ECLI:NL:TGDKG:2015:59 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet73.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:59
Datum uitspraak: 19-05-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet73.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 december 2014 met zaaknummer 338.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 73.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 13 mei 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 25 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 30 december 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 23 januari 2015.

Bij brief van 26 januari 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 19 maart 2015 heeft klager nadere stukken overgelegd.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 april 2015 alwaar klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 mei 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een door de rechtbank Arnhem op 6 november 2006 tegen klager gewezen vonnis. Het dossier was in behandeling bij een collega van de gerechtsdeurwaarder die het vonnis op 9 februari 2006 aan klager heeft betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Nadat het dossier door de collega van de gerechtsdeurwaarder was gesloten, is het dossier op verzoek van de opdrachtgever in juli 2009 door de gerechtsdeurwaarder heropend. Dit is bij brief van 30 juli 2009 aan klager kenbaar gemaakt. Na een aantal brieven aan klager te hebben verzonden heeft de gerechtsdeurwaarder op 27 november 2010 beslag ten laste van klager gelegd. Klager is op 15 juli 2011 onder bewind gesteld. Bij brief van 18 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie aan klaagster doen toekomen. Op 13 december 2014 is ten laste van klager beslag gelegd op roerende zaken. Het van dat beslag opgemaakte proces-verbaal is op 23 december 2014 aan klager en zijn bewindvoerder betekend. Op 19 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder van klager onder meer medegedeeld dat het dossier met zijn opdrachtgever zou worden afgewikkeld.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze weigert om hem het volledige dossier toe te sturen. Als gevolg daarvan kan klager niet komen tot een goede onderbouwing van een betalingsvoorstel tegen finale kwijting. 

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft met betrekking tot de klacht overwogen dat alle relevante stukken reeds in het bezit moeten zijn van klager en zijn bewindvoerder. Hij heeft daarom geen redelijk belang bij het nogmaals opvragen van “het complete dossier”.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat dat hij eerder heeft geklaagd tegen de gerechtsdeurwaarder. Klager verwijst naar de beslissing inzake klachtnummer 396.2012. In die zaak heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat brieven niet zijn beantwoord en hij de dossierbehandeling zou aanpassen. Klager mocht er vanuit gaan dat na de uitspraak het dossier op orde zou zijn. Volgens klager betekent dit dat alle correspondentie en brieven ter beschikking zijn van de gerechtsdeurwaarder. Daarom heeft klager wederom verzocht het gehele dossier toegezonden te krijgen. Dit ter onderbouwing van een betalingsvoorstel. De gerechtsdeurwaarder stelt zich op het standpunt dat klager het dossier reeds heeft. Klager beschikt echter uitsluitend over schuldenstaten en executoriale titels. De cruciale correspondentie in het dossier waaruit blijkt dat er in het verleden allerlei miscommunicatie is geweest en brieven pas na het indienen van de klacht zijn beantwoord, zijn voor klager de grondslag om tot een betalingsvoorstel te komen. Klager heeft door het ontbreken van die stukken tot op heden geen betalingsvoorstel kunnen doen. Pas drie jaar na het verstekvonnis is door de gerechtsdeurwaarder voor het eerst actie ondernomen. Op 13 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder pas op diverse inhoudelijke schrijvens van klager gereageerd. Dit is maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag.

6.2 Door het handelen van de gerechtsdeurwaarder zijn de kosten hoog geworden. Het voorstel tot betaling dat klager, met onderbouwing van het volledig dossier had willen doen, was het volgende:

-        Het voldoen van de hoofdsom.

-        Een (1) maal betekenen

-        Een (1) maal proceskosten

-        Rente over uitsluitend de hoofdsom voor een periode van maximaal drie jaar. Uitgaande van de toenmalige rente, tenzij de huidige rente lager is.  

-        Hierover in mindering gebracht het reeds betaalde.

-        Partijen te dwingen een afbetalingsregeling, voor het eventueel nog na te betalen bedrag na verrekening, overeen te komen, die de VTLB niet overschrijdt.

6.3 Klager verzoekt de Kamer het voorstel tot finale kwijting zoals dat in dit verzetschrift is gedaan op te leggen aan partijen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 In zijn brief van 19 maart 2015 heeft klager het verzet aangevuld met nieuwe klachten. Daarin kan klager niet worden ontvangen. Vaste rechtspraak is dat nieuwe klachten niet voor het eerst in verzet kunnen worden gedaan.

7.2 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Niet valt in te zien waarom klager zonder de door hem gewenste brieven geen voorstel tot betaling had kunnen doen. In het verzet wordt een dergelijk voorstel immers gedaan. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd werpt dan ook geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. Nog los van deze uitkomst, is in het tuchtrecht geen plaats voor het door klager gedane verzoek. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn bij brief van 19 maart 2015 gedane aanvulling van het verzet;

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. Th. C.M. Hendriks - Jansen, voorzitter, en mr. C.W. Inden en M.W. de Ruijter , leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.