ECLI:NL:TGDKG:2015:65 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW755.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:65
Datum uitspraak: 06-05-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDW755.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Meerdere klachtonderdelen. Beslagvrije voet op nihil gesteld, niet reageren op verzoek om een afschrift van een herstelexploot; geen kopie verstrekken van de door de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder sub 1 verstrekte machtiging om de vennootschap te dagvaarden, opzij zetten overeenkomst. Drie klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. De klacht met betrekking tot de beslagvrije voet wordt aangehouden teneinde de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd in de gelegenheid te stellen te reageren.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 755.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde [     ],

beklaagde sub 1,

2. [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde sub 2.

Verloop van de procedure

Bij brief van 15 oktober 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde sub 1, hierna: de gerechtsdeurwaarder sub 1.

Bij brief van 13 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2015, alwaar de klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bij vervroeging bepaald op 6 mei 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft op 7 september 2010 van een incassobureau een dossier overgedragen gekregen met het verzoek tot dagvaarding van een vennootschap onder firma over te gaan. Klager was een van de vennoten.

b)      De dagvaarding is op 16 november 2010 uitgebracht door een aan een collega-gerechtsdeurwaarder te [     ] toegevoegde kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Omdat in de dagvaarding een niet bestaande roldatum stond vermeld, heeft de collega-gerechtsdeurwaarder een herstelexploot uitgebracht.

c)      Bij vonnis van 21 april 2011 zijn de vennootschap en de vennoten hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een geldsom. Het vonnis is op 19 mei 2011 aan de vennootschap betekend.

d)     Op 12 oktober 2011 heeft een indertijd op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder sub 1 te [     ]werkzame toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de belastingdienst. De beslagvrije voet is op nihil gesteld.

e)      Bij brief van 7 augustus 2014 heeft de gemachtigde van klager  de gerechtsdeurwaarder sub 1 een aantal vragen gesteld.

f)       Bij brief van 3 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 de brief van de gemachtigde van klager beantwoord. Vervolgens is tussen de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder sub 1 verder gecorrespondeerd bij brieven van 11 september 2014 (gemachtigde aan gerechtsdeurwaarder), 15 september 2014 (gerechtsdeurwaarder aan gemachtigde), 19 september 2014 (gemachtigde aan gerechtsdeurwaarder), 23 september 2014 (gerechtsdeurwaarder aan gemachtigde), 29 september 2014 (gemachtigde aan gerechtsdeurwaarder) en 2 oktober 2014 (gerechtsdeurwaarder aan gemachtigde).

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder sub 1 samengevat:

a.       beslag te hebben gelegd onder de belastingdienst en daarbij de beslagvrije voet op nihil te hebben gesteld zonder klager eerst te verzoeken informatie te verstrekken over zijn financiële situatie;

b.      niet te reageren op het in de brief van 29 september 2014 gedane verzoek om een afschrift van het op 17 februari 2011 uitgebrachte herstelexploot;

c.       klager geen kopie te verstrekken van de door [     ] aan de gerechtsdeurwaarder sub 1 verstrekte machtiging om de vennootschap van klager en haar vennoten te dagvaarden.

d.      Als laatste verwijt klager de gerechtsdeurwaarder sub 1 het volgende. Klager is met het incassobureau een overeenkomst aangegaan ter finale kwijting tegen betaling van € 600,00. Klager verwijst naar de bij zijn klacht overgelegde emailcorrespondentie met het incassobureau. De gerechtsdeurwaarder sub 1 stelt dat de overeenkomst is vervallen door niet nakoming van betaling. Een dergelijke voorwaarde is volgens klager niet in de overeenkomst opgenomen. Het is wettelijk niet mogelijk dat een overeenkomst met aantoonbare wilsovereenstemming door een van de partijen ongedaan wordt gemaakt. Dat is door het incassobureau gedaan en door de gerechtsdeurwaarder overgenomen. Klager verwijst naar zijn brief van 11 september 2011 aan de gerechtsdeurwaarder sub 1 waar hij op dit punt ingaat.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft allereerst aangevoerd dat klager op het punt van het gelegde beslag niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het beslag is gelegd op 12 oktober 2011 en de klacht is ingediend op 15 oktober 2014. Dat is buiten de termijn van 3 jaar waarbinnen een klacht kan worden ingediend.

3.2 De klacht is voor het overige gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De ontvankelijkheid van de klacht

4.1 Voor het indienen van een klacht bij de tuchtrechter geldt op grond van jurisprudentie van het gerechtshof Amsterdam een termijn van drie jaar. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen (ECLI:NL:GHAMS:2005:AU5261 en ECLI:NL:GHAMS:2008:BC8315).

4.2 Voor deze zaak geldt dat klager kennis had kunnen nemen van het beslag op het moment dat het proces-verbaal van het gelegde beslag aan hem is betekend. Dat is namelijk het moment waarop de geëxecuteerde volgens de wet (art. 475i Rv) op de hoogte wordt gebracht van het beslag. In zijn verweer vermeld de gerechtsdeurwaarder sub 1 dat het proces-verbaal van het gelegde beslag in persoon aan klager is betekend. Op welke datum dat exact is gedaan staat niet in het verweer vermeld en volgt ook niet uit de stukken wegens het ontbreken van het exploot van betekening. In de door klager bij zijn klacht overgelegde brief van de gerechtsdeurwaarder sub 1 van 23 september 2014 staat in alinea 14 vermeld dat het beslag in november 2011 aan klager bekend is gemaakt waarbij klager in persoon werd aangetroffen. Nu klager eerst in november 2011 kennis heeft kunnen nemen van het handelen van de gerechtsdeurwaarder waarop dit onderdeel van de klacht ziet, is de klacht naar het oordeel van de Kamer ingediend binnen de termijn van drie jaar zodat klager in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

5.2 De klacht is ingediend tegen [     ]. Omdat het dossier van klager in behandeling is geweest op het kantoor van [     ] wordt de aan dat kantoor verbonden in de aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder sub 1 als beklaagde aangemerkt. Dit omdat de verweten gedragingen, behoudens de hierna nog te bespreken klacht met betrekking tot het gelegde beslag, niet direct te herleiden zijn tot een bepaalde gerechtsdeurwaarder.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.a geldt het volgende. Eerst ter zitting is gebleken dat het beslag onder de Belastingdienst is gelegd door de in aanhef van deze beslissing vermelde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder sub 2. Deze gerechtsdeurwaarder, thans werkzaam bij [     ] gerechtsdeurwaarders te [     ], was ten tijde van het leggen van het beslag toegevoegd aan gerechtsdeurwaarder [     ], op dat moment waarnemer op het kantoor van [     ], gerechtsdeurwaarder te [     ]. Nu op grond van de wet (art. 475g lid 1 Rv) de gerechtsdeurwaarder die het beslag legt verplicht is aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt, de klacht is gericht tegen het feit dat de beslagvrije voet op nihil is gesteld en kandidaat-gerechtsdeurwaarders zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen, wordt gerechtsdeurwaarder sub 2 als beklaagde aangemerkt op dit onderdeel van de klacht. Omdat deze gerechtsdeurwaarder nog niet bij de klachtbehandeling betrokken is geweest, wordt de behandeling van de klacht op dit onderdeel aangehouden teneinde haar in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren op dit onderdeel van de klacht. Klager zal in de gelegenheid worden gesteld op het verweer van de gerechtsdeurwaarder sub 2 te reageren waarna op dit onderdeel van de klacht zal worden beslist.

5.4 Het voorgaande staat er niet aan in de weg om de klachtonderdelen gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 alvast te behandelen. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.5 Het exploot van dagvaarding is op 16 november 2010 betekend door een collega- gerechtsdeurwaarder te [     ]. Omdat klager is opgeroepen tegen een niet bestaande roldatum heeft de collega-gerechtsdeurwaarder op 17 februari 2011 een nieuw exploot aan klager uitgebracht. De gerechtsdeurwaarder sub 1 stelt niet over dat herstelexploot te beschikken omdat de verkeerde datum in de dagvaarding een fout was van zijn collega-gerechtsdeurwaarder, die het herstelexploot heeft vervaardigd en aan de vennootschap heeft betekend. Op dit punt kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder sub 1 worden vastgesteld. Klager zal zich dienen te wenden tot de gerechtsdeurwaarder die het herstelexploot heeft uitgebracht. De administratie van die gerechtsdeurwaarder omvat met betrekking tot de ambtshandelingen daartoe onder meer een register, dat in volgorde van dagtekening, de afschriften van de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte of ondertekende exploten bevat. Klachtonderdeel 2.b dient ongegrond te worden verklaard.

5.6 Dat geldt ook voor klachtonderdeel 2.c. In de dagvaarding staat vermeld dat de eisende partij, in dit geval [     ], de gerechtsdeurwaarder sub 1 als gemachtigde stelt om de betrokken zaak voor het kantongerecht te behandelen. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder sub 1 om een kopie van die machtiging gevraagd. De gerechtsdeurwaarder sub 1 stelt terecht dat klager daar geen recht op heeft. Klager staat buiten de tussen [     ] als eisende partij en de gerechtsdeurwaarder sub 1 gesloten overeenkomst. In rechte behoeft deze machtiging geen bewijs omdat bepaalde functionarissen, waaronder gerechtsdeurwaarders, worden geacht zich niet zonder deugdelijke volmacht als gemachtigde te presenteren. Dat de gerechtsdeurwaarder sub 1 klager geen kopie van de machtiging wenst te verstrekken, is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.7 Klachtonderdeel 2.d kan niet aan de gerechtsdeurwaarder sub 1 worden tegengeworpen. Het betreft hier een overeenkomst die namens [     ] is gesloten door (een medewerker van) het incassobureau. Uit de door klager overgelegde dagvaarding blijkt uit de onder 1 tot en met 8 vermelde producties dat er een buitengerechtelijk incassotraject aan de dagvaarding vooraf is gegaan waarbij de gerechtsdeurwaarder sub 1 niet betrokken is geweest, zodat dit hem tuchtrechtelijk niet kan worden verweten. Voor zover de klacht mede inhoudt dat de gerechtsdeurwaarder sub 1 geen onderzoek naar de vordering heeft gedaan alvorens klager te dagvaarden kan dit klager niet baten. De gerechtsdeurwaarder heeft het dossier in november 2010 niet ontvangen ter incasso maar met het verzoek om klager te dagvaarden. Hetgeen in de dagvaarding over de overeenkomst staat vermeld is niet het standpunt van de gerechtsdeurwaarder sub 1 maar dat van zijn cliënt. Gelet op het buitengerechtelijke traject was er geen enkele aanleiding voor de gerechtsdeurwaarder sub 1 om aan de juistheid van de vordering te twijfelen. De gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft immers niet tot taak om te beoordelen of de vordering die zijn opdrachtgever hem ter incasso aanbiedt, gegrond is. Die taak is voorbehouden aan de rechter. Klager had dit verweer dan ook moeten voeren bij de rechter. Klachtonderdeel 2.d mist feitelijke grondslag en dient ongegrond te worden verklaard.

6. De slotsom van dit alles is dat wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart klager ontvankelijk in klachtonderdeel 2.a;

-                     houdt de beslissing op dit klachtonderdeel aan tot een nader te bepalen datum;

-                     gelast de secretaris om de stukken van de zaak toe te zenden aan gerechtsdeurwaarder [     ] teneinde haar in de gelegenheid te stellen tot het geven van een schriftelijke reactie op dit onderdeel van de klacht;

-                     bepaalt dat na ontvangst van deze reactie klager binnen veertien dagen na toezending daarvan schriftelijke mag reageren;

-                     verklaart de tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 gerichte klachtonderdelen 2.b, c en d ongegrond;

-                     bepaalt dat hoger beroep van deze beslissing slechts tegelijk met de eindbeslissing kan worden ingesteld.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mrs. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn , leden, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.