder telefoontje die dag van de gerechtsdeurwaarder. Zij heeft toen gezegd dat zij rond 20 januari 2015 zou betalen. Voor de overige klachtonderdelen heeft de gerechtsdeurwaarder verwezen naar zijn verweer in de eerdere klacht.

5. De beschikking van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Ook aangenomen dat de bevestiging van de betalingstoezegging op een miscommunicatie zou berusten, is van klachtwaardig handelen geen sprake. Voor zover de klacht betrekking heeft op de executie van het vonnis, is de klacht niet-ontvankelijk. Klaagster kan niet tweemaal over hetzelfde klagen, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter tijdig ingesteld, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet                                                                                        

Klaagster is het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Zij meent – kort gezegd – dat haar feitelijke stellingen ten onrechte niet als juist zijn aangenomen en wenst ter zitting getuigen en ander bewijs aan te dragen.                 

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft geen nader verweer gevoerd.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beschikking van de voorzitter, met welke beschikking de Kamer zich verenigt.

9.2 De Kamer kan niet vaststellen of de betalingsafspraak al dan niet is gemaakt. In ieder geval is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder klaagster moedwillig aan een niet gedane betalingstoezegging heeft gehouden.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. C.W. Inden en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.