ECLI:NL:TGDKG:2015:78 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW265.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:78
Datum uitspraak: 24-02-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDW265.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het berekenen van de rente, het niet adequaat reageren op brieven met verzoek om uitleg over de rente, een fout bij invoeren rente en de vermelding in het exploot dat de partner en huisgenoot het exploot heeft aangenomen, terwijl het een kennis betrof. De klachten worden ongegrond verklaard behoudens de klacht met betrekking tot het niet beantwoorden van brieven. De gerechtsdeurwaarder kan daarvan een serieus verwijt worden gemaakt. De advocaat van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder vanaf 18 juli 2012 bijna twee jaar lang herhaaldelijk gevraagd om uitleg met betrekking tot zijn renteberekening. De gerechtsdeurwaarder heeft pas aan dit verzoek voldaan bij e-mail van 15 april 2014, vlak nadat klaagster de onderhavige klacht had ingediend. Dat is tuchtrechtelijk laakbaar. Maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechts-deurwaarderswet inzake de klacht met nummer 265.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde [     ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 april 2014, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (de kantoren van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 29 april 2014, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 6 mei 2014, heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 januari 2015 alwaar klaagster, beklaagde sub 2 en zijn gemachtigde alsmede de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 24 februari 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Algemeen

a)         De gerechtsdeurwaarders zijn belast geweest met de tenuitvoerlegging van een op 1 december 2004 door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch gewezen vonnis waarbij klaagster is veroordeeld tot betaling van € 18.528,67 vermeerderd met de overeengekomen rente van 12,20 procent per jaar over een bedrag van € 16.313,25 vanaf 22 september 2004 tot de dag van algehele voldoening.

Gerechtsdeurwaarder sub 1

b)         Het dossier is eerst in behandeling geweest bij gerechtsdeurwaarder [     ]. Het vonnis is op 15 februari 2005 aan klaagster betekend en bij exploot van 21 februari 2005 is beslag gelegd onder het UWV op de WAO-uitkering van klaagster.

c)         Op 27 mei 2005 is ten laste van klaagster loonbeslag gelegd.

d)        Bij brief van 1 oktober 2009 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht een deel van de door haar te ontvangen gelden vrij te laten van het beslag, op welk verzoek de gerechtsdeurwaarder bij brief van 1 oktober 2009 afwijzend heeft gereageerd.

e)         Bij brief van 6 juni 2010 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder twee vragen gesteld. Bij brief van 22 juni 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder op dit schrijven gereageerd.

f)         Bij brief van 7 juni 2010 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om het vakantiegeld niet in het beslag mee te nemen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 9 juni 2010 het verzoek van klaagster afgewezen en mede-gedeeld welk bedrag zij op dat moment nog verschuldigd was.

g)         Bij brief van 14 september 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster medegedeeld dat haar opdrachtgever bereid was klaagster finale kwijting te verlenen tegen betaling van € 6.000,00.

h)         Omdat klaagster niet aan de betaling van voormeld bedrag kon voldoen, werd het bij vonnis toegewezen bedrag wederom opeisbaar.

i)          De gerechtsdeurwaarder heeft het onderhavige dossier op 13 september 2011 op verzoek van zijn opdrachtgever gesloten.

Gerechtsdeurwaarder sub 2

j)                      Bij brief van 14 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op de hoogte gesteld van het feit dat de vordering ter verdere incassering in zijn handen was gesteld.

k)         Bij brief van 30 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat hij ten laste van haar beslag zou gaan leggen.

l)          Van 28 april 2012 tot en met 16 juli 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder met de bewindvoerder gecorrespondeerd over de schuld van klaagster.

m)        Bij brief van 18 juli 2012 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder onder bijvoeging van een renteberekening geschreven dat het door haar verschuldigde bedrag niet correct was berekend. Voorts heeft hij voorgesteld om een rentestop in te voeren en dat de resterende schuld zou worden afgelost  € 350,00 per maand.

n)         Bij brief van 10 september 2012 heeft de bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het bewind over klaagster was beëindigd en dat verdere correspondentie naar de advocaat van klaagster gestuurd diende te worden.

o)         Bij brief van 30 oktober 2012 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om op haar brief van 18 juli 2012 te reageren.

p)         Per e-mail van 30 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster erkend dat nog op de brief van haar advocaat moest worden gereageerd.

q)         Bij brief van 19 december 2012 deelde de advocaat de gerechtsdeurwaarder mede dat hij, ondanks zijn toezegging van 30 november 2012, nog niet op haar brief van 18 juli 2012 heeft gereageerd.

r)         Bij brief van 14 maart 2013 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder een afkoopvoorstel gedaan.

s)         Bij brief van 4 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat niet akkoord wordt gegaan met haar voorstel.

t)         Op 8 november 2013 deelde klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer mede dat hij nog steeds niet had  gereageerd op de brief van haar advocaat d.d. 18 juli 2012.

u)         Bij exploot van 29 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de overname van de executie door Hoist Portfolio Holding Ltd. ex. artikel 431a Rv aan klaagster betekend.

v)         Op 26 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster loonbeslag gelegd. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is door de gerechtsdeurwaarder op 14 april 2014 aan klaagster overbetekend.

w)        Op 31 maart 2014 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder om een volledig overzicht van de betalingsverplichting van klaagster (inclusief de berekening van de rente) verzocht.

x)         Op 15 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster een specificatie van de vordering doen toekomen.

y)         Op 16 april 2014 heeft klaagster bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet, waarna de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet heeft aangepast.

2. De klacht

Gerechtsdeurwaarder sub 1

2.1 Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder voor het berekenen van de rente niet de KSU/SDU rekenmethode heeft gebruikt en dat hij geen inzicht heeft gegeven in de door hem gebruikte wijze van berekenen van de rente.

Gerechtsdeurwaarder sub 2

2.2 Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks rappelbrieven, niet adequaat heeft gereageerd op het verzoek van haar advocaat om uitleg te geven over de renteberekening. Daarnaast verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij bij het invoeren van het rentepercentage een fout heeft gemaakt. Ook verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij in het exploot van  29 januari 2014 ten onrechte heeft opgenomen dat haar partner en huisgenoot het exploot heeft aangenomen, omdat het een kennis betrof.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft de klacht deels erkend en voor het overige gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klachten

4.1 Indien door een klager een klacht wordt ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, dient te worden vastgesteld welke gerechtsdeurwaarder(s) verantwoordelijk is voor de werkzaamheden waarop de klacht zich richt. Uit de klacht alsmede de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarders [     ] en [     ] de gewraakte handelingen hebben verricht. Om die reden worden zij als beklaagden aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

Ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1

4.3 Dat de gerechtsdeurwaarder niet de door klaagster aangegeven methode voor het berekenen van de rente heeft gebruikt, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat er enig bezwaar van de zijde van klaagster of haar advocaat bij deze gerechtsdeurwaarder is gemaakt over de wijze waarop de rente is berekend. Bij de door klaagster overgelegde stukken zit geen enkele brief  met een verzoek of vraag op welke wijze de rente is berekend. De gerechtsdeurwaarder stelt de rente te hebben berekend conform het vonnis en heeft een berekening daarvan overgelegd. Deze door de gerechtsdeurwaarder opgestelde renteberekening kan niet als onjuist worden bestempeld. Gelet daarop kan ten aanzien van deze gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden vastgesteld.

Ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 2

4.4 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Vast staat dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat heeft gereageerd op het verzoek van klaagster om uitleg te geven over de renteberekening. De gerechtsdeurwaarder kan daarvan een serieus verwijt worden gemaakt. De advocaat van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder vanaf 18 juli 2012 bijna twee jaar lang herhaaldelijk gevraagd om uitleg met betrekking tot zijn renteberekening. De gerechtsdeurwaarder heeft pas aan dit verzoek voldaan bij e-mail van 15 april 2014, vlak nadat klaagster de onderhavige klacht had ingediend. Dit onderdeel van de klacht is derhalve terecht voorgesteld.

4.5 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt bij het invoeren van het rentepercentage (14,05% in plaats van 12,20%) en dat hij dit niet aan klaagster en haar advocaat heeft medegedeeld. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een fout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Hierbij wordt tevens in overweging genomen dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft medegedeeld dat hij bereid is om met klaagster en haar advocaat om de tafel te gaan zitten om tot een oplossing in het onderhavige dossier te komen.

4.6 Dat de gerechtsdeurwaarder in het exploot van 29 januari 2014 heeft opgenomen dat de partner en huisgenoot van klaagster het exploot heeft aangenomen kan, ook al blijkt dit later slechts een bekende te zijn geweest, niet als tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden aangemerkt.

De overige klachten

4.7 De overige in de klachtbrief genoemde verwijten betreffen de CMV bank, Interbank en Hoist. Deze klachten kunnen niet door de tuchtrechter worden beoordeeld, omdat deze klachten geen betrekking hebben op het handelen van een gerechtsdeurwaarder.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht met betrekking tot gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;

-        verklaart de klacht met betrekking tot gerechtsdeurwaarder sub 2 gegrond;

-        legt aan gerechtsdeurwaarder sub 2 de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. E.C. Smits en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.