ECLI:NL:TGDKG:2015:70 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet228.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:70
Datum uitspraak: 09-06-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet228.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 februari 2015 met zaaknummer 547.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 228.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief van 29 juli 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij brief van 18 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweer-schrift ingediend.

-           Bij beslissing van 24 februari 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 25 februari 2015.

-           Bij fax, ingekomen op 10 maart 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Partijen hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 april 2015. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 9 juni 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is door een opdrachtgever belast met het doen afsluiten van percelen van nutsvoorzieningen, waaronder een perceel aan de [     ] te [     ]. Bij brief van 19 juni 2014 is naar dat adres een sommatie verzonden. De gerechtsdeurwaarder heeft hierna het kadaster geraadpleegd waaruit bleek dat het pand mede eigendom was van klaagster. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder de adresgegevens van klaagster geverifieerd in de GBA. Bij brief van 7 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een sommatie verzonden. De dagvaarding is aan klaagster betekend op 11 juli 2014.

4. De oorspronkelijke klacht

De klacht van klaagster komt er samengevat op neer dat zij de gerechtsdeurwaarder verwijt haar adresgegevens te hebben opgevraagd voor niet-ambtelijke werkzaamheden. Klaagster stelt dat, naar zij aanneemt, buiten discussie staat dat geen eerste sommatie is verzonden, door de gerechtsdeurwaarder noch door diens opdrachtgever, en dat de GBA is geraadpleegd ten behoeve van het doen uitgaan van een eerste sommatie.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Uitgangspunt is dat een gerechtsdeurwaarder gerechtigd is de GBA te raadplegen voor ambtelijke doeleinden zoals het uitbrengen van een dagvaarding. Uit de door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift opgenomen chronologische volgorde van de feiten, de door hem vermelde toelichting op artikel 4 van de Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming persoonsgegevens en de overgelegde stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder het adres van klager heeft geverifieerd met als doel het uitbrengen van een dagvaarding. De klacht stuit hierop al af. De verwijzing naar de door klager genoemde uitspraak gaat op door de gerechtsdeurwaarder terecht gestelde gronden inderdaad niet op.’

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij zich niet met de beschikking van de voorzitter kan verenigen, omdat de voorzitter ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen de ambtelijke en niet-ambtelijke werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder. Ten behoeve van die laatste werkzaamheden is het raadplegen van de GBA niet toegestaan. Nu de gerechtsdeurwaarder voor het uitbrengen van een sommatie de GBA heeft geraadpleegd heeft hij niet gehandeld zoals een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Gelet op deze handelswijze zou het ook zo kunnen zijn dat een gerechtsdeurwaarder vóór en in voorbereiding op het betekenen van een stuk de GBA-gegevens aan een advocaat ter hand stelt zodat die een sommatiebrief zou kunnen versturen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat het de gerechtsdeurwaarder is toegestaan om een sommatie te versturen als hij bij het opstellen van de dagvaarding en het nemen van een uittreksel uit de GBA constateert dat het adres waarnaar de eerdere aanmaning c.q. sommatie is verstuurd onjuist blijkt te zijn. Dit om rauwelijks dagvaarden te voorkomen. Daarnaast brengt de aard van de zaak, gelet op de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, met zich dat tot dagvaarding zou worden overgegaan indien klager in gebreke zou blijven, hetgeen in het onderhavige geval ook is gebeurd. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.