ECLI:NL:TGDKG:2015:77 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet882.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:77
Datum uitspraak: 24-02-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet882.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 4 november 2014 met zaaknummer 654.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 882.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 september 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 14 oktober 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 4 november 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 6 november 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 18 november 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 januari 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 24 februari 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 6 september 2006 is een verstekvonnis ten laste van klager en diens echtgenote gewezen.

-           Op 17 oktober 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van de echtgenote van klager (hierna de echtgenote) executoriaal beslag gelegd onder het ABP, zulks op haar wachtgelduitkering. De administratieve afhandeling van dit beslag had ABP opgedragen aan Loyalis.

-           Op 12 november 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager executoriaal beslag onder het UWV gelegd.

-           Op 14 april 2014 heeft Loyalis aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de beslagvrije voet van de echtgenote is gewijzigd naar € 609,52 per maand.

-           Vervolgens heeft Loyalis aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de wachtgelduitkering van de echtgenote tijdelijk is geschorst.

-           Na de opheffing van de schorsing heeft Loyalis zowel in mei 2014 als in juni 2014 dubbel aan de gerechtsdeurwaarder uitbetaald. Er werd echter door Loyalis per maand maar één beslagvrije voet ad. € 609,52 gehanteerd in plaats van twee (€ 1.219,04).

-           Bij brief van 23 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de echtgenote medegedeeld dat er € 1.056,71 teveel was ontvangen en dat dit bedrag  gerestitueerd zou worden.

-           Op 2 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de echtgenote van klager gevraagd om een document over te leggen waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat zij in Nederland woonachtig is. Diezelfde dag heeft klager op dit schrijven gereageerd zonder daarbij het door de gerechtsdeurwaarder gevraagde document over te leggen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft het teveel ontvangen bedrag op grond van art. 475e Rv niet aan de echtgenote gerestitueerd.

-          

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze een onjuiste beslagvrije voet heeft toegepast en ten onrechte heeft geweigerd om het teveel ingehouden bedrag te restitueren. Ook verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij geen bewijs van de cessie aan hem heeft doen toekomen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Op grond van dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken en zijn handelwijze ook uitgebreid heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de gerechtsdeurwaarder het standpunt heeft ingenomen dat klaagster in Nederland woonachtig moet zijn om voor een beslagvrije voet in aanmerking te kunnen komen. Dat standpunt van de gerechtsdeurwaarder en zijn daarop gebaseerde handelingen zijn niet in strijd met de tucht-rechtelijke norm.

5.3 Verder heeft de voorzitter overwogen dat indien klager desondanks van mening blijft recht te hebben op restitutie, dat hij zich dan tot de gewone rechter kan wenden. Die rechter bepaalt ook de hoogte van een beslagvrije voet. Het is verder niet aan de Kamer om daarover te oordelen.

5.4 Tot slot heeft de voorzitter overwogen dat de klacht weliswaar ook door [     ] is ingediend doch dat onduidelijk is op welke wijze deze klager bij de onderhavige klacht is betrokken. Nu de gerechtsdeurwaarder bezwaar heeft gemaakt deze klager bij de klacht te betrekken, wordt de klacht geacht te zijn ingediend door[     ]. In de aanvang van de beschikking heeft de voorzitter daarmee reeds rekening gehouden.

5.5 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de klacht dat er geen bewijs voor de cessie is gegeven, onbesproken is gelaten en dat de gerechtsdeurwaarder de gemaakte afspraken niet is nagekomen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat er wel degelijk bewijs voor de cessie is gegeven zijnde de akte van overdracht d.d. 30 oktober 2013. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. E.C. Smits en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.