ECLI:NL:TGDKG:2015:9 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet806.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:9
Datum uitspraak: 23-01-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet806.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 

Beslissing van 23 januari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 7 oktober 2014 met nummer 262.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 806.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 16 oktober 2014 aan klager verzonden.

Op 31 oktober 2014 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 december 2014, waar partijen niet zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is   geen  proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken,  uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven feiten aangezien het verzet hiertegen niet is gericht.

4. De inleidende klacht

De voorzitter heeft de klacht als volgt  samengevat:

“1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze nimmer gehoor heeft gegeven aan zijn verzoeken om een betalingsregeling te treffen.

2. Het beslag dat in januari 2013 is gelegd, is gelegd voor de  achterstand in de betaling van de maandelijkse premie voor de hypotheek. Per 1 augustus 2013 is de woning verkocht en is er dus ook geen sprake meer van een verplichting de maandelijkse premie te voldoen. Deze betalingsachterstand is ruim voldaan, het beslag loopt echter nog steeds. Klager acht dat onrechtmatig en diverse medewerkers van de gerechtsdeurwaarder hebben hem ook gezegd dat het beslag niet rechtmatig was. Voor de verplichting de restschuld te voldoen, heeft nooit een betekening plaatsgevonden van de hypotheekakte. Klager is daarom van oordeel dat hij recht heeft op restitutie van € 8.922,59. Hem is echter ook verteld door medewerkers van de gerechtsdeurwaarder, dat als hij dit bedrag gaat opeisen, er door de gerechtsdeurwaarder direct beslag onder zichzelf zal worden gelegd. Volgens klager is dat niet juist, omdat een beslag niet met terugwerkende kracht werkt. Hij verzoekt de Kamer de gerechtsdeurwaarder op te dragen om dit bedrag aan hem terug te betalen.

3. Naar aanleiding van het verzoek van klager is zijn beslagvrije voet sinds maart 2014 aangepast. Het teveel ingehouden bedrag is terugbetaald aan het UWV. De gerechtsdeurwaarder verleent het UWV echter geen toestemming om dat bedrag aan klager door te betalen. “

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

“4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Op grond van dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder zijn handelwijze ook uitgebreid heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

4.3 Voor zover de klacht betrekking heeft op de executie, is dat een zaak die klager aan de executierechter kan voorleggen. Het is niet aan de Kamer om daarover te oordelen. Overigens heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat er van onterechte beslagen sprake is geweest en dat er op grond van de beslagen teveel is geïncasseerd. De Kamer kan een gerechtsdeurwaarder evenmin opdragen om bedragen terug te betalen, zo daartoe al aanleiding zou zijn.

4.4 Evenmin is gebleken dat de wellicht wat trage afwikkeling van het verzoek de beslagvrije voet aan te passen en het teveel ontvangen bedrag terug te betalen, aan de gerechtsdeurwaarder valt te verwijten.”

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klager de Kamer verzoekt zijn klacht opnieuw te beoordelen.  Hij beklaagt zich erover dat niet is ingegaan op zijn klacht dat de restschuld niet ook is verhaald op zijn ex-echtgenote. Voorts  is hij op daartoe aangevoerde gronden van mening dat de klacht niet voldoende inhoudelijk is behandeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1       De Kamer stelt vast dat in verzet niets naders is komen vast te staan waaruit zou blijken dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar zou hebben gehandeld. Dit valt ook niet op te maken uit de door klager in verzet  ingezonden stukken.

7.2       De Kamer is voorts van mening dat de voorzitter wel degelijk inhoudelijk is ingegaan op de klacht. Dat dit niet heeft geleid tot het door klager gewenste resultaat maakt dit niet anders. Zoals de voorzitter al heeft overwogen heeft de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift zijn handelwijze uitgebreid toegelicht. Daarbij is ook ingegaan op de samenstelling en opbouw van de vordering. Voor zover klager het niet eens is met de door de gerechtsdeurwaarder genoemde restschuld en met de door hem gestelde onverschuldigdheid van restitutie van gelden,  dient hij zich - zoals de voorzitter al heeft overwogen - tot de executierechter te wenden voor een antwoord op de vraag wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het zo moge zijn dat klagers ex-echtgenote eveneens hoofdelijk aansprakelijk is, doch dit betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder de vordering niet op klager mocht verhalen zoals klager blijkbaar meent.

7.3       Vorenstaande in samenhang bezien leidt de Kamer tot het oordeel dat er geen aanleiding bestaat om de beslissing van de voorzitter niet juist te achten of om de motivering van de beslissing aan te passen.  Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr.   mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. J.H. Schouten en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van  23 januari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.