ECLI:NL:TGDKG:2015:92 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW561.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:92
Datum uitspraak: 12-05-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDW561.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Klacht met betrekking tot een alimentatiebeschikking. In exploot onterecht meenemen van studiekosten. Klager acht het verder disproportioneel dat voor een kleine achterstand twee beschikkingen worden betekend. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder bij een alimentatiebeschikking weliswaar is aangewezen op de opgave van zijn opdrachtgever, maar wel behoedzaam dient te opereren. Dat is niet gedaan zodat dit onderdeel van de klacht gegrond wordt verklaard. Omdat klager structureel te laat betaalde is het niet laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder de beschikkingen heeft betekend. Voor het gegronde deel van de klacht wordt de maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 561.2014 ingesteld door:

[     ] ,

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ]

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 1 augustus 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 4 september 2014, heeft de gerechtsdeur-waarder op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 maart 2015 alwaar klager, de gerechtsdeurwaarder en diens gemachtigde zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 12 mei 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is door de ex-echtgenote van klager belast met de inning van de bij rechterlijk vonnis toegewezen alimentatie. De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brief van 19 maart 2014 tot betaling aangeschreven. Bij exploot van 10 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de grossen van twee beschikkingen aan klager betekend met bevel tot betaling van het in het exploot opgenomen bedrag. Bij brief van 12 april 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat er geen achterstand in de alimentatiebetalingen was en om een specificatie van het bedrag gevraagd. Bij brief van 16 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager de verzochte specificatie gegeven. Bij brief van 19 april 2014 heeft klager deze specificatie van commentaar voorzien. Bij brief van 5 mei 2014 is de gerechtsdeurwaarder op het commentaar van klager ingegaan. Op 23 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd het nog openstaande bedrag te voldoen. Bij brief van 28 mei 2013 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt. Die brief is door de gerechtsdeurwaarder op 13 juni 2014 beantwoord.

2. De klacht

2.1 Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: onzorgvuldig heeft gehandeld, met name omdat hij in het exploot ten onrechte de studiekosten heeft opgenomen;

b: disproportioneel heeft gehandeld, omdat er voor een relatief kleine achterstand is overgegaan tot betekening en bevel van de twee beschikkingen.

2.2 Klager voert daartoe aan dat in het exploot een globale onderbouwing van het gevorderde bedrag wordt gegeven. Op 16 april 2014 wordt de specificatie nogmaals toegezonden, echter met een ander bedrag. De gevorderde alimentatie in het exploot verschilt van de later verstuurde specificatie. De gemiste indexering betrof niet de maanden januari en februari 2013, maar januari 2014 en wel voor een bedrag van € 20,41 in plaats van het gevorderde bedrag. Met betrekking tot de verplichting tot betaling verwijst de gerechtsdeurwaarder naar het echtscheidingsconvenant. In zijn brief van 5 mei 2014 stelt de gerechtsdeurwaarder dat de studiekostenregeling inderdaad pas vanaf het bereiken van de 21-jarige leeftijd geldt. In het echtscheidingsconvenant staat niets opgenomen over een studiekostenregeling. Bovendien heeft klager nooit een onderbouwing van de gevorderde schoolkosten over 2013 en 2014 ontvangen. De opdrachtgever van gerechtsdeurwaarder beweert dat zij de e-mail, waarin staat dat klager later mocht betalen, nooit heeft verstuurd, terwijl op de e-mail een datum en exacte tijd staan vermeld. Bovendien voegt zij een artikel toe, met daarin een verwijzing naar de verdiensten van klager, dat even daarvoor was verschenen. De gerechtsdeurwaarder verkiest het om zich alleen te richten op de vorderingen van zijn cliënte en neemt de teveel betaalde bedragen willens en wetens niet mee. Ondanks het onzorgvuldig werken van de gerechtsdeurwaarder wordt wel betaling van de kosten geëist.

2.3 Klager voert verder aan dat de beschikking wordt betekend met naar later blijkt onjuiste vorderingen uit het verleden. Nadat dit is vastgesteld blijft het gegeven bevel staan, omdat klager gedurende de lopende maand een aantal dagen achter loopt. De indexering bedroeg een klein bedrag en was reeds op 18 februari 2014 voldaan. De gerechtsdeurwaarder vordert achterstallige betalingen, maar houdt geen rekening met teveel betaalde bedragen. Hij doet niets met het verweer van klager. Om beslag te voorkomen voelde klager zich genoodzaakt de gevorderde bedragen onder protest te voldoen. Bij brief van 13 juni 2014 erkent de gerechtsdeurwaarder dat er gedurende de gehele procedure alleen sprake was van een betalingsachterstand van een aantal dagen over de lopende maand. Hij stelt geen eigen verantwoordelijkheid te hebben en alleen te doen wat cliënte hem opdraagt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Het betreft een alimentatiezaak tussen twee ex-echtelieden. De gerechtsdeurwaarder is eerder bij de zaak betrokken geweest en in april 2014 heeft de ex-echtgenote van klager opnieuw een beroep op zijn kantoor gedaan om een achterstand in alimentatie te incasseren. Probleem is dat klager structureel de alimentatie te laat betaalt. Over de datum waarop de alimentatie betaald moet worden verschilt klager van mening met zijn ex-echtgenote. Bij brief van 13 juni 2014 is klager aangegeven dat zijn ex-echtgenote geen uitstel duldt ten aanzien van de betaling van de alimentatie. Die moet altijd aan het begin van de maand betaald zijn. Uit het overzicht dat klager bij deze klacht heeft meegestuurd blijkt dat adequaat is omgegaan met opmerkingen die klager heeft gemaakt. Dat de specificatie in het exploot van betekening verschilt van die in de brief van 12 april 2014 en 16 april 2014, is op zich juist. Echter het gaat hier om een typefout in de specificatie in het exploot. Deze fout is door de gerechtsdeurwaarder zelf geconstateerd en gecorrigeerd. Het verschil bedraagt € 6,59.

3.2 De gerechtsdeurwaarder erkent dat in eerste instantie aan de hand van de door de ex-echtgenote aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte gegevens een te hoog bedrag bij klager is gevorderd. Op grond van het echtscheidingsconvenant is klager pas vanaf het bereiken van de 21-jarige leeftijd van de kinderen gehouden bij te dragen in de studiekosten. De studiekosten zijn direct nadat klager de juistheid hiervan in twijfel heeft getrokken op de vordering in mindering gebracht. Bij de interne controle van de vordering had gezien moeten worden dat klager (nog) geen bijdrage in studiekosten verschuldigd was.

3.3 Het disproportionele zit er voor wat betreft klager in dat voor een relatief kleine achterstand (een deel van een maand) invorderingsmaatregelen wordt toegepast. De ex-echtgenote van klager heeft volgens de gerechtsdeurwaarder echter het volste recht stipte nakoming te vorderen en desnoods beslag te leggen onder de werkgever van klager. Op uitdrukkelijk verzoek van de ex-echtgenote is overgegaan tot betekening van de beschikking. De hiermee samenhangende betekeningskosten zijn de enige kosten die door het deurwaarderskantoor bij klager in rekening zijn gebracht. Overigens is klager, juist ter voorkoming van deze kosten op 19 maart 2014, voorafgaand aan betekening, een brief gezonden om hem in de gelegenheid te stellen vrijwillig aan de vordering te voldoen, dan wel op voorhand bezwaren tegen de vordering kenbaar te maken. Ten aanzien van het teveel betaalde bedrag beroept de ex-echtgenote van klager zich op een natuurlijke verbintenis. Los van de kwalificatie is verrekening van (tegen)vorderingen met alimentatie, zonder toestemming van de alimentatiegerechtigde, niet toegestaan.

3.4 De gerechtsdeurwaarder erkent dat in de communicatie naar klager kleine vergissingen zijn gemaakt. Die zijn echter allemaal direct en deels op eigen initiatief hersteld. Daarvan is klager ook op de hoogte gesteld. Dat niets is gedaan met de brief van klager van 28 mei 2014 is onjuist. Bij brief van 13 juni 2014 is daarop ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de beschikkingen zijn betekend door een aan de in de aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat en deze gerechts-deurwaarder verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aan klager geschreven brieven, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel a is de Kamer van oordeel dat het in de onderhavige zaak gaat om de executie van een alimentatiebeschikking. Meer dan in andere gevallen is de gerechtsdeurwaarder bij dergelijke executies aangewezen op de opgave van zijn opdrachtgever. In de alimentatiebeschikking wordt immers alleen de verschuldigdheid van toekomstige verplichtingen vastgelegd. Of en in hoeverre die verplichtingen zijn nagekomen, is niet door een rechterlijke uitspraak bepaald, maar blijkt uit de opgave van de alimentatiegerechtigde aan de gerechtsdeurwaarder. Dat houdt voor de gerechtsdeurwaarder in dat hij in dit soort zaken behoedzaam dient te opereren.

4.4 De gerechtsdeurwaarder erkent dat in eerste instantie aan de hand van de door de ex-echtgenote verstrekte gegevens een te hoog bedrag bij klager is gevorderd. Nu dit bij de interne controle van de vordering gezien had moeten worden heeft de gerechtsdeurwaarder de vereiste behoedzaamheid niet in acht genomen en onzorgvuldig gehandeld. Dat de gerechtsdeurwaarder de door hem gemaakte fout heeft hersteld doet aan het vorenstaande niet af.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel b is de Kamer van oordeel dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat klager structureel te laat betaalde en dat ten tijde van de betekening van de twee beschikkingen een achterstand bestond. Gelet op deze omstandigheid kan klager het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat hij tot betekening van de twee beschikkingen is overgegaan.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-        verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en      M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.