ECLI:NL:TGDKG:2015:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet301.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:74
Datum uitspraak: 30-06-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet301.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 maart 2015 met zaaknummer 859.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 301.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 november 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij brief van 15 december 2014, aangevuld bij e-mail van dezelfde datum heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 10 maart 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 maart 2015.

-           Bij e-mail, ingekomen op 26 maart 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015 alwaar klager, diens gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 30 juni 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder heeft op 6 november 2014 aan klager een tegen hem gewezen vonnis betekend met bevel tot betaling en met aanzegging dat bij niet voldoening de gerechtsdeurwaarder het vonnis zal doen tenuitvoerleggen door alle middelen daartoe bij de wet bepaald, daaronder begrepen de beslaglegging op loon, uitkeringen of andere inkomsten, en beslaglegging op- en openbare verkoop van de aan klager in eigendom toebehorende roerende en/of onroerende goederen en/of zaken.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze tot betekening van het vonnis is overgegaan terwijl niet is gereageerd op een e-mail van klager d.d. 27 oktober 2014. In die e-mail heeft klager verzocht om zijn cliënt in de gelegenheid te stellen de financiering voor een voorstel tot finale kwijting rond te krijgen. Bij de betekening heeft de gerechtsdeurwaarder gedreigd met een beslag op roerende zaken, terwijl hij ervan op de hoogte is dat dit een loos dreigement is en er alleen maar toe leidt dat nodeloos kosten worden gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft ook geweigerd om ondanks nadrukkelijk verzoek vooraf bekend te maken wanneer een dergelijk beslag zal plaatsvinden, dan wel daarover een afspraak te maken.

5. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het standpunt van de opdrachtgever was bij klager bekend. Toch bleef hij steeds in herhaling vallen. Daarom is niet meer op zijn laatste e-mail gereageerd. De opdrachtgever was niet bereid om het voorstel tegen finale kwijting te accepteren. Het enige nieuwe in de laatste e-mail was de mededeling dat het gebruikte betekeningsadres een postadres zou zijn van de cliënt. Uit de adresverificatie is dat echter niet gebleken. Een beslaglegging behoeft niet van te voren te worden aangekondigd. 

6. De beslissing van de voorzitter

6.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. Onder de omstandigheden van dit geval is het niet klachtwaardig dat de gerechtsdeurwaarder de laatste e-mail van klager niet meer heeft beantwoord. Het standpunt van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder was immers wel bekend bij klager, terwijl hij zelf geen nieuwe argumenten had aangedragen. Bovendien diende de gerechtsdeurwaarder op grond van zijn ministerieplicht tot betekening van het vonnis over te gaan.’

6.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

7. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich niet met de beschikking van de voorzitter kan verenigen, omdat de gerechtsdeurwaarder in de gegeven omstandigheden wel op de e-mail van 27 oktober 2014 had moeten reageren. Daarnaast stelt klager zich op het standpunt dat het aangekondigde beslag roerende zaken een loos dreigement is, omdat de waarde van de roerende zaken niet opwegen tegen de te maken kosten. Als laatst stelt klager zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de beslaglegging roerende zaken kenbaar dient te maken wanneer dit plaats zou gaan vinden.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat de gerechtsdeurwaarder in het betekeningsexploot in algemene zin heeft aangegeven welke middelen kunnen volgen indien hij niet voldoet aan het betalingsbevel, hetgeen niet tuchtrechtelijk laakbaar is. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

8.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. A. Sissing en  A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.