ECLI:NL:TGDKG:2015:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet199.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:57
Datum uitspraak: 19-05-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet199.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 3 maart 2015 met zaaknummer 937.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 199.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 17 december 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 4 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 3 maart 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 6 maart 2015.

Bij brief van 9 maart 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 april 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 mei 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder heeft sinds 18 oktober 2012 een dossier van klager in behandeling. Tussen klager en de gerechtsdeurwaarder is een regeling tot stand gekomen inhoudende dat klager vanaf februari 2014 een bedrag van € 200,00 per maand diende te voldoen. Op verzoek van klager heeft de gerechtsdeurwaarder klager enkele dagen respijt gegeven om het bedrag voor november 2014 ad € 200,00 te voldoen. Klager heeft op 1 december 2014 een bedrag van € 100,00 voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager op 1 december 2014 beslag gelegd onder de Belastingdienst op de aan klager toekomende voorlopige teruggave.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte beslag heeft gelegd, omdat klager zich aan de afgesproken afbetalingsregeling heeft gehouden. Voorts verwijt hij de gerechtsdeurwaarder dat deze niet goed communiceert.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft met betrekking tot de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat klager in zijn klacht en aanvullende stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de regeling is nagekomen en dat er ten onrechte beslag is gelegd. Indien klager de beslaglegging nog steeds niet terecht acht, kan hij zich wenden tot de gewone rechter om opheffing van het beslag te vorderen. Het is in beginsel niet aan de Kamer om een dergelijke executiegeschil te beoordelen. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat de schuldeiser kennelijk geen nadere betalingsregeling wilde treffen. Klager zou er verstandig aan doen zelf zijn betalingen goed bij te houden en te documenteren om onnodige discussie hierover te vermijden.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het gelegde beslag en de daarvoor door de gerechtsdeurwaarder aangevoerde redenen onterecht vindt. Het wordt door de gerechtsdeurwaarder zo gebracht dat klager de betalingsregeling niet is nagekomen. Dit is ten dele onjuist. In het verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt gesteld dat klager nimmer voor de beslaglegging met een voorstel tot betaling tegen finale kwijting is gekomen. Klager stelt dat dit onjuist is en verwijst naar een door hem verzonden en overgelegde email van 21 november 2014 waarin een voorstel door hem wordt gedaan. 

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat de betalingsregeling in maart 2014 tot stand is gekomen. Klager heeft maandelijks de stand van zaken gevraagd. Klager is van mening dat als wordt gevraagd naar de stand van zaken de gerechtsdeurwaarder de waarheid dient te melden. Klager heeft in november gevraagd of hij het maandbedrag later kon betalen. Klager kreeg vervolgens enkele dagen uitstel. Toen klager op 1 december 2014 een bedrag van € 100,00 overmaakte, bleek er beslag te zijn gelegd. Klager heeft nooit met de gerechtsdeurwaarder of diens opdrachtgever afgesproken dat een eventuele teruggave van de belastingdienst zou worden aangewend ter aflossing van de schuld. Per ongeluk heeft klager in december nog een keer vrijwillig  € 200,00 voldaan, terwijl hem al was medegedeeld dat het beslag zou worden gehandhaafd en hij zelf geen vrijwillige betalingen meer hoefde te verrichten. Dat bedrag zou worden teruggestort, maar dat heeft volgens klager te lang geduurd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.

7.2 Uit een door klager bij zijn klacht overgelegde e-mail van 16 december 2014 van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat klager vanaf februari 2014 € 200,00 per maand zou betalen. Tot en met november 2014 kwam dat neer op € 2.200,00. Met de (deel)betaling van € 100,00 op 1 december 2014 was een bedrag van € 1.800,00 door klager voldaan. Op 1 december 2014 was er dus een achterstand van

 € 400,00. De gerechtsdeurwaarder heeft, toen zijn opdrachtgever informeerde naar de stand van zaken, opdracht gekregen om beslag te leggen. Gegeven het feit dat er een achterstand bestond en klager in plaats van € 200,00 een bedrag van € 100,00 overmaakte kan geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden vastgesteld. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat de schuldeiser kennelijk geen geduld meer had en de gerechtsdeurwaarder opdracht gaf tot het leggen van beslag.

Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd, werpt dan ook geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

7.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. Th. C.M. Hendriks - Jansen, voorzitter, en mr. C.W. Inden en M.W. de Ruijter , leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.