ECLI:NL:TGDKG:2015:61 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet164.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:61
Datum uitspraak: 19-05-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet164.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Beslissing voorzitter op een onderdeel vernietigd en voor de rest bekrachtigd. Klacht  op een onderdeel (verzenden brief aan bewindvoerder) gegrond verklaard. Geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 februari 2015 met zaaknummer 405.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 164.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 16 mei 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 26 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beschikking van 10 februari 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

De gemachtigde van klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 februari 2015.

Bij brief van 25 februari 2015, ingekomen op 26 februari 2015 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 april 2015 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 mei 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Bij vonnissen van 6 juni 2012, 10 oktober 2012 en 13 maart 2013 zijn klaagster en haar ex-echtgenoot hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een geldsom. Bij brief van 8 mei 2013 heeft de bewindvoerder, onder toezending van een beschikking van de kantonrechter van 17 april 2013 waarbij klaagster onder bewind is gesteld, de gerechtsdeurwaarder hiervan op de hoogte gesteld met het verzoek het adres van klaagster te wijzigen in dat van de bewindvoerder. Bij brief van 26 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder aangeschreven met het verzoek de stand van zaken met betrekking tot klaagster mede te delen. Bij brief van 6 december 2013 heeft de bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder geschreven dat op het inkomen van klaagster een loonbeslag wordt geëxecuteerd door een preferente schuldenaar en het niet mogelijk is om de gerechtsdeurwaarder een voorstel tot betaling te doen. Bij brief van 28 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder verzocht om een kopie van de beschikking, waaruit opgemaakt kan worden dat klaagster onder bewind is gesteld, te doen toekomen. Bij e-mail van 7 mei 2014 heeft de

bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder kopieën doen toekomen van correspondentie die hem al in mei 2013 werd toegezonden. Op 9 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster rechtstreeks tot betaling gesommeerd onder dreiging van het aanvragen van haar faillissement.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de brief van 9 mei 2014 rechtstreeks aan haar heeft doen toekomen en niet aan haar bewindvoerder. Verder verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij de schoolkosten van het minderjarige kind ten onrechte op het vermogen van zowel klaagster als het vermogen van haar ex-echtgenoot tracht te verhalen, omdat de wederzijdse aansprakelijkheid tussen de ouders ontbreekt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder heeft verzocht om een kopie van de beschikking waaruit opgemaakt kan worden dat klaagster onder bewind is gesteld. Nu de bewindvoerder nadien de gerechtsdeurwaarder een beschikking heeft doen toekomen waaruit slechts kan worden opgemaakt dat de ex-echtgenoot van klaagster onder bewind is gesteld, kan klaagster het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat hij haar rechtstreeks heeft aangeschreven.

5.2 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel heeft de voorzitter overwogen dat dit onderdeel van de klacht betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een vonnis, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de beschikking van de voorzitter in strijd is met de onderliggende stukken. Klaagster heeft schriftelijk onderbouwd dat de

gerechtsdeurwaarder in mei 2013 is geïnformeerd over het van toepassing zijnde beschermingsbewind. In het verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt dit door hem bevestigd. Een op verzoek nagestuurde kopie van de beschikking verandert niets aan de eerder -tijdig- verstrekte en, zoals erkend door de gerechtsdeurwaarder, onvolledig verwerkte documentatie en informatie. Daarmee is de beoordeling onder punt 4.1 van de beschikking van de voorzitter in tegenspraak met de feiten en staat de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het vonnis uitvoert, daarbij de wet overtredende en tevens zijn eed deze wet te eerbiedigen, anders dan de voorzitter heeft geoordeeld wel ter beoordeling van de Kamer.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De beschikking van de voorzitter kan op een onderdeel niet in stand blijven en dient op dat onderdeel te worden vernietigd. Het betreft hier het volgende. 

7.2 De Kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarder bij brief van 7 mei 2013 door de bewindvoerder op de hoogte is gesteld van het bewind over klaagster. In zijn verweer erkent de gerechtsdeurwaarder ook dat hij van de onderbewindstelling op de hoogte was gesteld, maar dat door een menselijke fout alleen de onderbewindstelling van de ex-echtgenoot van klaagster in de dossiers is verwerkt. Gelet op de taak van de bewindvoerder dient in geval van een onderbewindstelling de bewindvoerder direct op de hoogte te worden gesteld van al hetgeen de bewindvoering aangaat (ECLI:NL: GHAMS:2014:2388). De brief aan klaagster d.d. 9 mei 2014 had dus ook aan de bewindvoerder moeten worden verstuurd. Dat een menselijke fout is gemaakt doet aan het onzorgvuldig handelen van de gerechtsdeurwaarder niet af. Dit onderdeel van de klacht is terecht voorgesteld.

7.3 De Kamer ziet, gelet op het feit dat het gaat om een enkele (niet aan de bewindvoerder verzonden) brief als gevolg van een menselijke fout die door de gerechtsdeurwaarder is erkend, geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

7.4 Ten aanzien van het overige dat door klaagster in verzet is aangevoerd, kan het verzet niet slagen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op goede gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster op dit onderdeel van de klacht niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Zowel klaagster als haar ex-echtgenoot zijn bij vonnis hoofdelijk tot betaling veroordeeld. Van het ontbreken van wederzijdse aansprakelijkheid, als door de bewindvoerder gesteld, is geen sprake. Er is dan ook voor de Kamer geen aanleiding op dit punt anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op het tweede klachtonderdeel. De Kamer zal het verzet met betrekking tot dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond voor wat betreft het eerste klachtonderdeel;

-        vernietigt de beschikking van de voorzitter op dat onderdeel;

-        verklaart de klacht op dat onderdeel gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens, en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voor het deel van de beslissing waarbij het verzet en de klacht gegrond is verklaard, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Tegen deze beslissing waarbij het verzet ongegrond is verklaard staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.