ECLI:NL:TGDKG:2015:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet754.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:6
Datum uitspraak: 20-01-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet754.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Ontruiming. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 januari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 13 augustus 2013 met zaaknummer 381.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 754.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 7 mei 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 7 juni 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 13 augustus 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 augustus 2013.

-           Bij brief, ingekomen op 28 augustus 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 december 2014 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 20 januari 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 19 januari 2012 en 21 februari 2012 is een vonnis respectievelijk arrest ten laste van klager gewezen.

-           Op 27 januari 2012 en 29 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis respectievelijk arrest aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen met daarbij de aanzegging dat op 14 maart 2012 de woning zou worden ontruimd.

-           Op 14 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder in bijzijn van een hulp officier van justitie de ontruiming geëffectueerd.

-           Op 20 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loonbeslag gelegd.

-           Bij e-mail van 25 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de partner van klager medegedeeld dat haar e-mails in goede orde zijn ontvangen en dat de proceskosten nog moeten worden voldaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: dat hij in hoger beroep geen eerlijk proces heeft gehad;

b: de gerechtsdeurwaarder loonbeslag heeft gelegd zonder hem eerst aan te manen;

c: de gerechtsdeurwaarder niet op zijn verzetbrieven heeft gereageerd;

d: de gerechtsdeurwaarder zijn inboedel na de ontruiming heeft laten opslaan in plaats van op straat te zetten;

e: de gerechtsdeurwaarder zijn inboedel tijdens de ontruiming heeft beschadigd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de bezwaren van klager tegen de inhoud van het arrest op zichzelf nimmer kunnen leiden tot het oordeel dat de executerende gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder beide uitspraken aan klager heeft betekend. Hierdoor bestaat er voor de gerechtsdeurwaarder geen verplichting tot het doen van een aanmaning voordat er beslag wordt gelegd.

5.3 Verder heeft de voorzitter overwogen dat klager zich op het standpunt stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet op zijn verzetbrieven heeft gereageerd. De gerechts-deurwaarder stelt zich op het standpunt dat hij geen verzetbrieven van klager heeft ontvangen. Bij gebreke van voldoende onderbouwing van zijn stelling door bijvoorbeeld het overleggen van kopieën van de desbetreffende brieven, is niet voldoende aannemelijk dat klager hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Van klacht-waardig handelen is dan ook naar het oordeel van de voorzitter geen sprake.

5.4 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat de gerechtsdeurwaarder bij een ontruiming van onder meer een woning uitvoering geeft aan een hem bij wet voor-geschreven taak. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeur-waarderswet is een gerechtsdeurwaarder immers te allen tijde verplicht de ambts-handelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Op grond van het bepaalde in artikel 556 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en rechtspraak van de Hoge Raad is een executerende gerechts-deurwaarder zelfs gerechtigd de inboedel uit de woning te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen.

5.5 Tot slot heeft de voorzitter overwogen dat klager in het onderhavige geval bij exploot van betekening en bevel de dag en tijdstip van de ontruiming is aangezegd. Dat klager vervolgens heeft nagelaten de woning te ontruimen dient geheel en al voor zijn rekening en risico te komen. Om die reden kan klager zich er achteraf niet over beklagen wat er met zijn inboedel is gebeurd. Dat de gerechtsdeurwaarder de inboedel heeft opgeslagen in plaats van aan de straat te zetten kan al helemaal niet als klachtwaardig handelen worden aangemerkt. Immers, als de inboedel wordt opgeslagen zal deze doorgaans minder risico lopen op beschadiging dan wel ontvreemding dan indien de inboedel aan de straat wordt gezet.

5.6 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - samengevat - aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder zijn inboedel op straat had moeten laten staan zodat iemand anders voor vervoer en opslag had kunnen zorgen zodat hoge kosten vermeden hadden kunnen worden. De keuze om de inboedel in [     ] op te slaan was niet de keuze van klager. Verder heeft klager aangevoerd dat hij de woning niet zelf had kunnen ontruimen, omdat hij in detentie was geplaatst. Ook stelt klager zich op het standpunt dat hij in hoger beroep geen eerlijk proces heeft gehad en dat de gerechtsdeurwaarder diverse klachten onbeantwoord heeft gelaten c.q. niet teruggebeld zou hebben.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stelling dat de gerechtsdeur-waarder diverse klachten onbeantwoord heeft gelaten dan wel niet zou hebben teruggebeld ondanks dat zulks zou zijn toegezegd onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mrs. A.W.J. Ros en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.